Cour du Travail: Arrêt du 6 février 2012 (Bruxelles). RG 2011/ab/00999

Date :
06-02-2012
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Case law
Source :
Justel F-20120206-5
Role number :
2011/ab/00999

Summary :

Un débiteur étranger en séjour illégal, qui en raison de sa situation administrative doit quitter le territoire beige, n'a pas l'intérêt requis pour demander en justice son admission au règlement collectif de dettes. II est en effet dans 1'impossibilité de satisfaire aux obligations qui lui seront imposées dans le cadre de cette procédure et qui s'étaleront sur plusieurs années, notamment l'obligation de collaborer activement avec le médiateur de dettes.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

rep.nr ARBEIDSHOF TE BRUSSEL

─────────

BESCHIKKING

BESCHIKKING UITGESPROKEN IN RAADKAMER

6 FEBRUARI 2012.

11e KAMER

COLLECTIEVE SCHULDENREGELING - toelaatbaarheid

eenzijdig

definitief

In de zaak :

B. R.,

Appellant, die op de openbare terechtzitting wordt vertegenwoordigd door meester SCHOOLMEESTERS Esther, advocaat te Aarschot,

* * *

*

Na beraad, spreekt het arbeidshof te Brussel volgend arrest uit:

Gelet op de stukken van de rechtspleging en meer bepaald op:

- het voor eensluidend verklaard afschrift van de bestreden beschikking, uitgesproken op tegenspraak, in de raadkamer van de arbeidsrechtbank te Leuven op 3 oktober 2011;

- het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 31 oktober 2011;

- de voorgelegde stukken;

De verzoeker werd gehoord in de mondelinge uiteenzetting van zijn middelen en conclusies in raadkamer op 5 december 2011, in voortzetting gesteld op 2 januari 2012, waarna de debatten werden gesloten en de zaak voor uitspraak werd gesteld op heden.

* *

*

I. FEITEN EN RECHTSPLEGING

1. De heer R. B. legde op 2 september 2011 bij de griffie van de arbeidsrechtbank te Leuven een verzoekschrift neer om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling.

Na een schrijven van 5 september 2011, waarbij bijkomende inlichtingen werden gevraagd over zijn verblijfstatuut, verklaarde de arbeidsrechtbank te Leuven bij beschikking van 3 oktober 2011 dit verzoek niet toelaatbaar, omdat zijn verblijfsrecht op 11 juli 2011 werd beëindigd en hij het bevel kreeg om het land te verlaten.

2. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 31 oktober 2011, tekende de heer B. hoger beroep aan, omdat hij op 30 september 2011 een verzoekschrift tot nietigverklaring had neergelegd bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen tegen de beslissing van de gemachtigde van de staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid van 11 juli 2011.

In overeenstemming met artikel 39/79 §1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen kan in afwachting van een eindbeslissing geen maatregel tot verwijdering tegenover hem worden genomen. Hij argumenteert dat tot dan zijn verzoek om toegelaten te worden tot de collectieve schuldenregeling toelaatbaar dient te worden verklaard.

3. Bij arrest nr. 70.930 van 29 november 2011 heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het beroep van de heer B. definitief verworpen.

II. BEOORDELING

1. Het hoger beroep van de heer B. werd tijdig ingesteld en voldoet aan de ontvankelijkheidvereisten, wat overigens niet wordt betwist. Het hoger beroep kan ontvankelijk worden verklaard.

2. Door de beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 29 november 2011 is op definitieve wijze een einde gesteld aan het verblijfsrecht van de heer B. met bevel om het grondgebied te verlaten.

Dit houdt in dat de heer B. terug dient te keren naar zijn thuisland Slowakije.

3. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een administratief rechtscollege en het hof is gebonden door het gezag van gewijsde van bovenvermelde beslissing.

4. De wetgeving collectieve schuldenregeling beoogt aan personen met een overmatige schuldenlast een menswaardig bestaan aan te reiken door mits het nakomen van de met de menswaardigheid verenigbare inspanningen een nieuwe start ( de zgn. fresh start) mogelijk te maken. (Parl. St. Kamer, 1996-97, nr. 1073/1 en 1074/1, 17; K. Broeckx, B. De Groote en S. Voet, Grondige revisie van de collectieve schuldenregeling, TPR 2007, 1550)

Hiertoe dient de verzoeker bereid te zijn om in nauwe samenwerking met de schuldbemiddelaar gedurende meerdere jaren de regels van het (minnelijk of gerechtelijk) aanzuiveringplan na te leven.

5. De heer B. dient terug te keren naar Slowakije en hij beschikt daardoor niet over het vereiste belang om een dergelijke aanvraag te doen.

Op grond van artikel 17 en 18 Ger. W. moet het belang persoonlijk, reeds verkregen en dadelijk zijn, maar tevens moet het belang om in rechte op te treden gewettigd zijn en moet de aan de rechter voorgelegde vordering getuigen van een rechtmatig belang. ( Cass. 23 december 2008, Pas. 2008, afl. 12, 3057)

Zo getuigt een vordering die geen gevolg kan hebben, niet van een wettig beschermd belang.( J. Petit, Sociaal procesrecht, ICA, Die Keure, 2000, p. 74, nr. 62)

6. Uit wat vastgesteld werd in de randnummers 2 tot en met 4 volgt dat met zekerheid vaststaat dat de heer B. in de onmogelijkheid is om uitvoering te geven aan de jarenlange verplichtingen die zullen worden opgelegd in het kader van de collectieve schuldenregeling, waarbij hij nauw dient te kunnen samenwerken met een schuldbemiddelaar.

Indien de heer B. door het vinden van werk of anderszins in staat zou zijn om zijn verblijfsrecht te regulariseren, dan staat het hem vrij om op dat ogenblik een nieuw verzoek te formuleren, dat op dat ogenblik kan beoordeeld worden als naar recht.

7. Het hoger beroep is ongegrond.

OM DEZE REDENEN,

HET ARBEIDSHOF,

Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24,

Recht doende op eenzijdig verzoek.

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk, doch ongegrond,

Bevestigt de bestreden beschikking.

Kosteloze procedure.

Aldus gewezen door de elfde kamer en ondertekend door:

L. Lenaerts, raadsheer;

Bijgestaan door

K. Maes, afgevaardigd griffier.

L. Lenaerts, K. Maes.

en uitgesproken in de raadkamer van de elfde kamer van het arbeidshof te Brussel op 6 februari tweeduizend en twaalf door :

L. Lenaerts raadsheer

Bijgestaan door

K. Maes afgevaardigd griffier.

L. Lenaerts, K. Maes.