Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013

Datum :
07-05-2013
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
7 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Parliamentary questions
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

lange termijnsparen - Vlaams Gewest - aandeel van het ARKimedes-fond

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013
Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Parliamentary questions
Title : Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013
Document date : 07/05/2013
Keywords : lange termijnsparen / vlaams gewest / aandeel van het ARkimedes-fonds
Document language : NL
Name : Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013
Version : 1
Question asked by : Lode Vereeck

Mondelinge parlementaire vraag nr. 1441 van de heer Lode Vereeck dd. 07.05.2013

Vlaams Parlement, Handelingen, Commissie voor Financiën, C197 - FIN10, blz. 6

De volkslening als mogelijk instrument voor langetermijnfinanciering en het overleg met de federale overheid ter zake

De voorzitter: De heer Vereeck heeft het woord.

De heer Lode Vereeck: Voorzitter, we weten dat de financieel-economische crisis een belangrijke impact heeft op hoe de overheid haar projecten - ook in de toekomst - zal financieren. Op 8 januari kwam dit al aan bod, toen we een grote gedachtewisseling voerden over het bankenplan. Dat bankenplan beoogt in eerste instantie natuurlijk een betere kredietverstrekking aan de bedrijven, maar in tweede instantie gaat het natuurlijk ook over hoe die overheid in de toekomst haar infrastructuurprojecten op lange termijn zal kunnen financieren. Het is in het kader van die gedachtewisseling dat de minister-president heeft aangekondigd dat er overleg zou zijn met de federale overheid met betrekking tot de volkslening als mogelijk instrument voor langetermijnfinanciering. Zoals gezegd, zijn er twee grote factoren die meespelen bij die langetermijnfinanciering, waardoor ook de Vlaamse overheid wat moeilijker aan haar centen geraakt: de strengere houding van Eurostat met betrekking tot allerlei constructies, zoals pps en alternatieve financiering, en natuurlijk de nieuwe Baselregels, die ervoor zorgen dat er strengere ratio's zijn voor de financiële sector. Een van de neveneffecten van die strengere regels is dat de kredietverstrekking - vooral op lange termijn - wat moeizamer verloopt. Minister, op 15 oktober heb ik u een schriftelijke vraag gesteld met betrekking tot de impact op de financiering van projecten voor de Vlaamse overheid. Daarin geeft u aan dat de Vlaamse overheid inderdaad moeilijkheden ondervindt inzake langetermijnfinanciering vanwege de bankencrisis. Het gaat dan niet over begrotingsfinanciering, maar wel degelijk over de financiering van bouw- en infrastructuurprojecten. Ondertussen heeft men ook een studie laten uitvoeren naar de mogelijkheid om gebruik te maken van variabele beschikbaarheidsvergoedingen voor pps-projecten. Vroeger werden dergelijke projecten gefinancierd over de hele looptijd van het project, maar dat lukt hoe langer hoe minder, waardoor er natuurlijk bijkomende risico's ontstaan, zoals het herfinancieringsrisico en het renterisico. De studie oppert een aantal interessante mogelijkheden om dat op te vangen via variabele beschikbaarheidsvergoedingen, om zo te komen tot een evenwichtige verdeling van het risico tussen de overheid en de privépartner als er sprake is van een herfinanciering. De minister-president gaf ook aan dat er een pilootproject zou worden opgestart met dit nieuwe instrument. Naast de voornoemde studie heeft men ook nog een studie laten verrichten naar de impact van de nieuwe financiële regulering - de Baselregels, de solvencyregels - op de kredietverstrekking van de banken aan de Vlaamse overheid. Op zich is dat natuurlijk een goede zaak. De Vlaamse overheid moet zich nu eenmaal inschakelen in een nieuwe financieel-economische realiteit. We wachten dan ook met interesse op de voorgestelde alternatieven voor de huidige financieringsvormen. Die studie zou in maart-april worden voltooid. Zoals steeds spelen we kort op de bal en hebben we daarover een schriftelijke vraag gesteld, maar we wachten nog steeds op het antwoord. Een van de nieuwe instrumenten die werden genoemd door de minister-president, is dat van de volkslening, naar aanleiding van het bankenplan. Dat kan zeker een nuttige mogelijkheid zijn, maar een en ander is toch niet zo evident. Men verwijst graag naar het recordbedrag op de depositorekeningen. Vandaag zou dat bedrag volgens Belga zijn gestegen tot 242 miljard euro. Men doet vaak uitschijnen dat het hier gaat om slapend geld, dat moet worden geactiveerd. Dat is natuurlijk niet zo: de banken gebruiken die deposito's natuurlijk ook voor het verstrekken van kredieten aan particulieren en bedrijven. De heer Dierckx van Febelfin was daar heel duidelijk over tijdens de gedachtewisseling: het leeuwendeel van dat slapend geld is geïnvesteerd in de Belgische economie. In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 20 februari aan de minister-president, stelde die dat de Federale Regering een kader moet creëren voor de uitgifte van thematische volksleningen. In datzelfde antwoord zei hij ook het volgende: "De gewesten worden op vandaag concreet betrokken in de technische werkgroepen die het kabinet van de federale minister van Financiën organiseert. Er is voorzien dat de gewesten inspraak bekomen bij het opstellen van een lijst van de voor besteding van de middelen van de volklening in aanmerking komende initiatieven." Begin april kondigde federaal minister Vande Lanotte dan aan dat de lancering van de volkslening prioritair was en dat ernaar zou worden gestreefd om eind april een wetsontwerp ter zake voor te leggen aan de federale ministerraad. Die datum is ondertussen verstreken. Wat we er voorlopig van weten, is dat de volkslening zou worden beheerd door de banken en tevens zou worden gedekt door de depositobeschermingsregeling. Daarbovenop zou er ook nog een fiscaal voordeel zijn. Minister, kunt u de werkzaamheden van die werkgroepen met betrekking tot de volkslening toelichten? Op welke wijze is het Vlaamse Gewest betrokken? Welke standpunten en voorstellen heeft het Vlaamse Gewest geformuleerd in het kader van die werkgroepen? Hoe evalueert u de werkzaamheden van de werkgroepen, onder meer met betrekking tot de inspraak van de gewesten bij de totstandkoming van deze nieuwe federale wetgeving? Wordt het inzetten van het instrument van de volkslening overwogen voor het financieren van projecten die worden gerealiseerd door de Vlaamse overheid, gelet op de moeilijkheden die de Vlaamse overheid ervaart met betrekking tot het verkrijgen van langetermijnfinanciering? Zo ja, wat is de stand van zaken en welke decretale of andere initiatieven moeten er, in functie van een eventuele operationalisering, nog bijkomend worden ingezet? Welke timing wordt gehanteerd? Zo neen, waarom niet, en zal dat alsnog worden onderzocht? Kunt u de begrotingsmatige behandeling van een volkslening toelichten? Welke gevolgen zou bijvoorbeeld de uitgifte van een volkslening door de Vlaamse overheid hebben voor de Vlaamse schuldpositie? Komen de gedane investeringen ook in het saldo? Wat is, met andere woorden, de impact op de directe schuld? Werden en worden ook de diverse secundaire effecten van het eventueel inzetten van het instrument van de volkslening onderzocht? Ik denk dan bijvoorbeeld aan de impact op de kredietverstrekking van de banken als gevolg van een potentiële afname van de depositobasis.

