Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010

Datum :
05-01-2010
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Parliamentary questions
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

vennootschapsbelasting - wet betreffende het generatiepact - bedrijfsvoorheffing

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010
Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Parliamentary questions
Title : Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010
Document date : 05/01/2010
Publication date : 01/02/2010
Keywords : vennootschapsbelasting / wet betreffende het generatiepact / bedrijfsvoorheffing
Document language : NL
Name : Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010
Version : 1
Question asked by : Jan Jambon

Parlementaire vraag nr. 244 van de heer Jan Jambon dd. 05.01.2010

 

Vennootschapsbelasting

Wet betreffende het generatiepact

Bedrijfsvoorheffing

 

VRAAG

De wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact voerde een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in voor wetenschappelijk personeel tewerkgesteld in "Young Innovative Companies". Graag had ik enkele verduidelijkingen omtrent de toepassingsvoorwaarden van deze vrijstelling.

1. Een eerste voorwaarde stelt dat het moet gaan om een vennootschap die onderzoeksprojecten uitvoert. Valt de verdere ontwikkeling van een reeds commercieel beschikbaar softwareprogramma (nieuwe versies, nieuwe features) onder de definitie van onderzoeksprojecten, en geldt bijgevolg het gedeeltelijk niet doorstorten van bedrijfsvoorheffing ook voor werknemers die hieraan werken?

2. Artikel 109, in 2°, c) van de voorgestelde tekst, van de voornoemd wet van 23 december 2005 stelt dat de betrokken vennootschap niet opgericht mag zijn in het kader van een concentratie, een herstructurering, een uitbreiding van een vroegere activiteit of een overname van een vroegere activiteit.

Betekent dit dat de werknemers in een vennootschap met onderzoeksactiviteit die ontstaan is uit de splitsing van een oorspronkelijke vennootschap die op zichzelf aan alle voorwaarden voldeed voor de kwalificatie als "Young Innovative Company" -inclusief de voorwaarde minder dan 10 jaar te bestaan vóór 1 januari van het jaar waarin de vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing wordt toegekend - mogelijk niet in aanmerking komen voor deze vrijstelling?

3. Binnen welke termijn dient de administratie redelijkerwijze een verzoek inzake de toepassing van deze criteria te beantwoorden?

 

ANTWOORD (van de heer Reynders, Vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen)

Vraag nr. 1 Uit de parlementaire voorbereiding bij de Wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (Doc 51 2128/003, blz. 25) blijkt dat een onderzoeksproject in de zin van artikel 275³, §1, 3de lid, 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 gedefinieerd moet worden als een project met betrekking tot vernieuwend en planmatig onderzoekswerk met het oog op het verwerven van nieuwe wetenschappelijke of technische kennis en inzichten. Of de verdere ontwikkeling van een bestaand softwareprogramma als een onderzoeksproject kan worden aangemerkt, hangt af van het antwoord op de vraag of er daarbij al dan niet sprake is van wetenschappelijke en/of technische vooruitgang die resulteert in een toename van de hoeveelheid kennis. Wanneer er bij de verbetering, uitbreiding of verandering van een bestaand programma bevestigend op die vraag moet worden geantwoord dan kadert deze ontwikkeling inderdaad in een onderzoeksproject.

Vraag nr. 2 Het antwoord op de gestelde vraag luidt bevestigend. Een vennootschap met onderzoeksactiviteit die ontstaan is uit de splitsing van een oorspronkelijke "Young Innovative Company" kan zelf niet worden beschouwd als een Young Innovative Company daar deze vennootschap is opgericht in het kader van een herstructurering met een overname van een vroegere activiteit of een uitbreiding van een vroegere activiteit tot gevolg (zie artikel 275³, §1, 3de lid, 2°, c), WIB 92).

Vraag nr. 3 De "Young Innovative Company" moet bij de administratie geen formeel verzoek indienen om in aanmerking te kunnen komen voor de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing bedoeld in artikel 275³, §1, 3de lid, 2°, WIB 92. Ingevolge artikel 95², KB/WIB 92 moeten de "Young Innovative Companies" twee afzonderlijke aangiften in de bedrijfsvoorheffing indienen waarbij de eerste aangifte betrekking heeft op de aan al de werknemers betaalde of toegekende bezoldigingen en de tweede aangifte uitsluitend betrekking heeft op de bezoldigingen van werknemers waarvoor een deel van de bedrijfsvoorheffing niet in de Schatkist moet worden gestort. Ter staving van deze aangiften in de bedrijfsvoorheffing moeten deze ondernemingen overeenkomstig artikel 275³, §1, 6de lid, WIB 92 op de door de Koning bepaalde wijze het bewijs leveren dat de werknemers in hoofde van wie de vrijstelling wordt gevraagd, gedurende de periode waarop die aangiften betrekking hebben, effectief werden tewerkgesteld als wetenschappelijk personeel in een "Young Innovative Company". Dat "wetenschappelijk personeel" bestaat uit onderzoekers, onderzoekstechnici en projectbeheerders inzake onderzoek en ontwikkeling, met uitsluiting van het administratief en commercieel personeel (artikel 275³, §1, 5de lid, WIB 92). In artikel 95², §4, KB/WIB 92 stelt de Koning vervolgens dat de modaliteiten met betrekking tot deze bewijsvoering zijn opgenomen in de bijlage IIIter, KB/WIB 92. Overeenkomstig punt III van voornoemde bijlage moet dit bewijs geleverd worden aan de hand van een nominatieve lijst per instelling die de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing ter beschikking van de administratie moet houden en die bepaalde vermeldingen bevat. Specifiek voor de "Young Innovative Companies" moet deze lijst het bewijs bevatten dat de betrokken werknemer, naargelang het geval, onderzoeker, onderzoekstechnicus of projectbeheerder inzake onderzoek en ontwikkeling is. De begrippen "onderzoeker", "onderzoekstechnicus" en "projectbeheerder inzake onderzoek en ontwikkeling" worden eveneens gedefinieerd in punt III, e) van deze bijlage IIIter, KB/WIB 92.