Arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles dd. 15.09.1995

Date :
15-09-1995
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
2 pages
Section :
Régulation
Type :
Belgian justice
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

Convention double imposition

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles dd. 15.09.1995
Arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles dd. 15.09.1995
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles dd. 15.09.1995
Tax year : 2005
Document date : 15/09/1995
Document language : FR
Name : B 95/29
Version : 1
Court : appeal

Arrêt de la Cour d'appel de Bruxelles dd. 15.09.1995

Convention double imposition - Pays-Bas - Frontalier - Qualité travailleur administrateur

En vertu de la convention préventive de la double imposition conclue avec les Pays-Bas, le non-habitant du royaume qui recueille des rémunérations en Belgique en vertu d'un contrat de travail conclu avec une société belge tout en y exerçant un mandat d'administrateur ne peut plus revendiquer le statut de travailleur frontalier. Il est sans importance que le mandat soit rémunéré ou non.

6e Kamer

Voorzitter: de heer Delvoie
Raadsheren: de heer Van Herck, de heerMaffei
Advocaten: mr. Lacroix, mr. De Smet locomr. Houthuys
Partijen: S.B., bediende, tegen de Belgische Staat

F.R. 154/91

Gezien de fiscale voorziening, tesamen met de aanzegging ervanneergelegd ter griffie van het hof op 27 maart 1991, engericht tegen de directoriale beslissing van 21 februari 1991,aan de belastingplichtige bekendgemaakt op dezelfde dag, waarbijdiens bezwaarschriften werden afgewezen, ingediend tegen deaanslagen in de belasting der niet-verblijfhouders, gevestigd onderkohiernummers 9702515, 9701934 en 0701852 voor de aanslagjaren1988 en 1989 en voor de bedragen van 544.620 F, 278.929 Fen 69.646 F;


F.R. 266/91

Gezien de fiscale voorziening, tesamen met de aanzegging ervanneergelegd ter griffie van het hof op 23 mei 1991, en gerichttegen de directoriale beslissing van 24 april 1991, aan debelastingplichtige bekendgemaakt op dezelfde dag, waarbij diensbezwaarschrift werd afgewezen, ingediend tegen de aanslag in debelasting der niet-verblijfhouders, gevestigd onderkohiernummer 9702493 voor het aanslagjaar 1987 en voor hetbedrag van 434.190 F;


F.R. 209/92

Gezien de fiscale voorziening, tesamen met de aanzegging ervanneergelegd ter griffie van het hof op 15 april 1992, engericht tegen de directoriale beslissing van 10 maart 1992,aan de belastingplichtige bekendgemaakt op dezelfde dag, waarbijdiens bezwaarschrift werd afgewezen, ingediend tegen de aanslag inde belasting der niet-verblijfhouders, gevestigd onderkohiernummer 1700055 voor het aanslagjaar 1990 en voor hetbedrag van 279.723 F;


* * *


Overwegende dat de drie zaken voor een goede rechtsbedelingdienen gevoegd;


* * *


Overwegende dat de fiscale voorzieningen ontvankelijkzijn;


* * *


Overwegende dat in de zaak 154/91 de gewestelijke directeurvaststelde dat het bezwaar met betrekking tot de aanslagingekohierd onder nummer 9701934 laattijdg ingediend werd en dusonontvankelijk is;


Overwegende dat verzoeker hiertegen aanvoert dat deAdministratie het bewijs niet levert van de aanvang van de termijnvan bezwaar en, ondergeschikt, dat het bezwaar op grond vanartikel 277 § 1 W.I.B./64 dient ingewilligd;


Overwegende dat verzoeker evenwel niet voorhoudt hetaanslagbiljet niet ontvangen te hebben, of het te hebben gekregenop een ogenblik dat het hem onmogelijk was een tijdig bezwaar in tedienen; dat de op het kohieruittreksel vermelde datum vanverzending behoudens tegenbewijs overeenstemt met de datum vaneffectieve verzending; dat de loutere formele betwisting vanafwezigheid van aangetekende zending en van ander bewijs van deaanvang van de termijn dan de op het aanslagbiljet vermelde datumvan verzending, niet volstaat;


* * *


Overwegende dat de betwisting ten gronde betrekking heeft opde vraag of de bezoldigingen die verzoeker, niet-rijksinwoner,bekomt uit zijn beroepsactiviteit in de schoot van een in Belgiëgevestigde vennootschap (N.V. I.), in België belastbaar zijn alsbezoldigingen van werkend vennoot, hetgeen de Administratievoorhoudt, dan wel niet in België belastbaar zijn als bezoldigingen(en onkostenvergoedingen) uit hoofde van een arbeidsovereenkomsttussen de vennootschap en verzoeker, die te dezen aanspraak maaktop het statuut van grensarbeider;


Overwegende dat verzoeker voorhoudt dat hij weliswaar naastzijn arbeidsovereenkomst als bediende-opzichter, enige bron vanberoepsinkomsten, in de vennootschap eveneens een mandaat vanbestuurder uitoefent, maar dat dit mandaat onbezoldigd is hetgeenstatutair vastligt (enkel het mandaat van afgevaardigd bestuurder,dat een andere bestuurder uitoefent, is bezoldigd);


Overwegende dat artikel 15 § 4 van hetBelgisch-Nederlands dubbelbelastingverdrag de toepassing van hetstatuut van grensarbeider (art. 15, § 3, 1°)uitdrukkelijk uitsluit «op inkomsten als bedoeld in deartikelen 16 ...»);


Overwegende dat artikel 16, § 2 de «tantièmes,presentiegelden en andere beloningen verkregen door een inwoner vanNederland die lid is van de raad van beheer (...) van eenvennootschap op aandelen die inwoner is van België» viseert, die«in België mogen worden belast»;


Overwegende dat deze bepalingen alle andere beloningen van eenlid van de raad van beheer van een Belgische N.V. omvat en geenonderscheid maakt naargelang deze beloning al dan niet verkregen iswegens het uitoefenen van dat mandaat;


Overwegende dat aldus de toepassing van het statuut vangrensarbeider uitdrukkelijk uitgesloten is door het verdrag(art. 15, § 4);


OM DEZE REDENEN,


HET HOF,


Rechtsprekend na tegenspraak;


Gelet op artikel 24bis van de Wet van 15 juni 1935op het gebruik der talen in gerechtszaken;


Gehoord in openbare terechtzitting voorzitter raadsheer G.Delvoie in zijn verslag;


Voegt de zaken ingeschreven in de fiscale rol onder denummers 154/91, 266/91 en 209/92 samen;


Verklaart de fiscale voorzieningen ontvankelijk dochongegrond;


Wijst verzoeker ervan af en veroordeelt hem tot de kosten vande voorziening, zoals in strafzaken vereffend op3.129 F.