Hof van Cassatie: Arrest van 27 Juli 2010 (België). RG P.10.1206.F
Summary :
Noch artikel 9bis Vreemdelingenwet, noch enige andere wettelijke bepaling, verbieden de uitvaardiging van een bevel om het grondgebied te verlaten samen met een beslissing tot teruggeleiding naar de grens en een daartoe genomen maatregel van vrijheidsberoving, op de enige grond dat de illegaal verblijvende vreemdeling die het voorwerp ervan is, aan de burgemeester van de plaats waar hij verblijft een aanvraag tot machtiging tot verblijf heeft gericht waarbij hij zich beroept op het voormelde artikel 9bis (1). (1) Cass., 5 maart 2008, AR P.08.0235.F, A.C., 2008, nr. 157.
Arrêt :
Nr. P.10.1206.F
BELGISCHE STAAT, Staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid,
Mr. François Motulsky, advocaat bij de balie te Brussel,
tegen
V. D. P. L.,
Mr. Julien Wolsey, advocaat bij de balie te Brussel.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, van 24 juni 2010.
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
Afdelingsvoorzitter Jean de Codt heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Patrick Duinslaeger heeft geconcludeerd.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Het Hof slaat geen acht op de stukken die op de griffie zijn ingekomen op 23 en 26 juli 2010, met andere woorden buiten de termijn die bij artikel 420bis, eerste lid, Wetboek van Strafvordering is bepaald.
Krachtens artikel 9bis Vreemdelingenwet, kan in buitengewone omstandigheden en op voorwaarde dat de vreemdeling over een identiteitsdocument beschikt, de machtiging tot verblijf worden aangevraagd bij de burgemeester van de plaats waar hij verblijft. Deze maakt ze over aan de minister die de toegang tot het grondgebied onder zijn bevoegdheid heeft. De minister of zijn gemachtigde beslist of er grond is om de machtiging toe te kennen, welke dan in België wordt afgegeven.
Noch deze noch enige andere wettelijke bepaling verbiedt de uitvaardiging van een bevel om het grondgebied te verlaten samen met een beslissing tot teruggeleiding naar de grens en een daartoe genomen maatregel van vrijheidsberoving, op de enige grond dat de illegaal verblijvende vreemdeling die het voorwerp ervan is, aan de burgermeester van de plaats waar hij verblijft een verblijfsaanvraag heeft gericht waarbij hij zich beroept op het voormelde artikel 9bis.
Immers, hoewel het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, artikel 62 Vreemdelingenwet alsook de artikelen 2 en 3 Wet Motivering van Bestuurshandelingen, aan degene die de maatregel tot verwijdering neemt, de verplichting opleggen om rekening te houden met alle omstandigheden van de zaak vooraleer de maatregel te nemen, kan de toezending van een op artikel 9bis gegronde verblijfsaanvraag alleen een dergelijke omstandigheid uitmaken indien de burgemeester ze daadwerkelijk aan de bevoegde overheid heeft bezorgd.
Die toezending gebeurt niet noodzakelijk meteen, vermits de behandeling van de aanvraag bijvoorbeeld kan stuiten op het verzuim om de eventueel in het gemeentereglement bepaalde heffing te betalen of op de moeilijkheden die een wijziging van verblijfplaats de met het onderzoek belaste dienst kunnen berokkenen.
De administratie kan niet verweten worden dat zij een stuk of een dossier niet in aanmerking neemt waarvan zij het bestaan niet kende en ook niet diende te kennen op het ogenblik dat het aan haar stond om te beslissen of er grond was om een politiemaatregel te nemen om een einde te stellen aan het onwettig verblijf wegens het ontbreken van een verblijfsvergunning.
Door bijgevolg de invrijheidstelling van de verweerster te bevelen, op grond dat de verzending, aan de gemeente, van een aanvraag voor een verblijf van beperkte duur waarover nog steeds geen beslissing zou zijn gevallen, twijfel doet ontstaan over de wettigheid van het bevel om het grondgebied te verlaten, schendt het arrest de artikelen 9bis en 72 Vreemdelingenwet wanneer het oordeelt dat die toezending op zich al een omstandigheid is waarmee de administratie rekening diende te houden.
Het middel is dienaangaande gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.
Veroordeelt de verweerster in de kosten.
Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, vakantiekamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Jean de Codt, de raadsheren Christine Matray, Sylviane Velu, Geert Jocqué en Filip Van Volsem, en in openbare terechtzitting van 27 juli 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Jean de Codt, in aanwezigheid van advocaat-generaal Patrick Duinslaeger, met bijstand van griffier Patricia De Wadripont.
Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Edward Forrier en overgeschreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.
De afgevaardigd griffier, De afdelingsvoorzitter,