De voorzitter: Mevrouw Meuleman heeft het woord.

Mevrouw Elisabeth Meuleman: Voorzitter, ik sluit me aan bij de vragen van de heer Vereeck. Los van een aantal technische vragen vind ik het zeer belangrijk te weten wat er nu gebeurt in die werkgroepen. Naast de middelen van de begroting en de pps-constructies kunnen volksleningen een interessante mogelijkheid zijn om broodnodige middelen te genereren. Hebt u er al een zicht op wat Vlaams wordt gedaan en wat federaal wordt gedaan? Worden de middelen inderdaad alleen federaal gegenereerd, en hoe gebeurt dat dan? Gebeurt dat binnen het bestaande Belfius, of zal het op een andere manier gebeuren, via een nieuw publiek investeringsfonds? Kunt u dat nader toelichten? Moeten we dat overlaten aan de federale overheid, of kan ook Vlaanderen die weg verder bewandelen en exploreren, bijvoorbeeld door het opnieuw activeren van een soort ARKimedes-fonds? ls men dat inderdaad federaal opricht, bent u er dan zeker van dat er genoeg geld naar Vlaanderen zal gaan? Waar de middelen vandaan komen, is uiteindelijk minder interessant. De belangrijkste vraag is of het leeuwendeel van de middelen inderdaad naar Vlaanderen zal gaan, om een aantal gewestelijke investeringen te kunnen doen die zeer belangrijk zijn. Hebt u daar al een zicht op? Kunt u ons dat verzekeren? Dan is er nog het punt dat er inspraak is van de gewesten bij het opstellen van een lijst voor de besteding van de middelen van de volkslening en de in aanmerking komende initiatieven. Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering daarover? Wat hebt u voorgesteld in de werkgroep? Welke lijst van investeringen hebt u jaar voren geschoven? Betreft het vooral scholen, of wilt u verder investeren in missing links? Ik vind overigens dat het parlement daar zicht op zou moeten krijgen en erbij betrokken zou moeten worden. Aan welke projecten we middelen besteden, is een zaak van het hele parlement. Zullen wij daar als parlement op de een of andere manier bij betrokken worden?

