Décision anticipée n° 700.244 dd. 21.08.2007

Date :
21-08-2007
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
11 pages
Section :
Régulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

Impôt des personnes physiques

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Décision anticipée n° 700.244 dd. 21.08.2007
Décision anticipée n° 700.244 dd. 21.08.2007
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Décision anticipée n° 700.244 dd. 21.08.2007
Tax year : 0
Document date : 21/08/2007
Keywords : Impôt des personnes physiques
Document language : FR
Name : 700.244

700.244

Décision anticipée n° 700.244 dd. 21.08.2007


   Impôt des personnes physiques
   Plus-value
   Plus-value sur actions
   Patrimoine privé
   Gestion normale du patrimoine privé


Résumé

La demande vise à obtenir une décision anticipée sur la question de savoir si l'apport envisagé, à la valeur du marché, des participations dans les sociétés SA A, SA B, SA C, SA D, SA E, SA F et SA G dans les sociétés SPRL X, SPRL Y et SPRL Z par respectivement M. X, M. Y et Mme Z, peut être considéré comme une opération de gestion normale du patrimoine privé comme visé à l'article 90, 1°, CIR 92.

Il est décidé que les opérations envisagées ne peuvent pas être considérées comme spéculatives et que, vu les engagements des demandeurs, l'article 90, 1°, CIR 92 ne sera pas appliqué.

La décision est publiée uniquement dans la langue dans laquelle la demande a été introduite.

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen of de geplande inbreng tegen marktwaarde van de deelnemingen in de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G in de vennootschappen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z door respectievelijk de heer X, de heer Y en mevrouw Z kwalificeren als verrichtingen van normaal beheer van privé-vermogen zoals bedoeld in artikel 90, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92).

II. Omschrijving van de verrichting

II.A. Beschrijving van de activiteiten van de aanvragers en de betrokken vennootschappen

Identiteit en activiteiten van de betrokken partijen

2. NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G hebben een vastgoedactiviteit in België.

3. NV B is ontstaan ingevolge de partiële splitsing van NV BB. Voor deze verrichting verleende de Dienst voorafgaande beslissingen in fiscale zaken een voorafgaand akkoord.

4. Zowel de heren Y en X als mevrouw Z (de aanvragers) bezitten elk 33,33% van de aandelen NV A, NV B, NV C, NV D en NV E, 18,62% van de aandelen NV F en 1,60% van de aandelen NV G. Zij oefenen tevens bestuursmandaten uit in diverse vennootschappen.

5. De aanvragers bezitten samen alle aandelen van de NV B, de NV C en de NV D. In de NV A, de NV E en de NV F bezitten naast de aanvragers ook hun ouders, 2 aandelen. Bovendien zijn, naast het aandelenbezit van de aanvragers zelf, 44,12% van de aandelen van de NV F in handen van de NV B en 95,20% van de aandelen van de NV G in handen van de NV H.

Historiek van de vennootschappen

6. De vader van X, Y en Z startte met z'n broer de exploitatievennootschap W op

7. Na verloop van tijd begon er naast de plaatselijke uitbreiding ook een geografische expansie. Momenteel heeft de groep verschillende vestigingen.

8. Los van de 'klassieke' exploitaties, is er in de loop der jaren ook een onroerend vermogen opgebouwd, onder meer door overname van diverse vennootschappen die actief zijn in de onroerend goed sector, namelijk commerciële verhuring van winkelpanden en projectontwikkeling. Het beheer van deze onroerende goederen staat volledig los van de klassieke exploitaties. De vennootschappen die actief zijn in de onroerend goed sector, los van de klassieke exploitaties, zijn de volgende:

1. NV B (nà partiële splitsing) met onderliggende vennootschappen NV F en NV I;
2. NV D met rechtstreekse deelnemingen en onrechtstreekse deelnemingen;
3. NV E;
4. NV A met onderliggende vennootschappen NV H en NV G;
5. NV C met deelneming in NV K en NV L;
6. NV F met deelneming in NV I.

