018_01_00_01_00_rev2018_v38_KBWIB_art_18

Date :
02-11-2017
Language :
French Dutch
Size :
62 pages
Section :
Regulation
Type :
Royal decrees
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Afdeling VII. - Forfaitaire raming van anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Artikel 18, KB/WIB 92 (historisch)
Artikel 18, KB/WIB 92 (historisch)
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Effective date : 01.01.2018
Document type : Royal decrees
Title : Artikel 18, KB/WIB 92 (historisch)
Document date : 02/11/2017
Keywords : personenbelasting / beroepsinkomen / voordeel van alle aard
Document language : NL
Name : 018_01_00_01_00_rev2018_v38_KBWIB_art_18
Version : 1
Previous document   Next document   Show list of documents

 

 

Art. 18, § 3, 10, is van toepassing op de voordelen waarover een belastingplichtige vanaf 01.01.2018 beschikt

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2017

Art. 18, § 3, is van toepassing op de vanaf 01.01.2016 toegekende voordelen van alle aard

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2016

Art. 18, 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2015

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2015

Art. 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2014

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2014

Art. 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2013

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2013; is, in afwijking en met betrekking tot de toepassing van de bedrijfsvoorheffing, van toepassing op de vanaf 01.04.2013 toegekende voordelen

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2012

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2011

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2010

Van 2000 tot 2009

Van 1992 tot 1999

 

 

Art. 18, § 3, 10, is van toepassing op de voordelen waarover een belastingplichtige vanaf 01.01.2018 beschikt (art. 1 en 2, KB 02.11.2017 - B.S. 13.11.2017; Numac: 2017013902)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18
2015 2,47 2,41
2016 1,65 1,78

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22
2015 0,09 0,20
2016 0,06 0,13

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20
2015 8,16
2016 9,27

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km
2016 107 g/km 89 g/km
2017 105 g/km 87 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC, tablet, internetaansluiting, mobiele telefoon of vast of mobiel telefoonabonnement:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 72 euro's per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde vaste of mobiele PC;

- 36 euro's per jaar voor een kosteloos ter beschikking gesteld tablet of een mobiele telefoon;

- 60 euro's per jaar voor de kosteloos ter beschikking gestelde internetaansluiting, ongeacht of het vaste aansluiting is of een mobiele en ongeacht het aantal toestellen dat gebruik kan maken van die internetaansluiting;

- 48 euro's per jaar voor een kosteloos ter beschikking gesteld vast of mobiel telefoonabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2017 (art. 1 en 2, KB 24.11.2016 - B.S. 05.12.2016)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18
2015 2,47 2,41
2016 1,65 1,78

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22
2015 0,09 0,20
2016 0,06 0,13

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20
2015 8,16
2016 9,27

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km
2016 107 g/km 89 g/km
2017 105 g/km 87 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, is van toepassing op de vanaf 01.01.2016 toegekende voordelen van alle aard (art. 1 en 3, KB 20.02.2017 - B.S. 03.03.2017; Numac: 2017010758)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18
2015 2,47 2,41
2016 1,65 1,78

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22
2015 0,09 0,20
2016 0,06 0,13

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20
2015 8,16
2016 9,27

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km
2016 107 g/km 89 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2016 (art. 1 en 2, KB 09.12.2015 - B.S. 17.12.2015)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18
2015 2,47 2,41

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22
2015 0,09 0,20

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20
2015 8,16

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km
2016 107 g/km 89 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2015 (art. 1 en 3, KB 22.02.2016 - B.S. 25.02.2016)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18
2015 2,47 2,41

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22
2015 0,09 0,20

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i =

-------------------------

      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20
2015 8,16

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2015 (art. 1 en 2, KB 16.12.2014 - B.S. 22.12.2014)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km
2015 110 g/km 91 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2014 (art. 1 en 3, KB 22.02.2015 - B.S. 02.03.2015)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20
2014 4,16 3,18

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23
2014 0,10 0,22

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80
2014 9,20

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.900 EUR (geïndexeerd bedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 940 EUR (geïndexeerd bedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 850 EUR (geïndexeerd bedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 430 EUR (geïndexeerd bedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2014 (art. 1 en 2, KB 24.01.2014 - B.S. 29.01.2014)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km
2014 112 g/km 93 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 1, b, c, 2°, en d, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2013 (art. 1 en 3, KB 21.02.2014 - B.S. 26.02.2014)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

 

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32
2013 4,45 3,20

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17
2013 0,12 0,23

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50
2013 8,80

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR (basisbedrag) per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast;

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2013; is, in afwijking en met betrekking tot de toepassing van de bedrijfsvoorheffing, van toepassing op de vanaf 01.04.2013 toegekende voordelen (art. 1 en 2, KB 03.04.2013 - B.S. 08.04.2013)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

 

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

 

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

 

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.