De heer Eric Van Rompuy: Als die volkslening op federaal niveau wordt opgezet, wat zijn dan de gevolgen voor de Vlaamse begroting? Dat lijkt mij niet zo duidelijk. Men zegt dat het beheerd zou worden door de banken en gedekt door een depositobeschermingsregeling. Ik heb ook gelezen dat volgens Vande Lanotte een volkslening geen enkel effect heeft op de publieke schuld, omdat het spaarinleg is die wordt uitgeleend, wat netto geen verplichtingen inhoudt voor de overheid en de schuldpositie. Door alle waarborgregelingen en zo meer hebben wij ook in Vlaanderen een soort impliciete schuldpositie opgebouwd. Ik zie hier niet meteen duidelijkheid in, zeker omdat het een gemengd Vlaams-federaal initiatief zou zijn. Wat zouden daar de budgettaire implicaties van zijn?

De voorzitter: Minister Muyters heeft het woord.

Minister Philippe Muyters: Voorzitter, collega's , ik wil vooreerst stellen dat er in België echt wel nood is aan een goed, duidelijk en consistent kader om het langetermijnsparen aan te moedigen. De kredietverlening op lange termijn hapert inderdaad, zeker als het gaat over projecten van 15 tot 25 jaar. De marges die daar worden gevraagd, lopen op. 15 tot 25 jaar is zowat de termijn waarop sociaal-publieke investeringen worden afgeschreven. Bij bedrijfseconomische investeringen is dat veeleer 5 tot 10 jaar. Zoals het instrument van de volkslening nu wordt opgezet, wordt met een federale depositoregeling en met een fiscaal instrument vooral de kredietverlening van 5 tot 10 jaar gestimuleerd. Met andere woorden: de typische markt van bedrijfsobligaties. Ik ben eerlijk gezegd niet zeker of de sociaal-publieke sector daarmee zal worden geholpen. De budgettaire consequenties van de depositowaarborg en de vermindering van roerende voorheffing wil de federale staat ook opnemen. Het is aan de federale overheid om na te gaan of zij daartoe de middelen heeft en die wil vrijmaken. Mijnheer Vereeck, de gewesten zijn inderdaad kort ingelicht over de zienswijze van de federale overheid. Er zijn twee voorbereidende interfederale interkabinettenwerkgroepen (IKW's ) geweest, waar de kabinetten van de ministers-presidenten op waren uitgenodigd. De Federale Regering wou de gewesten betrekken met betrekking tot de projecten waarvoor de opgehaalde middelen gebruikt kunnen worden. Op het Overlegcomité van 24 april is afgesproken dat het overleg met de gefedereerde entiteiten zal worden voortgezet, met het oog op het finaliseren van het koninklijk uitvoeringsbesluit over de categorieën van projecten die in aanmerking zullen kunnen komen. De basisdoelstelling van de volkslening is een kredietverlening van de banken te sturen in de richting van domeinen waar financieringsproblemen bestaan, en om de funding van de banken te verlengen in het kader van de verstrengde Basel 3-normen. Het is een federale maatregel, gericht op het stimuleren van de bancaire financiering van langetermijnprojecten, waarbij private personen of instellingen vragende partij zijn voor dergelijke financiering op lange termijn. De regeling heeft geen directe impact op de Vlaamse begroting. Als je op die wijze projecten financiert, financier je ze niet volgens de klassieke banklening. De regeling kan wel in positieve zin een impact hebben, als banken dankzij dit instrument hun langetermijnkredietverlening opnieuw zouden aanbieden aan marges die beperkt boven de rentevoeten van de lineaire obligaties (OLO's) op deze termijn liggen. Onze kredietaantrekking, maar ook die van de lokale besturen, scholen en ziekenhuizen, situeert zich immers op die lange termijn van 15 tot 25 jaar. Hoewel ik tot op heden geen kennis heb van een dergelijke evolutie, spreekt het vanzelf dat het Vlaamse Gewest de mogelijkheden en het nut van de maatregel zal aftoetsen, als zij zich zouden manifesteren. Het zal daarbij ook uitkijken zijn of de federale volkslening de spaarders ertoe zal aanzetten om hun zichtdeposito's om te zetten in kasbons en termijndeposito's op minstens vijf jaar, en of ze bijkomend zullen sparen of het geld veeleer zullen putten uit andere beleggingen.