9. De aandelen van bovenvermelde vennootschappen zijn reeds meer dan 10 jaar in het bezit van de aanvragers, hoofdzakelijk via familiale regeling (schenkingen door de ouders aan de kinderen).

10. De aanvragers hebben de wens om het beheer van deze vennootschappen te centraliseren in de recent opgerichte holdingvennootschappen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z, afgescheiden van de klassieke exploitaties. Deze exploitatievennootschappen worden niet bij de verrichting betrokken omdat de opvolgingsregeling hier nog niet is uitgewerkt.

11. Daarnaast, bezitten enkele vennootschappen onroerende goederen die aangewend worden in het kader van de klassieke exploitaties.

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting

Geplande inbreng

12. De verrichtingen waarover het voorafgaandelijk akkoord wordt gevraagd zijn de volgende:

12.1. Inbreng van 99,99% van de aandelen NV A door:

o de heer X: 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.2. Inbreng van 100% van de aandelen NV B door:

o de heer X: 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 1/3 van de andelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.3. Inbreng van 100% van de aandelen NV C door:

o de heer X: 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.4. Inbreng van 100% van de aandelen NV D door:

o de heer X: 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 1/3 van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.5. Inbreng van 99,99% van de aandelen NV E door:

o de heer X: 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 33,33% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.6. Inbreng van 55,87% van de aandelen NV F door:

o de heer X: 18,62% van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 18,62% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 18,62% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

12.7. Inbreng van 4,80% van de aandelen NV G door:

o de heer X: 1,60% van de aandelen met waarde EUR in BVBA X
o de heer Y 1,60% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Y
o mevrouw Z 1,60% van de aandelen met waarde EUR in BVBA Z

13. Bovendien is het de bedoeling om kort na de voormelde inbrengen in de drie holdingvennootschappen, de onroerende goederen die worden aangewend in het kader van de klassieke exploitatie via een inbreng in natura onder te brengen in de NV M (waarvan de aandelen in handen zijn van de aanvragers en van de ouders) die momenteel het beheer waarneemt van de onroerende goederen die in het kader van de exploitatie van BVBA W worden gebruikt. NV M bezit thans onroerende goederen in eigendom die ter beschikking gesteld worden aan BVBA W. NV M doet niet aan projectontwikkeling noch houdt zij zich bezig met commerciële verhuring van panden aan derden.

14. Er zal bijgevolg een juridische afscheiding ontstaan tussen het onroerend goed dienstig voor de klassieke exploitaties en het onroerend goed dat bestemd is voor commerciële verhuur aan derden & projectontwikkeling.

15. De aanvragers nemen het engagement op zich dat gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de inbreng van de aandelen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G:

15.4. geen kapitaalvermindering door BVBA X, BVBA Y en BVBA Z wordt doorgevoerd;

15.5. geen kapitaalvermindering door NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G wordt doorgevoerd, tenzij die middelen door BVBA X, BVBA Y en BVBA Z worden gebruikt voor bijvoorbeeld nieuwe investeringen of financiering van andere groepsvennootschappen of verbonden ondernemingen, zonder dat deze geldmiddelen mogen doorstromen naar de aandeelhouders natuurlijke personen;

15.6. de dividenduitkeringen door NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G niet wijzigen ten overstaan van vroeger. Er mogen toch hogere dividenden worden uitgekeerd indien wordt aangetoond dat de dividenduitkeringen worden gebruikt voor bijvoorbeeld nieuwe investeringen of financiering van andere groepsvennootschappen of verbonden ondernemingen. De hogere dividenduitkeringen mogen echter niet doorvloeien naar de aandeelhouders natuurlijke personen. De hogere dividenden mogen ook worden gebruikt voor de betaling van aandeelhouders die wensen uit te treden voor zover de dividenduitkeringen worden gebruikt voor de terugbetaling van een lening of de aflossing van een rekening-courant die werd aangegaan voor de uitkoop van sommige aandeelhouders. De terugbetaling van de lening of de aflossing van de rekening-courant moet echter wel over een voldoende lange periode worden gespreid, te weten minimaal vijf jaar.

