Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)

Datum :
05-11-1999
Taal :
Engels Frans Nederlands
Grootte :
20 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Conventions for the avoidance of double taxation
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Estland - dubbele belasting - dubbelbelastingverdrag

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)
Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)
Document
Content exists in : nl fr en

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Effective date : 15.04.2003
Document type : Conventions for the avoidance of double taxation
Title : Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)
Document date : 05/11/1999
Keywords : Estland / dubbele belasting / dubbelbelastingverdrag
Document language : NL
Name : Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)
Version : 1

Estland (Overeenkomst van 05.11.1999)

 

Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Estland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen.

 

 

Goedkeuringswet: 18.02.2003

Overeenkomst ondertekend op 05.11.1999

 

In werking getreden op 15.04.2003

 

Verschenen in Belgisch Staatsblad: 10.07.2003

 

Toepassing vanaf:

- Bronbelasting: op inkomsten die zijn verkregen op of na 01.01.2004

- Andere belastingen: naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 01.01.2004

 

http://www.senate.be/www/webdriver?MItabObj=pdf&MIcolObj=pdf&MInamObj=pdfid&MItypeObj=application/pdf&MIvalObj=33578142

 

HOOFDSTUK I. WERKINGSSFEER VAN HET VERDRAG

 

Artikel 1 PERSONEN OP WIE HET VERDRAG VAN TOEPASSING IS

Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

 

Artikel 2 BELASTINGEN WAAROP HET VERDRAG VAN TOEPASSING IS

1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.

2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :

(i) de inkomstenbelasting (tulumaks);

(ii) de plaatselijke inkomstenbelasting (kohalik tulumaks);

(hierna te noemen "Estlandse belasting");

b) in België :

(i) de personenbelasting;

(ii) de vennootschapsbelasting;

(iii) de rechtspersonenbelasting;

(iv) de belasting van niet-inwoners;

(v) de aanvullende crisisbijdrage;

met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting;

(hierna te noemen "Belgische belasting").

4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijkste wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede.

 

HOOFDSTUK II. - BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 3 ALGEMENE BEPALINGEN

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :

a) betekent de uitdrukking "Estland", de Republiek Estland en, in aardrijkskundig verband gebruikt, omvat zij het territorium van Estland en elk ander gebied grenzend aan de territoriale wateren van Estland waarover, krachtens de wetgeving van Estland en in overeenstemming met het internationale recht, de rechten van Estland kunnen worden uitgeoefend met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan;

b) betekent de uitdrukking "België » het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt, omvat zij het territorium van het Koninkrijk België, daarin inbegrepen de territoriale zee en de maritieme zones en de luchtgebieden waarover, in overeenstemming met het internationale recht, het Koninkrijk België soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;

c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", Estland of België, al naar het zinsverband vereist;

d) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;

e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

f) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;

g) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;

h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :

(i) in Estland, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger, en

(ii) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

i) betekent de uitdrukking "onderdaan" :

(i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezit;

(ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.

2. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig ogenblik door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat ogenblik heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is; elke betekenis onder de toepasselijke belastingwetgeving van die Staat heeft voorrang op de betekenis welke die uitdrukking heeft onder de andere wetten van die Staat.

 

Artikel 4 INWONER

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding, plaats van oprichting of enige andere soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat eveneens die Staat zelf, de staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen terzake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen aan belasting zijn onderworpen.

2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :

a) hij wordt geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht alleen inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming te regelen. Voor het verkrijgen van voordelen waarin de Overeenkomst voorziet, wordt die persoon, bij ontstentenis van zulke overeenstemming, niet geacht een inwoner te zijn van een van de overeenkomstsluitende Staten.

 

Artikel 5 VASTE INRICHTING

1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :

a) een plaats waar leiding wordt gegeven;

b) een filiaal;

c) een kantoor;

d) een fabriek;

e) een werkplaats, en

f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-, assemblage- of installatiewerkzaamheden of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezichthoudende of adviserende aard, is slechts dan een vaste inrichting indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden negen maanden overschrijdt.

4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een "vaste inrichting" niet aanwezig geacht indien :

a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;

b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;

f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.

5. Indien een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is- voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.

6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van zodanige vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor rekening van die onderneming worden uitgeoefend en indien de voorwaarden tussen de vertegenwoordiger en de onderneming afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke personen, wordt die vertegenwoordiger evenwel niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van deze paragraaf. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 5 van toepassing.

