Hof van Cassatie: Arrest van 9 Juni 2008 (België). RG S.07.0082.F

Date :
09-06-2008
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
6 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20080609-3
Numéro de rôle :
S.07.0082.F

Résumé :

De werkloze die, in het kader van een procedure van opvolging van het actieve zoekgedrag naar werk, een overeenkomst ondertekend heeft en zich ertoe verbonden heeft deze na te leven, kan niet meer beweren dat hij voldoende inspanningen heeft gedaan om zich in de arbeidsmarkt te integreren of dat de in de overeenkomst voorgestelde engagementen niet geschikt noch aangepast zijn.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. S.07.0082.F

RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING,

Mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie,

tegen

L. G.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 22 mei 2007 gewezen door het Arbeidshof te Luik.

Raadsheer Philippe Gosseries heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert volgend middel aan:

Geschonden wettelijke bepalingen

- de artikelen 1134, 1135, 1147, 1148 en 1315 van het Burgerlijk Wetboek ;

- artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek ;

- de artikelen 58, § 1, eerste lid, 59bis, § 1, 59quater, §§ 1, eerste lid, 5, eerste, tweede en vierde lid, 2 en 4, 59quinquies, §§ 1, eerste lid, 3, 5, eerste en vijfde lid, en 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, in de versie zoals vastgesteld in het koninklijk besluit van 4 juli 2004 ;

- artikel 3 van het ministerieel besluit van 5 juli 2004 tot regeling van de wijze van berekening van de werkloosheidsduur van bepaalde werklozen en tot vaststelling van de modellijst van de acties bedoeld in de artikelen 59quater, §§ 1, eerste lid, en 5, tweede lid, en 59quinquies, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Aangevochten beslissing

Het arrest verklaart het hoger beroep van de eiser niet gegrond en bevestigt het vonnis dat eisers administratieve beslissing van 20 oktober 2005 vernietigd heeft, op de volgende gronden:

"Krachtens artikel 59quater, § 5, nodigt de directeur van het plaatselijk bureau, wanneer hij vaststelt dat de werkloze geen voldoende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, de werkloze uit om een schriftelijke overeenkomst te tekenen waarin hij zich ertoe verbindt de concrete acties uit te voeren die van hem verwacht worden tijdens de volgende maanden. De concrete acties vermeld in de overeenkomst worden, rekening houdend met de specifieke situatie van de werkloze en de bestaande criteria van de passende dienstbetrekking, door de directeur gekozen uit een modellijst van verplichte en facultatieve acties, opgesteld door de Minister, na advies van het Beheerscomité ;

De werkloze is niet verplicht de voorgestelde overeenkomst te ondertekenen. In dat geval kan tegen hem een uitsluitingsmaatregel genomen worden die hij kan betwisten, met name omdat de voorgestelde engagementen geen rekening hielden met zijn specifieke situatie of omdat hij meent dat die overeenkomst niet op hem van toepassing is, gelet op zijn inspanningen om zich te integreren in de arbeidsmarkt. In dit geval heeft de werknemer de voorgestelde overeenkomst ondertekend. Hij kan derhalve niet meer beweren dat hij voldoende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt of dat de voorgestelde engagementen ongeschikt waren ;

Paragraaf 5 van artikel 59quinquies bepaalt dat de directeur, indien hij vaststelt dat de werkloze het engagement dat hij is aangegaan in de eerste schriftelijke overeenkomst, niet heeft nageleefd, de werkloze van deze negatieve beoordeling informeert, onmiddellijk na afloop van de evaluatie of ten laatste tien werkdagen volgend op het gesprek. In dat geval wordt de jonge werknemer uitgesloten van het genot van wachtuitkeringen gedurende een periode van vier maanden en wordt hem een nieuwe overeenkomst voorgesteld ;

[De verweerder] heeft eerst drie jaar algemeen onderwijs in het IPES gevolgd en daarna twee jaar hotelschool in de CEFA. Hij heeft zich als werkzoekende ingeschreven in november 1999, d.i. op een leeftijd van achttien jaar. Zijn opleiding is beperkt. Hij woont in Limburg en heeft geen rijbewijs ;