15.7. de door NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G betaalde managementfees, bedrijfsleidersbezoldigingen, enzovoort, zullen overeenstemmen met de vroegere bedrijfsleidersbezoldigingen. De geldstroom vanuit NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G naar BVBA X, BVBA Y en BVBA Z mag hoger zijn dan de vroegere bedrijfsleidersbezoldigingen indien blijkt dat hier daadwerkelijk prestaties tegenover staan (bijvoorbeeld boekhouding, personeel) die vroeger op het niveau van de werkmaatschappijen werden verricht en nu door de holdings worden uitgevoerd (eventueel met overdracht van het betrokken personeel) én marktconform worden doorgerekend.

Bestuursvergoedingen

16. Momenteel worden er bestuursvergoedingen aan vennootschappen toegekend door:

  • NV A aan de NV O,
  • NV D aan de NV M
  • NV F aan de NV M.
  • NV B aan de BVBA N
  • NV P aan de BVBA N

17. Het ligt in de bedoeling van de aanvragers om BVBA X, BVBA Y en BVBA Z als bestuurders te benoemen van NV A, NV D, NV F, NV B en NV P in de plaats van NV O, NV M en BVBA N.

18. De bestuursvergoedingen zullen na de inbrengverrichtingen dan uiteraard aan BVBA X, BVBA Y en BVBA Z worden betaald in plaats van aan de huidige vennootschappen-bestuurders.

19. De NV BB, waaruit recent de NV B is ontstaan ingevolge partiële splitsing, kende géén bedrijfsleiderbezoldiging toe aan haar persoonlijke bestuurder, de vader van de aanvragers. De bezoldiging aan de vennootschap bestuurder BVBA N van waarde EUR per maand, die tot bestuurder werd benoemd, zal na de inbreng verder betaald worden aan de holdingvennootschappen die in de plaats van BVBA N als bestuurder zullen benoemd worden . De aanvragers zijn van mening dat een globale vergoeding van waarde EUR per jaar aan BVBA X, BVBA Y en BVBA Z samen als een marktconforme vergoeding kan aanvaard worden.

20. De BVBA N werd tot bestuurder benoemd in NV P en ontvangt een maandelijkse bezoldiging van waarde EUR. Deze bezoldiging zal na de inbreng verder betaald worden aan de holdingvennootschappen die in de plaats van BVBA N als bestuurder zullen benoemd worden. De aanvragers zijn van mening dat een globale vergoeding van waarde EUR per jaar aan BVBA X, BVBA Y en BVBA Z samen als een marktconforme vergoeding kan aanvaard worden.

21. De drie holdingvennootschappen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z werden na de recente overname van een aantal vennootschappen, in elk van die vennootschappen tot bestuurder benoemd. Uit deze vennootschappengroep ontvangen zij elk een bestuursbezoldiging van waarde EUR op jaarbasis. Deze bestuursvergoedingen zullen nà de inbrengverrichtingen worden doorbetaald aan de holdings. De aanvragers zijn van mening dat deze bestuursvergoedingen als marktconform kunnen aanvaard worden.

Naleving van de sperperiode inzake overdracht van de in ruil voor de aandelen NV B verkregen aandelen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z

22. De NV B is recent ontstaan ingevolge de partiële splitsing van NV BB. Hiervoor werd een voorafgaande beslissing bekomen voor zover de verrichting geen overdracht beoogde van de nieuw uitgegeven aandelen van de NV B en van de bestaande aandelen NV BB.

23. Vermits de aandelen van de NV B in de drie holdings zullen ingebracht worden, wordt het engagement aangegaan om de in voormelde beslissing gestelde voorwaarden na te leven m.b.t. de in ruil te verkrijgen nieuwe aandelen van BVBA X, BVBA Y en BVBA Z.

Waardebepaling

24. Gezien het actief van de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G louter onroerende goederen omvat, alsook deelnemingen in vennootschappen die op hun beurt louter onroerende goederen op hun actief hebben, menen de aanvragers dat de werkelijke waarde van voormelde vennootschappen gelijk is aan de werkelijke waarde van het onroerend patrimonium onder aftrek van een belastinglatentie.

