Hof van Beroep: Arrest van 22 Mei 2012 (Brussel). RG 2009AR206

Date :
22-05-2012
Language :
Dutch
Size :
5 pages
Section :
Case law
Source :
Justel N-20120522-5
Role number :
2009AR206

Summary :

De vermelding van spoedeisendheid in de dagvaarding is geen vereiste voor de ontvankelijkheid van de vordering, maar voor de bevoegdheid van de voorzitter in kort geding met toepassing van artikel 584, 2de lid Ger. W. Het werkelijk aanwezig zijn van spoedeisendheid raakt aan de grond van de vordering. Een vordering is spoedeisend wanneer een onmiddellijke beslissing wenselijk is om een schade van bepaalde omvang dan wel ernstige ongemakken te voorkomen. Het is de gevraagde maatregel die urgent moet zijn. Het kort geding is in beginsel een buitengewone procedure en wordt door de eiser die zich op klaarblijkelijk bedreigde rechten beroept slechts op legitieme wijze gebruikt wanneer hij aantoont dat zonder de vandaag door hem gevorderde doeltreffende maatregel, zijn rechten onherstelbaar geschaad, of minstens ernstig bedreigd zouden worden. In beginsel wordt de urgentievereiste door de rechter in beroep beoordeeld op het ogenblik van de uitspraak.

Arrêt :

Add the document to a folder () to start annotating it.

ARREST

Het Hof van Beroep te BRUSSEL, eerste kamer, na beraadslaging, spreekt volgend arrest uit :

Rep. Nr. 2012/

A.R. nr. 2009/KR/206

INZAKE VAN :

De NATIONALE KAMER DER GERECHTS-DEURWAARDERS VAN BELGIË, waarvan de zetel gevestigd is te 1060 BRUSSEL, Henri Jasparlaan 93,

appellant tegen een beschikking uitgesproken door de uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op 29 juni 2009,

vertegenwoordigd door Meester Peter VERSTRAETEN, advocaat te 2018 ANTWERPEN, Kielsevest 2-4,

1ste kamer

TEGEN :

De heer P. V.,

geïntimeerde, vertegenwoordigd door Meester M. BOUTEN loco Meester Guy HUYBENS, advocaat te 1030 BRUSSEL, Generaal Wahislaan 268/1,

SAMENVATTING:

De vermelding van spoedeisendheid in de dagvaarding is geen vereiste voor de ontvankelijkheid van de vordering, maar voor de bevoegdheid van de voorzitter in kort geding met toepassing van artikel 584, 2de lid Ger. W. Het werkelijk aanwezig zijn van spoedeisendheid raakt aan de grond van de vordering.

Een vordering is spoedeisend wanneer een onmiddellijke beslissing wenselijk is om een schade van bepaalde omvang dan wel ernstige ongemakken te voorkomen. Het is de gevraagde maatregel die urgent moet zijn. Het kort geding is in beginsel een buitengewone procedure en wordt door de eiser die zich op klaarblijkelijk bedreigde rechten beroept slechts op legitieme wijze gebruikt wanneer hij aantoont dat zonder de vandaag door hem gevorderde doeltreffende maatregel, zijn rechten onherstelbaar geschaad, of minstens ernstig bedreigd zouden worden.

In beginsel wordt de urgentievereiste door de rechter in beroep beoordeeld op het ogenblik van de uitspraak.

1 De procedure

In dit arrest oordeelt het hof over het hoger beroep tegen een vonnis van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel in kort geding van 29 juni 2009.

De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, waaronder artikel 24, zijn nageleefd.

Het arrest wordt gewezen na tegenspraak.

Partijen verklaren dat het vonnis niet werd betekend. Het hoger beroep is tijdig en regelmatig naar vorm ingesteld.

2 De feiten

De eerste rechter heeft de relevante feiten correct en volledig weergegeven als volgt:

"

Eiser P. V. werd in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder bij beslissing van de VASTE RAAD van de NATIONALE KAMER DER GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE op 18 november 2005 aangewezen als beheerder van de op te richten vzw DATA Gerechtsdeurwaarders. Die vzw werd opgericht op 12 oktober 2006 door de verschillende arrondissementskamers van gerechtsdeurwaarders met als maatschappelijk doel "de organisatie, onder mandaat van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders van België, van de informatieverwerking en het databeheer binnen het kader van de opdrachten die aan de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders en de gerechtsdeurwaarders in het algemeen worden toebedeeld." (project e-gerechtsdeurwaarder).