In dit geval meent [de eiser] dat [de verweerder] zijn tweede engagement niet heeft nageleefd, dat met name erin bestond spontaan te solliciteren en zich in vier uitzend-, wervings- of selectiebureaus in te schrijven en in te gaan op de verschillende voorgestelde werkaanbiedingen. [De verweerder] heeft zich pas in augustus 2005 in twee uitzendbureaus ingeschreven. Hij geeft daarvoor als uitleg dat hem aangeraden werd eerst een opleiding te volgen, wat best mogelijk is. Hij heeft die inspanning niet voortgezet, omdat hij de indruk had dat deze zinloos was. Het [arbeids]hof kan aannemen dat de [verweerder], aan wie te verstaan was gegeven dat zijn inspanning zinloos was, deze heeft stopgezet ;

[De eiser] is tevens van oordeel dat hij het derde engagement niet is nagekomen, dat erin bestond de werkaanbiedingen op te volgen op gespecialiseerde internetsites of op internetsites van bedrijven of organisaties, en vervolgens te solliciteren naar ten minste acht openstaande betrekkingen, naar rata van twee openstaande betrekkingen per maand. De werknemer beweert dat hij de werkaanbiedingen geraadpleegd heeft op de Forem-website en dat hij naar een betrekking bij de post gesolliciteerd heeft in april 2005. Hij legt uit dat hij zijn engagement niet is kunnen nakomen, omdat hij geen vacatures gevonden heeft die aan zijn verwachtingen voldeden. [De verweerder] kan niet verweten worden dat hij niet naar meer betrekkingen gesolliciteerd heeft, aangezien er geen waren die met zijn capaciteiten overeenstemden ;

[De eiser] beslist dat [de verweerder] het vierde engagement niet is nagekomen, dat erin bestond één of meer andere acties te ondernemen, meer bepaald in de gemeente Dolhain te solliciteren naar een betrekking als gemeentelijk beambte of werkman ;

[De verweerder] verklaart dat hij van plan is te verhuizen en dus het nut van deze inspanning niet meer inzag. Er was weinig kans dat [de verweerder] in dienst genomen zou worden door de gemeente Dolhain, omdat hij zinnens was die gemeente te verlaten ;

Daarenboven wijst het [arbeids]hof erop dat [de verweerder] een bromfiets gekocht heeft om zijn kansen op het vinden van werk te verhogen. [De verweerder] verklaart ook dat hij verschillende opleidingen heeft willen volgen en daarom naar de Forem is gegaan. Op 30 september 2005 heeft hij bij de Forem een aanvraag ingediend voor een opleiding tot stukadoor ;

Net als de eerste rechters oordeelt het [arbeids]hof dat [de verweerder] de overeenkomst grotendeels is nagekomen en dat hem niet verweten kan worden dat hij niet is ingegaan op werkaanbiedingen die hem niet pasten".

Grieven

Krachtens artikel 58, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004 houdende de wijziging van de werkloosheidsreglementering ten aanzien van volledig werklozen die actief moeten zoeken naar werk, moet de werkloze, om uitkeringen te genieten, actief naar werk zoeken en moet hij als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven.

Krachtens artikel 59bis, § 1, van dat koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering, volgt de directeur van het werkloosheidsbureau het actieve zoekgedrag naar werk op van de volledig werkloze die aan de in dat artikel opgesomde voorwaarden voldoet.

Ten vroegste wanneer de voorwaarden bedoeld in artikel 59bis vervuld zijn, nodigt de directeur de werkloze schriftelijk uit voor een gesprek op het werkloosheidsbureau met als doel de inspanningen te evalueren die hij heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt (artikel 59quater, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering).

Indien hij vaststelt dat de werkloze geen voldoende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, informeert hij de werkloze over deze negatieve evaluatie en nodigt hem bovendien uit om een schriftelijke overeenkomst te tekenen waarin hij zich ertoe verbindt de concrete acties uit te voeren die van hem verwacht worden tijdens de volgende maanden (artikel 59quater, § 5, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit).