25. Alle onroerende goederen op het actief van NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G alsook van hun dochters werden door onafhankelijke deskundigen geschat. Op basis van de geschatte waarde van het onroerend patrimonium werden de waarden van de vennootschappen bepaald.

26. Aangezien een bedrijfsrevisor geen deskundige is in de schatting van onroerend goed zélf, menen de aanvragers dat de werkelijke waarde van de vennootschappen best kon bepaald worden door vooreerst een schatting van de onroerende goederen te laten verrichten door een deskundige terzake.

27. De inbreng in de drie holdings zal via notariële akte gebeuren. In het kader van de inbreng in natura zal het vereiste verslag van de bedrijfsrevisor opgesteld worden. De verrichting zal dus integraal gebeuren in overeenstemming met de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen.

III. Motivering van de aanvraag

A. Algemeen

28. De participaties in de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G behoren tot het privé-patrimonium van de aanvragers. De voorgenomen transacties kaderen in het normaal beheer van hun privé-vermogen en hebben betrekking op vennootschappen waarvan de aandelen sinds zeer geruime tijd deel uitmaken van de familie.

29. Bovendien is het al tientallen jaren de gangbare praktijk om, indien men verschillende vennootschappen bezit, alle aandelen in een holdingvennootschap onder te brengen, waarlangs men dan de eigendom, het beheer, de leiding van de onderliggende vennootschappen (ook na het overlijden) organiseert.

B. Specifieke verantwoording

FINANCIËLE BEWEEGREDENEN

CENTRALISATIE FINANCIERINGEN

30. Indien de aanvragers hun aandelen in een holding onderbrengen, kunnen de holdings toekomstige overnames en nieuwe investeringen financieren met middelen uit de onderliggende vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G.
De holdings kunnen ook optreden als interne financier van de onderliggende vennootschappen zonder dat er leningposities tot stand komen tussen de verschillende groepsvennootschappen, wat complexiteit en een gebrek aan transparantie met zich meebrengt.

SPREIDING RISICO'S

31. De verwerving van deelnemingen door exploitatievennootschappen (bijv. de projectontwikkeling), brengt een ongewenste risico-accumulatie met zich mee. Immers, de verworven deelneming is alsdan onderhevig aan het bedrijfsrisico en bijgevolg vatbaar voor realisatie door de curator mocht de investerende vennootschap failliet verklaard worden. In de praktijk kunnen dergelijke ongewenste resultaten enkel vermeden worden door een holdingvennootschap op te richten.

32. Momenteel bezitten NV A, NV B (nà partiële splitsing), NV C, NV D en NV F reeds deelnemingen in andere vennootschappen die in dezelfde sector actief zijn. Deze huidige aandeelhouderstructuur is door de jaren heen gegroeid. Het is echter de wens van de aanvragers om toekomstige overnames niet langer door een bestaande exploitatievennootschap te laten geschieden gezien zij een eenvoudigere en transparantere groepsstructuur wensen aan te houden door deelnemingen in holdingvennootschappen te centraliseren.

33. Uit de jaarrekeningen van de in te brengen vennootschappen blijkt dat de hoofdactiviteit van elke in te brengen vennootschap bestaat uit de exploitatie (verhuur) van vastgoed en niet uit het houden van aandelen. Het aanhouden van participaties is historisch gegroeid in functie van de aanwezigheid van beschikbare liquiditeiten in elke vennootschap. Dergelijke wildgroei willen de aanvragers in de toekomst vermijden door de nieuwe investeringen vanuit de holdingvennootschappen te laten verrichten.

34. Het is duidelijk dat dit doel niet kan bereikt worden door een van de bestaande vennootschappen als holdingvennootschap te gebruiken. Dan worden de vastgoedactiviteiten inderdaad verder vermengd met het aanhouden van participaties zodat alle participaties onderworpen blijven aan het risico van de vastgoedactiviteiten.