7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.

 

HOOFDSTUK III. BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN

 

Artikel 6 INKOMSTEN UIT ONROERENDE GOEDEREN

1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.

2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen, rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen terzake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen, en elke optie of gelijksoortig recht voor het verkrijgen van onroerende goederen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

4. Indien de eigendom van aandelen of andere maatschappelijke rechten in een vennootschap de eigenaar van die aandelen of maatschappelijke rechten, recht geeft op het genot van onroerende goederen die aan de vennootschap toebehoren, mag het inkomen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van dat recht op genot, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de onroerende goederen zijn gelegen.

5. De bepalingen van de paragrafen 1, 3 en 4 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.

 

Artikel 7 ONDERNEMINGSWINST

1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.

2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.

3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders, maar dat omvat niet de kosten die overeenkomstig de wetgeving van die Staat niet in aftrek kunnen worden toegelaten door een onderneming van die Staat.

4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.

6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.

7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

8. De bepalingen van dit artikel beletten een overeenkomstsluitende Staat niet zijn wetgeving toe te passen met betrekking tot de belastingheffing van een persoon die een bedrijfsactiviteit op het gebied van verzekeringen uitoefent, op voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit op het gebied van verzekeringen wordt uitgeoefend met behulp van een in die overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting (met dien verstande dat die wet op de datum van de ondertekening van deze Overeenkomst van kracht is en slechts mag worden gewijzigd op minder belangrijke punten waarbij het algemeen karakter ervan onaangeroerd blijft). De aldus geheven belasting mag evenwel niet meer bedragen dan 4,4 percent van het brutobedrag van de premies die aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

 

Artikel 8 ZEEVAART EN LUCHTVAART

1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts in die Staat belastbaar.

2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.

 

Artikel 9 AFHANKELIJKE ONDERNEMINGEN

1. Indien

a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of

b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,

en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt -en dienovereenkomstig belast- terzake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst bestaat uit winst die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat op passende wijze het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.

 

Artikel 10 DIVIDENDEN

1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :

a) 5 percent van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is die onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;

b) 15 percent van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap terzake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.

4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

 

Artikel 11 INTEREST

1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.

3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 :

a) is interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat, waarvan de uiteindelijk gerechtigde de Regering van de andere overeenkomstsluitende Staat is, staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan daaronder begrepen, de Centrale Bank van die Staat of enige andere financiële instelling waarvan het kapitaal volledig in het bezit is van die Regering, of interest betaald uit hoofde van een lening die is gewaarborgd of verzekerd door die Regering, dat onderdeel of die gemeenschap of een openbare instelling die handelt in het kader van het bevorderen van de uitvoer en waarover de bevoegde autoriteiten van de beide overeenkomstsluitende Staten in onderling overleg overeenstemming hebben bereikt, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat;

b) is interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat vrijgesteld van belasting in die Staat indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een onderneming is van de andere overeenkomstsluitende Staat en de interest is betaald uit hoofde van een schuld terzake van de verkoop op krediet door een onderneming van die andere Staat, van koopwaar of industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting aan een onderneming van de eerstbedoelde Staat, behalve indien het een verkoop of schuld betreft tussen verwante personen.

4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat deze uitdrukking echter niet boeten voor laattijdige betaling noch interest die overeenkomstig artikel 10 als dividenden wordt behandeld.

5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, terzake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

 

Artikel 12 ROYALTY'S

1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :

a) 5 percent van het brutobedrag van de royalty's betaald voor het gebruik van nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting;

b) 10 percent van het brutobedrag van de royalty's in alle andere gevallen.

3. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio of televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze of voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.

4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald is aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.

6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat, en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

 

Artikel 13 VERMOGENSWINST

1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van aandelen in een vennootschap, waarvan de bezittingen geheel of hoofdzakelijk bestaan uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6, mogen in die andere Staat worden belast.

3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of tezamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.

4. Voordelen die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die door die onderneming in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts in die Staat belastbaar.

5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2, 3 en 4 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

 

Artikel 14 ZELFSTANDIGE BEROEPEN

1. Inkomsten verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of terzake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend. Indien een persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastingjaar, een totaal van 183 dagen te boven gaan, wordt hij geacht over een vaste basis te beschikken in de andere Staat voor dat belastingjaar of deze -jaren, en het inkomen dat wordt verkregen van zijn werkzaamheden waarvan hierboven sprake die worden verricht in die andere Staat, wordt aan die vaste basis toegerekend.