De concrete acties vermeld in de in het eerste lid van artikel 59quater, § 5, bedoelde overeenkomst worden door de directeur, rekening houdend met de specifieke situatie van de werkloze en de bestaande criteria van de passende dienstbetrekking, gekozen uit een modellijst van verplichte en facultatieve acties, opgesteld door de Minister, na advies van het Beheerscomité (artikel 59quater, § 5, tweede lid). Krachtens artikel 3 van het ministerieel besluit van 5 juli 2004, is die modellijst opgenomen als bijlage bij het onderhavig besluit en bevat zij een verplichte actie en ten minste twee acties die gekozen worden in een lijst, in samenspraak tussen de werkzoekende en de bevoegde ambtenaar. Hierin wordt bepaald dat "het rooster voldoende ruimte biedt om rekening te houden met de arbeidsmarktsituatie in de subregio van de werkzoekende, de leeftijd, de specifieke sociale en familiale situatie en het scholingsniveau. Er wordt tevens rekening gehouden met de mogelijkheden waarover de werkzoekende beschikt inzake mobiliteit en kinderopvang. Het engagement zal tevens verder variëren naargelang de vaardigheden waarover de werkzoekende beschikt".

Aan de werkloze wordt meegedeeld dat hij, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van vier maanden, die aanvangt de dag na de ondertekening van de overeenkomst, opnieuw zal opgeroepen worden voor een gesprek met het oog op de evaluatie van zijn actieve zoekgedrag naar werk en van de naleving van de verbintenis die hij is aangegaan in de in het eerste lid bedoelde schriftelijke overeenkomst (artikel 59quater, § 5, vierde lid, van het Werkloosheidsbesluit).

Ten vroegste na het verstrijken van een termijn van vier maanden die aanvangt de dag na de in artikel 59quater bedoelde ondertekening van de overeenkomst, nodigt de directeur de werkloze die de in artikel 59quater, § 5 bedoelde overeenkomst heeft onderschreven, schriftelijk uit voor een tweede gesprek op het werkloosheidsbureau, om de inspanningen te evalueren die hij heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, overeenkomstig de verbintenis die hij in de voormelde overeenkomst is aangegaan (artikel 59quinquies, § 1, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit).

Tijdens het onderhoud evalueert de directeur de naleving door de werkloze van de verbintenis die hij is aangegaan in de in artikel 59quater, § 5 bedoelde schriftelijke overeenkomst (artikel 59quinquies, § 3, van het Werkloosheidsbesluit). Indien de directeur vaststelt dat de werkloze de verbintenis die hij is aangegaan in de in artikel 59quater, § 5 bedoelde overeenkomst, niet heeft nageleefd, informeert hij de werkloze van deze negatieve beoordeling en nodigt hij hem uit om een nieuwe schriftelijke overeenkomst te ondertekenen (artikel 59quinquies, § 5, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit).

De werkloze die de in het eerste lid van § 5 van artikel 59quinquies van het werkloosheidsbesluit bedoelde (tweede) schriftelijke overeenkomst ondertekent, vormt bovendien het voorwerp van een tijdelijke maatregel tot ontzegging van uitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de zesde en de zevende paragraaf van artikel 59quinquies (artikel 59quinquies, § 5, vijfde lid, van het Werkloosheidsbesluit) : zo wordt, in het in artikel 59quinquies, paragraaf 5, vijfde lid, bedoelde geval, de jonge werknemer uitgesloten van het genot van wachtuitkeringen gedurende een periode van 4 maanden, gerekend van datum tot datum (artikel 59quinquies, § 6, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit).