De voorzitter: De heer Vereeck heeft het woord.

De heer Lode Vereeck: Minister, ik begrijp dat er overleg is geweest en dat de inspraak vanuit de gewesten voorlopig beperkt was tot het omschrijven van projecten die in aanmerking komen. Blijkbaar wil men vrij snel in uitvoering gaan. Ik begrijp ook dat u een zekere scepsis hebt vanwege de termijnen. Het gaat om volksleningen op vijf à tien jaar, terwijl het de bedoeling is om net dat risico te overbruggen en naar langere termijnen te gaan. Mijn eerste bedenking, minister, hebt u zelf ook al geformuleerd. De vraag is inderdaad wat nu eigenlijk het effect is van het omzetten van spaarcenten naar kasbons of termijnrekeningen. We weten ook niet 100 procent zeker of dat wel degelijk uit de typische spaarboekjes komt, of misschien zelfs uit andere types van beleggingen, zoals Tak 21. Het is op dit moment heel moeilijk om aan te geven waar die centen vandaan komen. We focussen ons nu inderdaad op het slapende geld op de spaardeposito's , maar dat is natuurlijk geen slapend geld, ook dat geld wordt op dit moment ter beschikking gesteld. Ik blijf zitten met mijn vraag over de ESR-matige en budgettaire afhandeling van deze zaak. Stel dat u nu een brug zou bouwen. U kunt dat, zoals in het verleden, via een directe financiering doen, gewoon in het saldo en in de directe schuld. Om allerlei redenen zijn wij in Vlaanderen echter overgestapt naar systemen van alternatieve financiering, met publiekprivate samenwerking (pps), precies om het uit het saldo en de schuld te houden. Dat lukt ons misschien niet, we moeten nog wachten op wat Europa zal vertellen. Maar nu moet u mij eens vertellen hoe dat in zijn werk gaat. Moeten wij dan ook constructies à la de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) opzetten? Het zijn banken die kasbons geven aan private spaarders. Die private spaarder heeft een kasbon waarop heel specifiek staat waarvoor het geld wordt gebruikt. Het zijn eigenlijk een soort obligaties. Het zijn geen obligaties van het Wegenfonds, het zullen een soort obligaties, kasbons of termijnrekeningen zijn voor heel specifieke programma's of projecten: de kasbon voor, ik zeg maar iets, de Lange Wapper of de tunnel onder de Krijgsbaan. Ik leg daar mijn geld in, ik krijg die kasbon met een verhoogd rendement. Wat gebeurt er dan met die centen? Hoe komen die uiteindelijk bij de uitvoerder? Moeten wij dan ook off-budgetconstructies gaan opzetten à la BAM om dat allemaal te realiseren? Wie realiseert dat eigenlijk?

De voorzitter: Minister Muyters heeft het woord.

Minister Philippe Muyters: Ik begrijp de vraag niet goed. Dit komt in de plaats van een klassieke lening. U gaat een lening aan om die tunnel of die brug te financieren. In de plaats van die lening doe je nu een beroep op de volkslening, in het ene geval bij een bank, wel of niet via een verzekeringsmaatschappij. Hier is dat via een bank naar een deposito of een kasbon, waarbij de federale overheid zegt: omdat het over een langetermijnfinanciering gaat, waarvoor er een moeilijkheid is in de markt, geven wij een stimulans door een waarborg te geven bij het deposito, de 100.000 eurofilosofie langs de ene kant, en langs de andere kant heffen we een lagere onroerende voorheffing. Ik zie niet in op welke manier dat ESR-matig anders zou worden bekeken dan de klassieke lening.

De heer Lode Vereeck: Dat betekent dat het zowel in het saldo als in de schuld terechtkomt?

Minister Philippe Muyters: Ja, met de kennis die ik op dit moment heb, en die komt uit het verslag dat ik heb gekregen van de minister-president. Zoals ik al zei, ben ik zelf niet betrokken bij de besprekingen omdat ze vooral zijn gegaan over de mogelijke invulling. Ik ga ervan uit dat het op dezelfde manier gebeurt als bij de klassieke lening.

De heer Lode Vereeck: Ik ben daar ook niet bij betrokken, daarom vraag ik het u expliciet.

