Hof van Beroep: Arrest van 15 November 2011 (Brussel). RG 2011qr94

Date :
15-11-2011
Langue :
Néerlandais
Taille :
2 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20111115-1
Numéro de rôle :
2011qr94

Résumé :

De volstrekte noodzakelijkheid volgt in casu ook uit de strikte wettelijke termijnen voor de indiening van de aangifte van de nalatenschap (vijf maanden na het overlijden, behoudens verlenging, en de betaling der successierechten), welke termijnen voorgeschreven zijn op straffe van verscheidene financiële sancties zoals het verschuldigd zijn van wettelijke intresten wegens vertraging en geldboetes. Artikel 584, lid 3 en aanstelling van een gerechtelijk bewindvoerder over een opengevallen nalatenschap.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr.: HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL

1e kamer,

A.R. Nr.: 2011/QR/94

zetelend in burgerlijke zaken,

Rep. nr.: 2011/ na beraad, wijst volgend arrest:

INZAKE VAN:

1. De heer D. J....., enz.

10. Mevrouw D. P.,

appellanten tegen een beschikking van de Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel van 30 september 2011,

hebbende als raadsman Meester VAN DER SCHUEREN Frank, advocaat te 1853 STROMBEEK-BEVER, Sint Amandsplein 1a

Kortgeding. Artikel 584, derde lid Ger. W. Aanstelling van een gerechtlijk bewindvoerder over een nalatenschap. ‘Volstrekte noodzakelijkheid. Begrip en toepassingsvoorwaarden.

De volstrekte noodzakelijkheid volgt in casu ook uit de strikte wettelijke termijnen voor de indiening van de aangifte van de nalatenschap (vijf maanden na het overlijden, behoudens verlenging, en de betaling der successierechten), welke termijnen voorgeschreven zijn op straffe van verscheidene financiële sancties zoals het verschuldigd zijn van wettelijke intresten wegens vertraging en geldboetes.

I. Relevant feitenmateriaal en voorafgaande procedure

1.1. Mevrouw S. C., geboren te Schaarbeek op ... 1920, en weduwe van de heer P. D., is kinderloos overleden te Brussel op 11 maart 2011.

Bij haar eigenhandig testament van 23 september 1987 heeft de testamentmaakster tien personen aangesteld tot algemene legatarissen, zijnde de verzoekende partijen.

1.2. De nalatenschap bevat voornamelijk één onroerend goed gelegen te 1120 Brussel, ..., dus in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

In dit onroerend goed werd een autoherstelplaats uitgebaat.

1.3. De erfopvolgers verlangen de vrijwillige openbare verkoping van dit onroerend goed. Zij dienen hierbij de wetgeving inzake de bodemverontreiniging na te leven, zoals deze geldt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Zij vrezen dat, indien zij zelf het oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren, zijzelf zuiver aanvaardend algemene rechtsopvolgers zouden worden, wat ze niet willen nu ze hun erfrechtelijke optie met betrekking tot deze nalatenschap willen open houden en uitoefenen in functie van de kosten die een eventuele bodemsanering van voormeld onroerend goed met zich zou meebrengen.

1.4. In hun oorspronkelijk eenzijdig verzoekschrift de dato 30 september 2011 vorderen verzoekers met toepassing van artikel 584, 3° Ger. W., de gerechtelijke aanstelling van een voorlopig bewindvoerder over deze nalatenschap, met de bijzondere opdracht tot het stellen van daden en beheer en instandhouding van het voormelde onroerend goed gelegen, en tot het organiseren van een oriënterend bodemonderzoek met betrekking tot ditzelfde onroerend goed.

1.5. De Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel verklaart, in zijn beschikking van 30 september 2011, dit verzoek ontvankelijk maar ongegrond. Hij oordeelde onder andere dat verzoekers geenszins de noodzaak en de hoogdringendheid van het oriënterend bodemonderzoek dat de bewindvoerder zou moeten laten plaatsvinden, verklaren, en zij bijgevolg niet aantonen dat zij zelf "de nodige voorzieningen", voor zover deze nodig zijn, "niet kunnen treffen".