2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

 

Artikel 15 NIET-ZELFSTANDIGE BEROEPEN

1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18 en 19, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de terzake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.

2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :

a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die tijdens enig tijdperk van twaalf maanden dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastingjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.

3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen terzake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die Staat worden belast.

 

Artikel 16 TANTIEMES

1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2. Beloningen die de betrokkenen in een andere hoedanigheid verkrijgen, mogen evenwel, naar het geval, worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 14 of 15.

 

Artikel 17 ARTIESTEN EN SPORTBEOEFENAARS

1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.

2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.

3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op inkomsten verkregen uit werkzaamheden die artiesten of sportbeoefenaars in een overeenkomstsluitende Staat verrichten indien het bezoek aan die Staat geheel of hoofdzakelijk wordt gefinancierd uit de openbare middelen van één of beide overeenkomstsluitende Staten, staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan. In dat geval zijn de inkomsten slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de artiest of de sportbeoefenaar inwoner is.

 

Artikel 18 PENSIOENEN

1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat terzake van een vroegere dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar.

2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen die worden betaald ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat zijn evenwel in die Staat belastbaar. Die bepaling is eveneens van toepassing op pensioenen en uitkeringen die betaald worden in het kader van een algemeen stelsel dat door een overeenkomstsluitende Staat is georganiseerd ter bevordering van het maatschappelijk welzijn.

 

Artikel 19 OVERHEIDSFUNCTIES

1.       a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, terzake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die :

(i) onderdaan is van die Staat, of

(ii)  niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.

2.        a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon terzake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.

b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen en pensioenen betaald terzake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.

 

Artikel 20 STUDENTEN

Bedragen die een student of een in opleiding zijnde persoon of een stagiair die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.

 

Artikel 21 ANDERE INKOMSTEN

1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.

2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.

3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, ook in die andere Staat worden belast.

 

HOOFDSTUK IV. WIJZE WAAROP DUBBELE BELASTING WORDT VERMEDEN

 

Artikel 22 VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING

1. InEstland wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van Estland inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, verleent Estland, tenzij een gunstigere behandeling is voorzien in de interne wetgeving, een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de daarop in België betaalde belasting.

Deze vermindering mag echter niet dat deel van de inkomstenbelasting in Estland overschrijden dat, berekend vóór het verlenen van de vermindering, overeenstemt met het inkomen dat in België mag worden belast.

b) Indien, voor de toepassing van subparagraaf a), een vennootschap die inwoner is van Estland een dividend verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van België waarin zij ten minste 10 percent van de stemgerechtigde aandelen bezit, omvat de in België betaalde belasting niet alleen de belasting die werd betaald op het dividend, maar eveneens het passende gedeelte van de belasting die werd betaald op de winst van de vennootschap die eraan ten grondslag ligt en waaruit het dividend werd betaald.

2. InBelgië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :

a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, van artikel 11, paragrafen 2 en 7, en van artikel 12, paragrafen 2 en6, inEstland zijn belast, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.

b) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, de op die inkomsten geheven Estlandse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting op die inkomsten.

c) Dividenden in de zin van artikel 10, paragraaf 3, die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Estland, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.

d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Estland gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als deze winst ook in Estland door de verrekening van die verliezen van belasting is vrijgesteld.

 

HOOFDSTUK V. BIJZONDERE BEPALINGEN

 

Artikel 23 NON-DISCRIMINATIE

1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffingen daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.

3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.

4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.

5. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

6. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

 

Artikel 24 REGELING VOOR ONDERLING

. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 23, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staat voorziet.

3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.

4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.

5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen teneinde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande paragrafen te bereiken.

 

Artikel 25 UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging terzake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

2. Ingeen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :

a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;

b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeen-komstsluitende Staat;

c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

 

Artikel 26 INVORDERINGSBIJSTAND

1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander hulp en bijstand voor de invordering van de belastingen die verschuldigd zijn door een belastingplichtige in zoverre als het bedrag daarvan definitief werd vastgesteld overeenkomstig de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat die het verzoekschrift tot bijstand indient.