Minister Philippe Muyters: Ik wil een nuance aanbrengen. Stel dat BAM een lening zou aangaan binnen een ESR 8-constructie, en nu een volkslening kan aangaan, dan zal dat wel binnen een ESR 8-constructie kunnen. Daarom zei ik dat ik uw vraag niet goed begrijp. Als het de klassieke financiering was waarbij wij een lening aangingen om een tunnel te bouwen, dan zal dat zo zijn. Gaan we via de BAM-constructie en ook BAM zou er een beroep op kunnen doen, dan zal dat op de andere manier gebeuren. Ik zie niet wat er bij de volkslening anders zou zijn dan bij de klassieke lening bij de bank. Het is niet bij wie je leent dat maakt dat je ESR 8-neutraal bent of niet, lijkt me.

De heer Lode Vereeck: Dat is duidelijk. Dan stelt zich echter wel het probleem van de kostprijs. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is om de spaarder een beetje te belonen om wat we dan een beetje lapidair het activeren van het slapende geld noemen, door het geven van een extra rente. Dat is dan voor u niet zo een interessante formule, denk ik.

Minister Philippe Muyters: Ik dacht dat ik in mijn antwoord duidelijk heb gezegd dat ik er niet zeker van ben of op deze wijze ook de doelmarkt van de sociaal-publieke investeringsector zal worden geholpen. Ik vind dat dergelijke dingen een kans moeten krijgen als de federale overheid ze opzet. Als dat nuttig is voor ons, laat ons dat dan meenemen, maar vandaag is niet duidelijk of dat het geval is.

De voorzitter: De heer Van Mechelen heeft het woord.

De heer Dirk Van Mechelen: Volgens mij hangt de ESR-kwalificatie niet af van de manier waarop men middelen vergaart, via een klassieke lening, een EMTN-lening of een volkslening. Dat hangt puur af van de kwalificatie waarop je de uitgaven doet en de terugbetaling gebeurt. In het geval van BAM gebeurt dat met tolgelden waardoor het ESR 8- neutraal is. Ik denk dat geval per geval zal moeten worden bekeken of het ESR-aanrekenbaar is of niet, afhankelijk van de manier waarop de uitgaven gebeuren en terugbetaald worden. Als je bij wijze van spreken morgen een volkslening aangaat om een lab te bouwen bij het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (IMEC), dan zal het afhangen van hoe IMEC die lening terugbetaalt om te weten of het ESR 8-neutraal is. We hebben dat trouwens in het verleden ook gedaan. Wat de vergoeding betreft, heeft de vraag betrekking op het feit dat we vandaag vaststellen dat de banken op dit ogenblik 250 tot 300 basispunten boven IRS aanrekenen, waardoor het systeem van het ARKimedesfonds dat we in de tijd hebben uitgewerkt, veel goedkoper zal zijn dan die 250 tot 300 punten te betalen aan de banken. Op dit ogenblik wordt dit door nogal wat groepen, zoals de huisvestingsmaatschappij, omzeild omdat ze zich op dit ogenblik kunnen financieren bij de verzekeringsmaatschappijen. Daar zijn de berichten heel duidelijk dat dit twee tot drie jaar soelaas kan brengen, maar dat dan de pot leeg is. Dan moeten we opnieuw naar de klassieke financiering gaan of naar een volkslening, wat we trouwens in het BAM-verhaal ooit al hebben gelanceerd.

Minister Philippe Muyters: Ik dank de heer Van Mechelen. Wat hij zegt, is perfect wat ik naar voren heb gebracht. Hij heeft het op een andere manier nog duidelijker gesteld.

Mevrouw Elisabeth Meuleman: Dan zijn er toch duidelijk gegronde twijfels bij de formule en kan dat zeker niet in de plaats komen van een of ander Vlaams initiatief in het bankenplan dat wij hebben goedgekeurd. Betekent dat dat we daarnaast zeker nog de piste van Vlaamse investeringsfondsen kunnen en zullen moeten bewandelen? Bent u daar nog mee bezig? Wat is de stand van zaken daar?

Minister Philippe Muyters: Mevrouw Meuleman, bij gelijk welk project dat moet worden gefinancierd, moeten we kijken hoe de financiering op de beste manier gebeurt. Van een bijkomend instrument dat de federale overheid ons aanbiedt, willen wij graag bekijken of het voor ons het beste instrument zal zijn. We staan daar sceptisch tegenover, zonder twijfel. Als het geen goed instrument is, dan moeten we bekijken op welke andere manier de projecten kunnen worden gefinancierd. Dat is alles wat ik daarop kan zeggen.

De voorzitter: De vraag om uitleg is afgehandeld.