Uit het arrest en uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat :

- de verweerder wachtuitkeringen geniet sinds de maand augustus 2000 en nog nooit heeft gewerkt,

- de nieuwe opvolgingsprocedure op hem is toegepast om zijn actief zoekgedrag naar werk te stimuleren,

- hij in de loop van die procedure is verzocht om een schriftelijke overeenkomst te ondertekenen waarin hij zich ertoe verbond de volgende concrete acties te ondernemen :

1. Opnieuw contact opnemen met de Forem/Orbem/Arbeitsamt ;

2. Spontaan solliciteren en zich inschrijven bij vier uitzend-, wervings- of selectiebureaus en ingaan op werkaanbiedingen, naar rata van één uitzendbureau per maand ;

3. Vacatures opvolgen via gespecialiseerde internetsites of internetsites van bedrijven of organisaties en vervolgens solliciteren naar ten minste acht openstaande betrekkingen, naar rata van twee betrekkingen per maand ;

4. Een of meerdere andere acties ondernemen, meer bepaald : zich inschrijven bij de gemeente Dolhain voor een betrekking als gemeentelijk beambte of werkman.

Overeenkomstig artikel 59quinquies, § 5, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit, werden die acties gekozen uit een modellijst van verplichte en facultatieve acties, opgesteld bij ministerieel besluit van 5 juli 2004 en opgenomen als bijlage bij dat ministerieel besluit, rekening houdend met de specifieke situatie van de werkloze en de bestaande criteria van passende dienstbetrekking.

Wanneer de werkloze een dergelijke overeenkomst ondertekend heeft, zullen de inspanningen die hij geleverd heeft om zich in de arbeidsmarkt te integreren, door de directeur na een periode van vier maanden, die aanvangt de dag na de ondertekening van de overeenkomst, geëvalueerd worden "overeenkomstig de verbintenis die hij in de voormelde overeenkomst is aangegaan" (artikel 59quinquies, § 1, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit).

Die overeenkomst, die is opgesteld rekening houdend met de persoonlijke situatie van de verweerder en met de situatie op de arbeidsmarkt, strekt de partijen die deze hebben aangegaan tot wet, overeenkomstig artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek.

(...)

Tweede onderdeel

Overeenkomstig de bepalingen betreffende de procedure inzake het actieve zoekgedrag naar werk, vervat in de in het middel bedoelde artikelen en meer bepaald in de in dat onderdeel bedoelde bepalingen, bevat de overeenkomst die de werkloze uitgenodigd wordt te ondertekenen, de concrete acties die van hem in de loop van de volgende maanden verwacht worden en die de directeur, rekening houdend met de specifieke situatie van de werkloze en met de bestaande criteria van de passende dienstbetrekking, kiest uit een modellijst van acties, opgemaakt krachtens artikel 3 van het ministerieel besluit van 5 juli 2004.

De verweerder betwistte niet dat die acties in overleg waren gekozen, rekening houdend met zijn specifieke situatie en met de arbeidsmarkt, overeenkomstig de bepalingen van het werkloosheidsbesluit en van het ministerieel besluit van 5 juli 2004.

Hij kon dus niet meer beweren dat hij voldoende inspanningen had gedaan om zich in de arbeidsmarkt te integreren of dat de voorgestelde engagementen niet geschikt waren. Hij diende alleen aan te tonen dat hij zijn overeenkomst had nageleefd.

Het arrest beslist dat de overeenkomst "door [de verweerder] grotendeels is nagekomen", door zijn verklaringen aan te nemen over de "nutteloosheid" om het tweede engagement na te komen of « het ontbreken van vacatures die aan zijn verwachtingen voldeden" om het derde engagement na te komen, of nog "het gebrek aan belang" van het vierde engagement.

Zo stelt het arrest het geschikt karakter in vraag van de engagementen die de verweerder in het kader van de overeenkomst vrij heeft aangegaan teneinde zijn actief zoekgedrag naar werk en zijn inspanningen om zich in de arbeidsmarkt te integreren, te evalueren, en schendt het bijgevolg de bepalingen van het werkloosheidsbesluit en van het ministerieel besluit die in dit middel en meer bepaald in dit onderdeel bedoeld worden, in zoverre de controle van de rechter op de naleving van die bepalingen alleen de vraag betreft of de werkloze de bewoordingen van zijn overeenkomst heeft nageleefd, zonder dat hij mag nagaan of die engagementen geschikt en aangepast aan de situatie van de werkloze zijn gebleken (schending van de in het middel bedoelde artikelen van het werkloosheidsbesluit betreffende de opvolging van het actieve zoekgedrag naar werk, meer bepaald van artikel 59quater, § 5, eerste en tweede lid, van het werkloosheidsbesluit, alsook van artikel 3 van het ministerieel besluit van 5 juli 2004).