35. Zoals vermeld is de hoofdactiviteit van de in te brengen vennootschappen trouwens niet deze van holdingvennootschap zoals blijkt uit de balansen van de in te brengen vennootschappen rekening houdende met de werkelijke waarden van het vastgoed en de deelnemingen. De inbreng van de andere participaties in deze vennootschappen zou de feitelijke hoofdactiviteit bijgevolg veranderen zonder nochtans aan de gewenste doelstelling te kunnen tegemoet te komen.

36. De bestaande vennootschappen kunnen enkel tot een holdingvennootschap worden omgevormd door de inbreng van de verhuurde onroerende goederen in een dochtervennootschap. Door deze inbreng zou wel aan de doelstelling kunnen worden tegemoetgekomen maar hier dient onmiddellijk gewezen te worden op de praktische problemen van de keuze voor deze werkwijze. In de rechtsleer wordt er namelijk op gewezen dat de overdracht van een onroerend goed of een geheel van onroerende goederen doorgaans niet als bedrijfstak wordt beschouwd. Aangezien de in te brengen goederen in principe niet kwalificeren als tak van werkzaamheid, komt dergelijke inbreng met betaling van aanzienlijke registratierechten en meerwaardebelasting in de praktijk niet voor overweging in aanmerking.
Bovendien voldoet dergelijke inbreng ook niet aan de vooropgestelde doelstellingen zoals verder toegelicht onder de familiale motieven.

KREDIETWAARDIGHEID

37. De aanvragers menen bovendien dat door de holdingstructuur het ook mogelijk zal zijn om op groepsniveau betere voorwaarden te bekomen bij toekomstige kredietonderhandelingen.

38. In dat kader zullen de latente meerwaarden op de diverse onroerende goederen van de betrokken vennootschappen in de holdingvennootschappen tot uitdrukking gebracht worden en door de inbreng van een aantal onroerende goederen ook worden gerealiseerd. Door de uitdrukking van de werkelijke waarde van het onroerend patrimonium, zullen derden een getrouwer beeld krijgen van de vermogenstoestand van de groep. Hierdoor zullen financiële instellingen over accuratere informatie beschikken waardoor bij toekomstige overnames waarbij externe financiering gewenst zou zijn, ongetwijfeld betere kredietvoorwaarden zullen kunnen bekomen worden. Bovendien laat deze structuur toe om te lenen zowel op het niveau van het project als op het niveau van de holdingvennootschappen.

FAMILIALE MOTIEVEN

KEUZE VOOR DRIE HOLDINGVENNOOTSCHAPPEN

39. Indien de aandelen van voormelde vennootschappen in één enkele holdingvennootschap zouden gecentraliseerd worden, dient de meerderheid van de aanvragers-aandeelhouders akkoord te gaan met de beleggingen en investeringen die door de holding verricht zouden worden.

40. Het is de bedoeling van de huidige generatie familiale aandeelhouders om het opgebouwde familiale vermogen enerzijds gezamenlijk te blijven beheren en om dit gezamenlijk beheer structureel te verankeren en anderzijds om ook de mogelijkheid te creëren om de inkomsten uit dit familiaal vermogen elk afzonderlijk te kunnen beheren.

41. Het feit dat elk familielid zijn eigen holding opricht laat toe om beide doelstellingen perfect te combineren. Het wordt hierdoor inderdaad mogelijk om de aan de holdings uitgekeerde winsten te beleggen in eigen projecten waar de andere familieleden eventueel niet in geïnteresseerd zijn. Het feit dat deze mogelijkheid gecreëerd wordt, zal het gezamenlijk beheer nog versterken en op langere termijn kunnen verankeren. Dergelijke organisatie van het gezamenlijk beheer laat inderdaad toe om het vermogen beter te laten renderen door gezamenlijk beheer zonder anderzijds uit te sluiten dat elk familielid ook zijn eigen projecten kan ontwikkelen wat de onderlinge verstandhouding en samenhang op lagere termijn enkel kan ten goede komen.
Zonder deze mogelijkheid is de kans op familiale twisten veel groter, wat een negatieve invloed zou hebben op het beheer van het vermogen. Teneinde te vermijden dat het gezamenlijk beheer van het vermogen in het gedrang komt, wensen de aanvragers liever hun aandelen elk in hun eigen holding te centraliseren. Aldus zal het ieder van de aanvragers mogelijk zijn om via hun eigen holding autonoom, naar eigen wensen en inzichten, te beleggen en te investeren.