2. Ingeval een overeenkomstsluitende Staat een verzoek tot bijstand indient voor de invordering van belastingen door de andere overeenkomstsluitende Staat, worden deze belastingen door die andere Staat ingevorderd overeenkomstig de wetgeving die op de invordering van zijn eigen belastingen van toepassing is en alsof de belastingen die aldus worden ingevorderd zijn eigen belastingen zijn; zodanige belastingvorderingen genieten geen enkel voorrecht in de andere overeenkomstsluitende Staat.

3. Elk verzoek tot invordering door een overeenkomstsluitende Staat dient vergezeld te gaan van een attest dat overeenkomstig de wetgeving van die Staat is vereist ter bepaling dat de belastingen die zijn verschuldigd door de belastingplichtige definitief werden vastgesteld.

4. Indien de belastingvordering van een overeenkomstsluitende Staat niet definitief werd vastgesteld omwille van het feit dat de belastingvordering vatbaar is voor beroep, mag die Staat, om zijn ontvangsten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken voor zijn rekening de voorlopige conservatoire maatregelen te treffen waarover de andere Staat beschikt overeenkomstig de wetgeving van die andere Staat. Indien dat verzoek wordt aanvaard door de andere Staat, treft die andere Staat die voorlopige conservatoire maatregelen alsof de belastingschuld aan de eerstbedoelde Staat de eigen belastingen betrof van die andere Staat.

5. Een verzoekschrift overeenkomstig de paragrafen 3 en 4 wordt slechts door een overeenkomstsluitende Staat ingediend in zoverre de belastingplichtige die de belastingen is verschuldigd, in die Staat geen voldoende vermogen tot zijn beschikking heeft voor de invordering van de belastingschuld.

6. De overeenkomstsluitende Staat die de belasting invordert overeenkomstig de bepalingen van dit artikel, maakt onmiddellijk het aldus ingevorderde bedrag, verminderd met, indien gepast, het bedrag van de buitengewone kosten vermeld in subparagraaf 7, b), over aan de overeenkomstsluitende Staat ten behoeve waarvan de belasting werd ingevorderd.

7. Tenzij de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten anders overeenkomen, is er overeengekomen dat :

a) de gewone kosten die door een overeenkomstsluitende Staat bij het verlenen van bijstand worden gemaakt, door die Staat gedragen worden;

b) de buitengewone kosten die door een overeenkomstsluitende Staat bij het verlenen van bijstand worden gemaakt, door de andere Staat gedragen worden en door die andere Staat betaald worden, ongeacht het bedrag dat ten behoeve van die andere Staat werd ingevorderd.

Zodra een overeenkomstsluitende Staat verwacht dat buitengewone kosten kunnen worden gemaakt, licht hij de andere overeenkomstsluitende Staat daarover in en deelt hij het geraamde bedrag van deze kosten mee.

8. De uitdrukking « belastingen » betekent in dit artikel de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is en omvat alle interest en boetes die ermee verband houden.

9. De bepalingen van artikel 25, paragraaf 1 betreffende de geheimhouding en het gebruik van de inlichtingen die werden uitgewisseld, zijn mede van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.

 

Artikel 27 LEDEN VAN DIPLOMATIEKE ZENDINGEN EN VAN CONSULAIRE POSTEN

De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van een diplomatieke zending of van een consulaire post ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

 

Artikel 28 BEPERKING VAN DE VOORDELEN

Een persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en inkomsten uit de andere overeenkomstsluitende Staat verkrijgt, is niet gerechtigd tot de vermindering of de vrijstelling van belasting waarin deze Overeenkomst voorziet indien het belangrijkste doel of één van de belangrijkste doelstellingen van een persoon die betrokken is bij het creëren of het overdragen van dat bestanddeel van het inkomen, erin bestond voordeel te halen uit de bepalingen van deze Overeenkomst.

Voor de toepassing van dit artikel, is de geëigende bevoegde autoriteit of zijn de geëigende bevoegde autoriteiten gerechtigd om, naast andere factoren, het bedrag en de aard van het inkomen, de omstandigheden waarin het inkomen is verkregen, de werkelijke bedoeling van de partijen die aan de transactie deelnemen, en de identiteit en de woonplaats van de personen die in rechte of in feite, onmiddellijk of middellijk, de uiteindelijk gerechtigde zijn van het inkomen of toezicht houden op de personen die inwoner(s) zijn van de overeenkomstsluitende Staat (Staten) en die bij de betaling of de verkrijging van dat inkomen betrokken zijn, in overweging te nemen.