 

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

 

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

 

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

 

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

 

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
Kalenderjaar Voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor Voertuigen met dieselmotor
2012 115 g/km 95 g/km
2013 116 g/km 95 g/km

 

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2012 (art. 1, 2 en 3, KB 23.02.2012 - B.S. 28.02.2012; art. 1 en 3, KB 01.03.2013 - B.S. 07.03.2013)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67
2012 4,63 3,32

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21
2012 0,14 0,17

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50
2012 9,50

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 3,8.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel wordt geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 EUR per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 EUR per jaar.

De in het eerste lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast;

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

9. (...)

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2011 (art. 2 en 3, KB 03.12.2009 - B.S. 10.12.2009; art. 1 en 3, KB 04.03.2012 - B.S. 08.03.2012)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92
2011 5,14 3,67

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30
2011 0,17 0,21

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00
2011 8,50

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 2.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

a) aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders: het voordeel wordt geraamd op:

- verwarming: 1.640 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 820 EUR per jaar;

b) aan andere verkrijgers: het in aanmerking te nemen voordeel wordt vastgesteld op:

- verwarming: 820 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 410 EUR per jaar.

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

Het voordeel is gelijk aan het aantal voor persoonlijk gebruik afgelegde kilometers vermenigvuldigd met het CO2-uitstootgehalte per kilometer van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig, vervolgens vermenigvuldigd met de coëfficiënt CO2eur.

De CO2eur-coëfficiënt bedraagt 0,00210 EUR per gram CO2 voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor, en 0,00230 EUR per gram CO2 voor voertuigen met dieselmotor.

De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.

Voor de vaststelling van het voordeel mag het aantal kilometers voor een jaar evenwel niet lager zijn dan 5.000 en, per weerhouden kilometer, mag het voordeel niet lager zijn dan 0,10 EUR.

De in het tweede lid opgenomen bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober 2009 (111,07, basis 2004). Deze bedragen worden elk jaar op 1 januari aangepast volgens de volgende formule: elk basisbedrag wordt vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn en gedeeld door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober 2009.

De geïndexeerde bedragen worden afgerond tot op een honderdduizendste van een euro naargelang het cijfer van de miljoensten al of niet 5 bereikt.

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.

top pagina

 

Art. 18, § 3, is van toepassing op de voordelen van alle aard toegekend vanaf 01.01.2010 (art. 1 en 3, KB 03.12.2009 - B.S. 10.12.2009; art. 1, 2 en 4, KB 10.01.2010 - B.S. 15.01.2010; art. 1 en 3, KB 07.02.2011 - B.S. 11.02.2011)

 

§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:

1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten In aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgd Andere leningen
  %
1950 en 1951 5,50
1952 en 1953 5,75
1954 tot 1956 5,50
1957 5,75
1958 6,00
1959 en 1960 5,50
1961 en 1962 5,75
1963 5,25
1964 5,50
1965 en 1966 6,25
1967 6,50
1968 7,25
1969 7,50
1970 8,00
1971 8,75
1972 7,00
1973 6,75
1974 7,50
1975 9,00
1976 en 1977 8,75
1978 en 1979 8,50
1980 9,50
1981 12,00
1982 13,50
1983 11,50
1984 (tot 31 mei 1984) 11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984) 10,75 11,75
1985 9,50 9,75
1986 7,50 7,50
1987 7,25 7,25
1988 7,25 7,00
1989 7,25 7,00
1990 9,50 9,25
1991 10,25 10,25
1992 9,25 8,25
1993 8 7,65
1994 7,25 7,10
1995 7 6,75
1996 6,50 6,50
1997 6,00 6,00
1998 5,75 5,75
1999 5,75 5,50
2000 5,75 6,50
2001 5,60 6,10
2002 5,75 5,60
2003 4,85 4,80
2004 4,95 4,60
2005 4,89 3,90
2006 4,94 4,30
2007 5,46 4,90
2008 5,58 5,40
2009 5,19 4,30
2010 4,69 3,92