De vzw heeft op 1 februari 2007 samen met de NATIONALE KAMER DER GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE een informaticacontract GERECHTSDEURWAARDERS SERVICE BUS HUISSIERS DE JUSTICE, afgekort GSBH, afgesloten met de bvba LINK INTERNATIONAL met als doel de constructie en het beheer van een nationale moulinette server waarmee alle gerechtsdeurwaarders zich zouden moeten verbinden "als uniek kanaal langs hetwelk alle opzoekingen en connecties dienen te geschieden met de verschillende bestaande en nog op te richten authentieke bronnen en databases in het bijzonder en met de verschillende e-government projecten in het algemeen."

In de uitvoering van voornoemd informatica project ontstonden blijkbaar een aantal problemen, die aanleiding gaven tot een petitie ondertekend door een groep van ca. 200 gerechtsdeurwaarders (van de ca. 520 Belgische gerechtsdeurwaarders) die de wijze waarop het e-project werd beheerd bekritiseerde en in twijfel trok.

Ingevolge deze petitie heeft de Vaste Raad van de Nationale Kamer op haar vergadering van 19 februari 2009 beslist om een drieledige audit te organiseren (juridisch, financieel en technisch) over het project e gerechtsdeurwaarder. Op 10 juni 2009 hebben de drie daartoe door de Vaste Raad aangestelde deskundigen elk hun verslag met conclusie overgemaakt aan de NATIONALE KAMER DER GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE, te weten prof. CLAEYS (juridisch), bedrijfsrevisor WALKIERS (financieel) en Ir. G. (technisch).

"

3 Het onderwerp van de vordering

3.1

Voor de eerste rechter vorderde de heer V. aanvankelijk:

- aan de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE verbod op te leggen om de Buitengewone Algemene Vergadering van 20 juni 2009 doorgang te laten vinden, op verbeurte van een dwangsom van 1.000.000,00 euro, onverminderd schadevergoeding;

- te zeggen voor recht "dat elke Algemene of Buitengewone Algemene Vergadering of vergadering van de Vaste Raad van de NKGB met betrekking tot bespreking en stemming project e-gerechtsdeurwaarder in zijn totaliteit, vanaf heden dient uitgesteld te worden tot er een nieuw onafhankelijk technisch auditrapport project e gerechtsdeurwaarder wordt opgesteld door een nieuwe tussen belanghebbende partijen overeen te komen onafhankelijke expert of bij gebreke aan overeenkomst door een door de rechtbank nog aan te stellen gerechtelijk expert, op straffe van een dwangsom van 100 000 euro per vastgestelde overtreding";

- verbod op te leggen "om het verslag van de heer G. nog te bespreken, gebruiken of te verspreiden aan wie ook, op straffe van een dwangsom van 50.000,00 euro per vastgestelde overtreding";

- de heer V. te "machtigen de tussen te komen beslissing mee te delen aan elke derde, wanneer zou blijken dat deze derde ondertussen in kennis werd gesteld, integraal of ter titel van informatie de inhoud werd meegedeeld, van het verslag G.";

Nadat de vergadering van 20 juni 2009 was doorgegaan herformuleerde de heer V. zijn vordering in zijn laatste conclusie tot:

- "alvorens de vergadering van de Vaste Raad d.d. 30 juni 2009 - doorgang kan vinden, een gerechtsdeskundige te horen aanstellen met opdracht de door eiser gestelde vragen te beantwoorden in een binnen de drie maanden na zijn aanstelling door de gerechtsdeskundige ter griffie neer te leggen verslag",

- aan de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE "verbod op te leggen om het verslag van de heer G. te gebruiken of te verspreiden aan derden, anderen dan de gerechtsdeurwaarders, leden van de NKGB, op verbeurte van een dwangsom van 50 000 euro per vastgestelde overtreding.

- de heer V. te machtigen "de tussen te komen beslissing mee te delen aan elke derde, wanneer zou blijken dat deze derde ondertussen in kennis werd gesteld, integraal of ten titel van informatie, van de inhoud van het verslag G.".

De NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE concludeerde tot de niet-ontvankelijkheid, minstens de ongegrondheid van de vordering.

3.2

De eerste rechter besliste:

"Voor zover hem de gelegenheid wordt geboden om minstens gedurende een half uur ten aanzien van de Vaste Raad zelf de punten toe te lichten die het voorwerp uitmaken van de volgens hiernavolgende formulering aan de gerechtsdeskundige toe te vertrouwen opdracht, komt de vordering van eiser V. niet gegrond voor.