42. De keuze voor drie holdingvennootschappen laat met andere woorden toe om problemen te voorkomen die zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid zullen stellen.
Ook deze doelstelling kan niet bereikt worden indien gekozen wordt voor inbreng in een bestaande holding want dan blijven alle familieleden noodgedwongen samen in dezelfde holdingvennootschap.

43. Het belang van deze overweging kan moeilijk overschat worden en wordt hierna verder toegelicht.

44. Vooreerst is het zo dat X een grotere interesse heeft in het uitbreiden van de portefeuille dan Y en Z. Laatstgenoemden focussen zich voornamelijk op de operationele, aan de groep gelinkte, activiteiten.

45. Daarenboven ambiëren de kinderen ook vastgoedobjecten met een iets ander profiel.
X heeft bijvoorbeeld heel sterke belangstelling voor vastgoed in het buitenland. Deze belangstelling bestaat niet bij de andere familieleden die verkiezen te investeren op vertrouwd terrein. Nog recent heeft hij in het buitenland enkele interessante contacten gelegd voor de ontwikkeling van mogelijke projecten.

46. Gezien het risico, de afstand, de grote inspanningen om dergelijke projecten te realiseren, hebben de kinderen niet allen dezelfde motivatie om dergelijke projecten op te starten. Indien X er niet in slaagt om de andere familieleden te overtuigen van dergelijke investeringen, blijft de enige mogelijkheid om dit in zijn eigen vennootschap te doen.

47. Naast de locatie, is er ook de omvang van aan te gane projecten. Zo lijkt een grootschalige aankoop van een winkel op een toplocatie mis te lopen omdat één van de aanvragers moeite heeft met de omvang van de transactie.

AANDEELHOUDERSVERANKERING

48. Door te opteren voor een holding met als vennootschapsvorm een BVBA, zal het familiaal karakter van de holding behouden blijven. Er bestaan immers wettelijke en statutaire regels die de overdracht van aandelen binnen een BVBA beperken.

49. Gezien de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G allen naamloze vennootschappen zijn, zijn de aandelen ervan vrij overdraagbaar. Dit impliceert dat de aandeelhouders momenteel hun aandelen zondermeer aan een derde kunnen overdragen wat ten zeerste ongewenst is.

50. In de BVBA-holdingstructuur is het zo dat de aandelen enkel vrij overgedragen kunnen worden aan de in de statuten aangeduide personen, zijnde de kinderen van de vennoten. Voor elke andere aandelenoverdracht is de goedkeuring nodig van minstens de helft van de vennoten, op voorwaarde dat zij drie vierden van het kapitaal in handen hebben na aftrek van de over te dragen aandelen.

51. In het kader van aandeelhoudersverankering, zullen de aanvragers elk op één aandeel inschrijven in elkaars holdingvennootschap, met dien verstande dat naderhand het vruchtgebruik van die aandelen zal verkocht worden aan de ouders.

52. Na inbreng van de aandelen van NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G in de holdingvennootschappen BVBA X, BVBA Z en BVBA Y zullen de familiale aandeelhouders bijgevolg de zekerheid hebben dat de aandelen van de holdingvennootschap, in handen van een eventuele uittredende aandeelhouder, binnen de familie kunnen blijven. Immers, bij een overdracht aan een derde zal het voorkooprecht spelen voor de mede-minderheids-familie aandeelhouder en bij niet uitoefening van het voorkooprecht, dient de kandidaat overnemer nog als vennoot aanvaard te worden, welke weigering niet gemotiveerd dient te worden.