 

HOOFDSTUK VI. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 29 INWERKINGTREDING

1. De Regeringen van de overeenkomstsluitende Staten zullen elkaar mededelen dat aan alle grondwettelijke voorschriften met betrekking tot de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is voldaan.

2. De Overeenkomst zal in werking treden op de datum waarop de laatste van de in paragraaf 1 vermelde mededelingen is gedaan en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden in beide overeenkomstsluitende Staten :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn verkregen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van ieder belastingjaar dat begint op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt.

 

Artikel 30 BEEINDIGING

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd. Elke overeenkomstsluitende Staat kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg opzeggen door ten minste zes maanden vóór het einde van elk kalenderjaar van de beëindiging schriftelijk kennis te geven. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn in de beide overeenkomstsluitende Staten :

a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn verkregen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving is gedaan;

b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van ieder belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving is gedaan.

 

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan in tweevoud te Brussel, op 5 november1999, inde Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Estlandse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.

 

PROTOCOL

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Republiek Estland en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

 

1. Met betrekking tot artikel 4, paragraaf 3

Er is overeengekomen dat de tweede zin van paragraaf 3 niet aldus mag worden uitgelegd dat deze een overeenkomstsluitende Staat verbiedt dubbele belasting te vermijden overeenkomstig artikel 22 terzake van personen bedoeld in artikel 4, paragraaf 3.

 

2. Met betrekking tot artikel 6, paragraaf 2

Er is overeengekomen dat de uitdrukking « veranderlijke of vaste vergoedingen terzake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen » eveneens vergoedingen omvat die betrekking hebben op de productie van deze rijkdommen.

 

3. Met betrekking tot artikel 6, paragraaf 3 en artikel 13, paragraaf 1

Er is overeengekomen dat elk inkomen en elke winst uit de vervreemding van onroerende goederen mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waarin de onroerende goederen zijn gelegen.

 

4. Met betrekking tot artikel 7, paragrafen 1 en 2

Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, wordt de winst van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, maar slechts op basis van de vergoeding die kan toegerekend worden aan de werkelijke werkzaamheid van de vaste inrichting voor deze verkopen of dat bedrijf.

Winst verkregen uit de verkoop van goederen of koopwaar van dezelfde of soortgelijke aard als die welke met behulp van die vaste inrichting worden verkocht, of uit andere handelsverrichtingen van dezelfde of soortgelijke aard als die welke met behulp van die vaste inrichting worden uitgevoerd, mag echter worden beschouwd als zijnde toe te rekenen aan die vaste inrichting indien het bewezen is dat de verkoop of de verrichtingen dusdanig werden georganiseerd met als doel belasting te vermijden in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.

 

5. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 3

De uitdrukking « dividenden », omvat eveneens inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de vennootschap-schuldenaar inwoner is op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen worden behandeld.

 

6. Met betrekking tot artikel 12, paragrafen 2 en 3

Indien Estland, in een Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting gesloten tussen Estland en een derde Staat die op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst lid is van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), na die datum zou overeenkomen om rechten of goederen niet op te nemen in de definitie vermeld in paragraaf 3, of royalty's die voortkomen uit Estland vrij te stellen van de Estlandse belasting op royalty's, of het belastingtarief voorzien in paragraaf 2 te verminderen, is deze definitie, deze vrijstelling of dat lager tarief automatisch van toepassing alsof zij respectievelijk in paragraaf 3 of in paragraaf 2 werd bepaald.

 

7. Met betrekking tot artikel 12, paragraaf 3

Er is overeengekomen dat de uitdrukking « inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap » dient te worden uitgelegd overeenkomstig de Commentaar op artikel 12, paragraaf 2 van het OESO-modelverdrag terzake van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.

 

8. Met betrekking tot artikel 13, paragraaf 2

Voor de toepassing van paragraaf 2, is er overeengekomen dat de voordelen uit de vervreemding van aandelen slechts in een overeenkomstsluitende Staat belastbaar zijn tot de waarde die deze aandelen onmiddellijk of middellijk uit in die Staat gelegen onroerende goederen hebben verkregen.

 

9. Met betrekking tot artikel 15

Er is overeengekomen dat beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt terzake van zijn persoonlijke werkzaamheid als een vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, mogen worden belast alsof het ging om beloningen die een werknemer terzake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.

 

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

Gedaan in tweevoud te Brussel, op 5 november1999, inde Nederlandse, de Franse, de Engelse en de Estlandse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.