Ingeval aan de heer V. die mogelijkheid niet geboden wordt, zal de Vaste Raad over het project e-gerechtsdeurwaarder en de positie van eiser daarin geen regelmatige beslissing kunnen nemen dan na verslag van gerechtsdeskundige Luc LUTIN, burgerlijk ingenieur, te 8511 Aalbeke, Preisbergstraat 44A, bvba Amodis, die wordt aangesteld met als opdracht (...) een verslag op te stellen omtrent het informaticaluik van het GSBH projet van de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders in volgende punten (...)."

"Aan de NATIONALE KAMER DER GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE wordt verbod opgelegd om, alvorens de Vaste Raad een regelmatige beslissing heeft kunnen nemen over het project e-gerechtsdeurwaarder en de positie van eiser daarin, het verslag van de heer G. te gebruiken of te verspreiden aan derden, anderen dan de gerechtsdeurwaarders, leden van de NKGB, op straffe van een dwangsom van 50 000 euro per vastgestelde inbreuk.

Eiser V. wordt gemachtigd onderhavige beslissing mee te delen aan elke derde, wanneer zou blijken dat deze derde ondertussen in kennis werd gesteld, integraal of ten titel van informatie, van de inhoud van het verslag G.."

De zaak werd voor verdere behandeling in voortzetting gesteld en de beslissing over de kosten werd aangehouden.

3.3

Op de vergadering van de Vaste Raad van 30 juni 2009 heeft de heer V. een toelichting kunnen houden van 30 minuten. Op de zitting van 16 juli 2009 heeft de eerste rechter vastgesteld dat er bijgevolg geen deskundige werd aangesteld.

3.4

In hoger beroep herneemt de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE haar oorspronkelijk verweer.

De heer V. concludeert tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

Bij incidenteel hoger beroep vraagt hij de aanstelling van een deskundige; op de zitting van 6 februari 2012 verklaart de heer V. echter dat hij afstand doet van zijn incidenteel hoger beroep. Tussen partijen is een procedure over de grond hangende, en daarin is reeds een deskundige aangesteld.

4 De gronden van de beslissing en het antwoord op de middelen van de partijen

4.1 De grond van het hoger beroep

Anders dan de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE voorhoudt, heeft de heer V. belang bij zijn vordering, die er in wezen toe strekte hem toe te laten zijn standpunt te verdedigen vooraleer de NATIONALE KAMER VAN GERECHTS-DEURWAARDERS VAN BELGIE een beslissing nam.

De NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE werpt op dat de vordering niet ontvankelijk is wegens gebrek aan hoogdringendheid, omdat de heer V. in zijn dagvaarding de hoogdringendheid alleen steunde op de nabijheid van de algemene vergadering van 20 juni 2009.

De vermelding van spoedeisendheid in de dagvaarding is geen vereiste voor de ontvankelijkheid van de vordering, maar voor de bevoegdheid van de voorzitter in kort geding met toepassing van artikel 584, 2de lid van het Gerechtelijk Wetboek. Het werkelijk aanwezig zijn van spoedeisendheid raakt aan de grond van de vordering.

Een vordering is spoedeisend wanneer een onmiddellijke beslissing wenselijk is om een schade van bepaalde omvang dan wel ernstige ongemakken te voorkomen . Het is de gevraagde maatregel die urgent moet zijn . Het kort geding is in beginsel een buitengewone procedure en wordt door de eiser die zich op klaarblijkelijk bedreigde rechten beroept slechts op legitieme wijze gebruikt wanneer hij aantoont dat zonder de vandaag door hem gevorderde doeltreffende maatregel, zijn rechten onherstelbaar geschaad, of minstens ernstig bedreigd zouden worden.

In beginsel wordt de urgentievereiste door de rechter in beroep beoordeeld op het ogenblik van de uitspraak.

De algemene vergaderingen van 20 en 30 juni 2009 zijn uiteraard voorbij, en de heer V. heeft op de algemene vergadering van 30 juni 2009 een uiteenzetting gehouden en heeft daar met confraters discussie gevoerd over het verslag van de heer G. . De door de eerste rechter voorwaardelijk geformuleerde aanstelling van deskundige is dus zonder voorwerp geworden.