53. Er is tevens voorzien dat de beslissingen op een algemene vergadering worden genomen met een gewone meerderheid van stemmen, behoudens bij de bijzondere en buitengewone algemene vergaderingen waar de beslissingen genomen worden volgens de voorwaarden bepaald in het Wetboek van vennootschappen én behoudens beslissingen tot herstructurering van de vennootschap (omzetting in andere rechtsvorm, fusie, splitsing), welke slechts zullen kunnen genomen worden indien àlle aandeelhouders aanwezig zijn en er alsdan beslist wordt met unanimiteit van stemmen.
Aldus zal er een garantie zijn dat een of meer van de aanvragers niet tot een ongewenste herstructurering kan beslissen gezien daarvoor instemming vereist is van de mede-familiale-minderheidsaandeelhouders (de ouders als vruchtgebruiker).

54. Wat de aandelen van de werkvennootschappen betreft, daar kan gesteld worden dat iedere aandelenoverdracht de mede-ondertekening vereist van derde zaakvoerders dus inclusief de 'pater familias', zoals hierna gesteld. Tevens zal er tussen de drie holdings een syndicaatovereenkomst ondertekend worden inzake overdrachtsbeperkingen van de aandelen die tot de financiële vaste activa van de holdings behoren. Deze overeenkomst kan later eventueel aangevuld worden met statutaire overdrachtsbeperkingen binnen iedere vennootschap, waarvan de holdings aandelen aanhouden. De syndicaatovereenkomst heeft als doel om uit te sluiten dat bepaalde deelnemingen zomaar het familievermogen kunnen verlaten.

55. Samenvattend, zal er zowel op het niveau van de aandelen ingebracht in de holdings een overdrachtsbeperking zijn ingevolge de syndicaatovereenkomst, en op niveau van de holdings zelf ingevolge de rechtsvorm van een BVBA (besloten karakter), het gekruist aandeelhoudersschap en de statutaire bepalingen in de BVBA holdings.

56. De beperkte aandelenoverdraagbaarheid is eveneens belangrijk bij het aantrekken van derden investeerders. In de mate dat derde-aandeelhouders op het niveau van de holding zouden mee participeren, zijn zij gebonden door de voorwaarden die gelden voor de BVBA. Voor specifieke projecten zullen derden op het niveau van de projectvennootschap kunnen participeren, en zullen deze derden eveneens dienen toe te treden tot de syndicaatovereenkomst of zullen zij gebonden worden door de statutaire overdrachtsbeperkingen die in de statuten zullen opgenomen worden.

BESTUUR

57. Een holding onder de vorm van een BVBA biedt, rekening houdend met voormelde familiale omstandigheden, meer mogelijkheden aangezien er vennootschapsrechtelijk in een BVBA specifieke regelingen voorzien kunnen worden die de beste garanties bieden voor de continuïteit van de onderneming. In een BVBA kunnen in de statuten de zaakvoerder en de opvolgende zaakvoerder(s) nominatief aangeduid en benoemd worden voor een onbeperkte termijn. In een NV is een dergelijke regeling niet mogelijk.

58. Er is voorzien dat in elk van de drie holdings de vader van de aanvragers tot statutair zaakvoerder benoemd wordt, samen met de respectievelijke aanvrager-inbrenger. De moeder zal aangeduid worden als statutair opvolgend zaakvoerder bij ontslag of overlijden van de vader.
Beide zaakvoerders zullen in principe gezamenlijk optreden, waarbij in een zaakvoerdersraad machtiging wordt verleend aan elke zaakvoerder afzonderlijk om de vennootschap te vertegenwoordigen voor verrichtingen van dagelijks beleid (naar banken en bedrijven die een openbare nutsvoorziening aanbieden behelst dit ondermeer: het openen van alle rekeningen bij de banken of bij het bestuur der postcheques, op de geopende of te openen rekeningen alle verrichtingen doen en goedkeuren, de rekeningen opzeggen of afsluiten en het saldo innen, zonder beperking van bedrag, de vennootschap vertegenwoordigen voor alle verrichtingen bij de bedrijven die een openbare nutsvoorziening aanbieden, zoals spoorwegen, post, telefoon, water en andere, zonder beperking van bedrag).