 

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 pct., behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 EUR, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 pct., wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 pct. in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 pct. van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 pct. van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is gesloten Maandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financieren Andere leningen
1985 0,62 0,62
1986 0,44 0,49
1987 0,40 0,49
1988 0,38 0,46
1989 0,38 0,46
1990 0,45 0,54
1991 0,55 0,60
1992 0,46 0,46
1993 0,42 0,48
1994 0,40 0,47
1995 0,35 0,40
1996 0,30 0,35
1997 0,25 0,30
1998 0,25 0,35
1999 0,23 0,30
2000 0,28 0,33
2001 0,26 0,32
2002 0,26 0,33
2003 0,26 0,33
2004 0,23 0,30
2005 0,22 0,29
2006 0,21 0,31
2007 0,24 0,36
2008 0,25 0,36
2009 0,22 0,32
2010 0,20 0,30

 

- ofwel op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

 

 

      p x 24 x n
i = -------------------------
      n + 1    

 

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden

 

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt In aanmerking te nemen referentievoet (pct)
1981 11
1982 13
1983 13
1984 13
1985 12
1986 9,75
1987 8,75
1988 8,25
1989 9,50
1990 12,75
1991 12,75
1992 12
1993 10,50
1994 9,25
1995 8,25
1996 7,25
1997 7,00
1998 7,25
1999 6,75
2000 7,9
2001 8,60
2002 8,00
2003 7,40
2004 7,60
2005 8,00
2006 8,20
2007 10,40
2008 11,20
2009 10,30
2010 9,00

 

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.

2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60 of 100/90 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed naargelang het een gebouwd of een ongebouwd onroerend goed betreft.

In afwijking van het vorige lid wordt, voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan die ter beschikking worden gesteld door rechtspersonen, het voordeel als volgt vastgesteld:

a) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed kleiner is dan of gelijk is aan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 1,25;

b) indien het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed groter is dan 745 EUR: 100/60 van het kadastrale inkomen van het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed, vermenigvuldigd met 2.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van  de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 EUR, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 EUR per dag of 266,40 EUR per jaar.

4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

a) aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders: het voordeel wordt geraamd op:

- verwarming: 1.480 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 740 EUR per jaar;

b) aan andere verkrijgers: het in aanmerking te nemen voordeel wordt vastgesteld op:

- verwarming: 740 EUR per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 370 EUR per jaar.

5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 EUR per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.

6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelen Per dag Per jaar
Eerste maaltijd (ontbijt) 0,55 EUR 198,00 EUR
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd) 1,09 EUR 392,40 EUR
Derde maaltijd (avondmaal) 0,84 EUR 302,40 EUR
Huisvesting, verwarming, verlichting 0,74 EUR 266,40 EUR
Totaal 3,22 EUR 1.159,20 EUR

 

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 EUR per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig als bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

Het voordeel is gelijk aan het aantal voor persoonlijk gebruik afgelegde kilometers vermenigvuldigd met het CO2-uitstootgehalte per kilometer van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig, vervolgens vermenigvuldigd met de coëfficiënt CO2eur.

De CO2eur-coëfficiënt bedraagt 0,00210 EUR per gram CO2 voor voertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotor, en 0,00230 EUR per gram CO2 voor voertuigen met dieselmotor.

De voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes beschikbaar zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden, indien ze worden aangedreven door een benzine-, LPG- of aardgasmotor, gelijkgesteld met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 205 g/km, en, indien ze worden aangedreven door een dieselmotor, met de voertuigen met een CO2-uitstootgehalte van 195 g/km.

Voor de vaststelling van het voordeel mag het aantal kilometers voor een jaar evenwel niet lager zijn dan 5.000 en, per weerhouden kilometer, mag het voordeel niet lager zijn dan 0,10 EUR.

De in het tweede lid opgenomen bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober 2009 (111,07, basis 2004). Deze bedragen worden elk jaar op 1 januari aangepast volgens de volgende formule: elk basisbedrag wordt vermenigvuldigd met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk het nieuwe bedrag van toepassing zal zijn en gedeeld door het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand oktober 2009.

De geïndexeerde bedragen worden afgerond tot op een honderdduizendste van een euro naargelang het cijfer van de miljoensten al of niet 5 bereikt.

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC of internetaansluiting:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 180 EUR per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde PC;

- 60 EUR per jaar voor de internetaansluiting en het internetabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.