Het verbod opgelegd aan de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE om het verslag van de heer G. te gebruiken "alvorens de Vaste Raad een regelmatige beslissing heeft kunnen nemen over het project e-gerechtsdeurwaarder en de positie van eiser daarin" is eveneens zonder voorwerp geworden, aangezien de Vaste Raad op 30 juni 2009 een regelmatige beslissing heeft genomen zoals bedoeld door de eerste rechter (dat wil zeggen na het horen van de heer V.) met name de inrichting van een ad hoc commissie , en op 30 juli 2009 het mandaat van de heer V. met betrekking tot het project e-gerechtsdeurwaarder heeft "afgeschaft". Dit is gemeld aan de heer V. bij brief van 6 augustus 2009 . Ook de machtiging aan de heer V. om de beslissing mee te delen aan elke derde, wanneer zou blijken dat deze derde "ondertussen" in kennis werd gesteld van het verslag van de heer G., is uiteraard zonder voorwerp geworden.

Bij de beoordeling in hoger beroep is het deel van de vordering dat is toegestaan dus evident zonder spoedeisendheid. De vordering is vandaag dus ongegrond.

Terecht heeft de eerste rechter evenwel aangenomen dat er op het ogenblik van zijn beoordeling spoedeisendheid bestond, ook al was dat na de vergadering van 20 juni 2009 met het oog waarop de heer V. in eerste instantie had gedagvaard. Het deel van de vordering dat is toegestaan strekte immers tot spoedige vrijwaring van de rechten van de heer V., die zonder een onmiddellijke maatregel geschonden konden worden. Of de eerste rechter daarbij vermocht ambtshalve motieven aan te vullen, is in graad van beroep zonder belang, nu partijen in hoger beroep over de motieven van de beslissing tegenspraak kunnen voeren.

De door de eerste rechter genomen maatregel, de aanstelling van een deskundige indien de heer V. niet zijn standpunt kon toelichten, komt ook het hof terecht voor. Het blijkt immers dat de heer V. niet de kans kreeg om te reageren op de auditverslagen en in het bijzonder dat van de heer G., terwijl dit laatste, zoals de eerste rechter het formuleert, "uitgaat van suggestieve formuleringen die vernietigend zijn voor de positie van eiser in het kader van het project e-gerechtsdeurwaarder en de resultaten die deze daarin gerealiseerd heeft". Aangezien wellicht een beslissing zou worden genomen die geïnspireerd was door de auditverslagen en aangezien die beslissing op grond van die verslagen een rechtstreekse impact had op de opdracht van de heer V. en de waardering van zijn persoon, kon de heer V. aanspraak maken op de uitoefening van zijn recht van verdediging door middel van een hoorrecht.

De door de eerste rechter genomen maatregel houdende verbod van gebruik van het verslag van de heer G. of van mededeling ervan aan anderen dan de gerechtsdeurwaarders, die lid zijn van de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE, komt daarentegen voor als onnodig voor de uitoefening van het recht van verdediging van de heer V.. De verspreiding van stukken die de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE in aanmerking zou kunnen nemen bij haar beslissing hoefde niet uitgesloten te worden nu de heer V. zijn standpunt zou kunnen laten gelden ten aanzien van de vergadering. De "openbaarheid van bestuur" van de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE prevaleerde in dit geval op de kritiek van de heer V. op het bedoelde verslag. Overigens lijkt dit verbod ook mogelijk onwerkzaam, nu de gerechtsdeurwaarders zelf uiteraard wel het verslag konden gebruiken of verspreiden onder derden.

OM DEZE REDENEN,

HET HOF,

Rechtdoende op tegenspraak,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken;

Verklaart het hoger beroep van de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE ontvankelijk en gegrond als volgt:

Hervormt het vonnis voor zover het oordeelt over de grond van de vorderingen, en verklaart de vordering tot het opleggen van een verbod aan de NATIONALE KAMER VAN GERECHTSDEURWAARDERS VAN BELGIE om het verslag van de heer G. te gebruiken of te verspreiden aan derden ongegrond.

Laat de beslissing over de kosten aan de rechter ten gronde.

Begroot de kosten van het hoger beroep

- in hoofde van appellante op euro 1.459 (139 rolrecht + 1.320 rechtsplegingsvergoeding), en

- in hoofde van geïntimeerde op euro 1.320 rechtsplegingsvergoeding.

Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op

22/05/2012

waar aanwezig waren en zitting hielden :

Astrid DE PREESTER, Voorzitter,

Evrard JANSSENS DE BISTHOVEN, Raadsheer,

Marc DEBAERE, Raadsheer,

bijgestaan door Viviane DE VIS, Griffier.

V. DE VIS M. DEBAERE

E. JANSSENS DE BISTHOVEN A. DE PREESTER