59. Deze regeling impliceert dat voor verrichtingen die niét behoren tot het dagelijks beleid, ondermeer de verkoop of aankoop van financiële vaste activa, de beide zaakvoerders zullen dienen te ondertekenen. Er zal bijgevolg, naast de syndicaatovereenkomst, op bestuursvlak een bijkomende garantie zijn dat er géén ongewenste verkopen of aankopen van financiële vaste activa gebeuren.

60. Voormelde regeling is bijzonder belangrijk aangezien de huidige aandeelhouders er alle belang bij hebben om gedurende langere termijn te blijven samenwerken. Het is dan ook absoluut vereist om een ijzersterke familiale regeling uit te werken waarin ook de gevolgen worden opgenomen van ernstige gebeurtenissen zoals overlijden.
Dit laatste kan enkel op het niveau van het bestuur worden uitgewerkt in een vennootschapsvorm zoals deze van een BVBA waar via een goed uitgewerkte opvolgingsregeling de continuïteit van het bestuur binnen de familie kan worden gegarandeerd, ongeacht wie de erfopvolgers zijn.

61. Tenslotte bieden de holdings het grote voordeel dat een familiale regeling slechts één maal moet worden uitgewerkt op het niveau van de holdings en niet in elke vennootschap die momenteel in het bezit is van de familiale aandeelhouders.

62. Overwegende dat:

62.1. de inbreng tegen marktwaarde van de deelnemingen in de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G in de vennootschappen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z door de heer X, de heer Y en mevrouw Z, een juridische herschikking betreft die voornamelijk is ingegeven door familiale beweegredenen die erop gericht zijn om via onder meer de statutaire regeling van het bestuur de continuïteit en eenheid van beheer voor langere termijn te verzekeren;

62.2. op geen enkel ogenblik er op korte en middellange termijn effectieve verrijking in hoofde van de aanvragers zal plaatsvinden;

62.3. de nieuwe structuur de groep in staat stelt om het eigen vermogen en de financiële draagkracht en transparantie aanzienlijk te verbeteren, en om overnames te realiseren hetzij nieuwe investeringen te verrichten via BVBA X, BVBA Y en BVBA Z en deze zodoende beter af te schermen van de andere vennootschappen die economisch niet verbonden zijn met de overgenomen vennootschappen en/of nieuwe investeringen;

62.4. de waarde van de vennootschappen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G en hun onderliggende vennootschappen werd bepaald op basis van schattingen van het onroerend patrimonium door deskundige schatters,

zijn de aanvragers van mening dat de geplande verrichtingen beantwoorden aan de normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen.

IV. Beslissing

63. De inbreng door de aanvragers van hun aandelen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G in hun eigen opgerichte holdingvennootschappen (BVBA X, BVBA Y en BVBA Z) moet als een verrichting worden beschouwd.

64. De meerwaarde die bij de inbreng van de aandelen wordt gerealiseerd is niet het gevolg van speculatie als bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92.

65. De aandelen zijn portefeuillewaarden als bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92 en behoren tot het privé-vermogen van de heer X, de heer Y en mevrouw Z.

66. Gelet op de engagementen vermeld in punt 21 en 23 kan worden aangenomen dat de verrichting niet als hoofddoel belastingontwijking heeft.

67. De beslissing is slechts geldig voor zover het verslag van de revisor, dat de waarde van de aandelen NV A, NV B, NV C, NV D, NV E, NV F en NV G op het ogenblik van de overdracht aan BVBA X, BVBA Y en BVBA Z weergeeft, aan de DVB zal worden overgemaakt.

68. Er wordt opgemerkt dat onderhavige beslissing geen uitspraak inhoudt over het marktconforme karakter van de bestuursvergoedingen die aan de holdingvennootschappen BVBA X, BVBA Y en BVBA Z zullen worden toegekend, noch over de in punt 19 bedoelde inbreng in natura van bepaalde onroerende goederen in de NV M.