(...)

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Tweede onderdeel

Artikel 59quater, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals het is ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004, bepaalt dat de directeur, indien hij vaststelt dat de werkloze geen voldoende inspanningen heeft verricht om zich te integreren in de arbeidsmarkt, de werkloze over deze negatieve evaluatie informeert ; de werkloze wordt bovendien uitgenodigd om een schriftelijke overeenkomst te tekenen waarin hij zich ertoe verbindt de concrete acties uit te voeren die van hem verwacht worden tijdens de volgende maanden.

Het tweede lid van die paragraaf bepaalt dat de concrete acties vermeld in de in het eerste lid bedoelde overeenkomst door de directeur gekozen worden, rekening houdend met de specifieke situatie van de werkloze en de bestaande criteria van de passende dienstbetrekking, uit een modellijst van verplichte en facultatieve acties, opgesteld door de Minister, na advies van het Beheerscomité.

Uit die bepalingen volgt dat de werkloze, zodra hij de overeenkomst ondertekend heeft en zich ertoe verbonden heeft deze na te leven, niet meer kan beweren dat hij voldoende inspanningen heeft gedaan om zich in de arbeidsmarkt te integreren of dat de in de overeenkomst voorgestelde engagementen niet geschikt of aangepast zijn.

Wanneer de rechter kennisneemt van het beroep van de werkloze tegen de beslissing van de directeur van het plaatselijk werkloosheidsbureau die, krachtens artikel 59quinquies, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, de inspanningen evalueert die de werkloze gedaan heeft om zich in de arbeidsmarkt te integreren, overeenkomstig de verbintenis die hij in de overeenkomst is aangegaan, kan hij het geschikt of aangepast karakter van de door de overeenkomst opgelegde voorwaarden niet beoordelen, maar is hij wel bevoegd om na te gaan of de werkloze zich ernaar gedragen heeft.

Om te beslissen dat "[de verweerder] de overeenkomst grotendeels is nagekomen", overweegt het arrest dat "het [arbeids]hof kan aannemen dat de [verweerder], aan wie te verstaan was gegeven dat [het] zinloos was [...] om zich in vier uitzendbureaus in te schrijven, [die inspanning] heeft stopgezet [...], omdat hij de indruk had dat deze zinloos was", en dat het "vierde engagement [van de overeenkomst], dat erin bestond [...] zich bij de gemeente Dolhain in [te] schrijven voor een betrekking", niet is nagekomen, aangezien "er weinig kans was dat [de verweerder] in dienst genomen zou worden door de gemeente [...], omdat hij zinnens was die gemeente te verlaten, [en de verweerder] verklaart dat hij [...] het nut van deze inspanning niet meer inzag".

Het arrest, dat het geschikt en gepast karakter van de engagementen in vraag stelt die de verweerder in het kader van de overeenkomst met de eiser heeft aangegaan, overschrijdt de grenzen van de controle die het arbeidshof diende uit te oefenen op de naleving, door de verweerder, van de bepalingen van de overeenkomst en schendt derhalve de in dit onderdeel bedoelde bepalingen.

Het onderdeel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Gelet op artikel 1017, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, veroordeelt de eiser in de kosten.

Verwijst de zaak naar het Arbeidshof te Brussel.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Claude Parmentier, de raadsheren Didier Batselé, Daniel Plas, Christine Matray en Philippe Gosseries, en in openbare terechtzitting van 9 juni 2008 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Claude Parmentier, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster, met bijstand van griffier Jacqueline Pigeolet.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Eric Stassijns en overgeschreven met assistentie van adjunct-griffier Johan Pafenols.

De adjunct-griffier, De raadsheer,