1.6. De bovenbedoelde tien algemene legatarissen dienen een verzoekschrift tot hoger beroep in, neergelegd ter griffie van het Hof op 31 oktober 2001.

Zij menen dat hun procedure op éénzijdig verzoekschrift (art. 584, lid 3 Ger. W.) tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder over de nalatenschap van Suzanne Clarys wel gegrond is.

Zij argumenteren dat appellanten niet overgaan tot de aanvaarding van de nalatenschap et dit tot(dat) uitsluitsel wordt bekomen omtrent het al dan niet verontreinigd zijn van de ondergrond van voormeld onroerend goed waarin een autoherstelplaats werd uitgebaat.

Immers, indien ze zelf schikkingen voor een dergelijk bodemonderzoek zouden doen, vrezen ze dat deze daad wel eens als een daad van zuivere aanvaarding zou kunnen gekwalificeerd worden.

Zij zijn van oordeel dat het gevraagde bodemonderzoek bij hoogdringendheid uitgevoerd dient te worden, niet enkel voor een geïnformeerde beslissing omtrent de eventuele aanvaarding (van de voormelde opengevallen nalatenschap), maar tevens om eventuele milieuschade aan omliggende gronden te verhinderen.

Verzoekers verwijzen hierbij naar een precedent, namelijk de beschikking van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge van 28 augustus 1989.

II. Bespreking

2.1. Artikel 584, eerste lid Ger. W. vangt aan als volgt: "De voorzitter van de rechtbank doet, in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak..." Artikel 584, derde lid Ger. W. voegt eraan toe en preciseert: "De zaak wordt vóór de voorzitter aanhangig gemaakt in kortgeding, of in geval van volstrekte noodzakelijkheid, bij verzoekschrift."

Partijen hebben zich in casu uitdrukkelijk uitsluitend gebaseerd op artikel 584, derde lid Ger. W., blijkens de termen van hun verzoekschrift in hoger beroep.

Zij dienen dan ook te bewijzen dat er in casu sprake kan zijn van "volstrekte noodzakelijkheid" in de zin van artikel 584, derde lid Ger. W.

2.2. Er kan vooreerst vastgesteld worden, wat de aangestelde gerechtelijke bewindvoerders over sommige nalatenschappen betreft, vaak artikel 584, derde lid Ger. W. als grondslag wordt ingeroepen en de termen ‘volstrekte noodzakelijkheid' alsdan zeer soepel worden uitgelegd.

2.3. De volstrekte noodzakelijkheid volgt in casu ook uit de strikte wettelijke termijnen voor de indiening van de aangifte van de nalatenschap (vijf maanden na het overlijden, behoudens verlenging, en de betaling der successierechten), welke termijnen voorgeschreven zijn op straffe van verscheidene financiële sancties zoals het verschuldigd zijn van wettelijke intresten wegens vertraging en geldboetes.

2.4. In de gegeven omstandigheden komt het verzoek van appellante dan ook als gegrond voor zoals hierna bepaald.

De bestreden beschikking wordt derhalve hervormd.

OM DEZE REDENEN,

HET HOF,

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken,

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gegrond.

Bevestigt de bestreden beschikking in zoverre hierin het verzoek ontvankelijk werd verklaard.

En hervormend voor het overige,

Stelt Meester Hilde KNOPS, notaris met standplaats te Nederoverheembeek (1120 Brussel, F. Vekemansstraat 218), aan tot gerechtelijk bewindvoerder van de nalatenschap van wijlen Mevrouw S. C., met als gerechtelijke opdracht het stellen van daden van beheer en instandhouding van het onroerend goed gelegen te 1120 Brussel, ..., en het organiseren van een oriënterend bodemonderzoek met betrekking tot dit onroerend goed.

Aldus gevonnist en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de burgerlijke eerste kamer van het hof van beroep te Brussel, op

15/11/2011

waar aanwezig waren en zitting hielden :

A. DE PREESTER, Voorzitter,

bijgestaan door V. DE VIS, Griffier.

V. DE VIS A. DE PREESTER