Rechtbank van eerste aanleg: Vonnis van 3 December 2013 (Mechelen). RG 10/1749/A

Datum :
03-12-2013
Taal :
Nederlands
Grootte :
5 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20131203-7
Rolnummer :
10/1749/A

Samenvatting :

Wanneer men ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om een tegenverhoor te vorderen, doch hiermee meer dan een jaar heeft gewacht, kan het tegenverhoor niet worden toegestaan, gelet op het kennelijk misbruik van procesrecht dat uit dergelijke houding blijkt.

Vonnis :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

De rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, zevende kamer, rechtsprekende in burgerlijke zaken, wijst het volgende vonnis:

A.R.nr. 10/1749/A

INZAKE :

De heer H. H.,

eiser, die als raadsman heeft Mr. Piet Van Eeckhaut, advocaat te 9000 Gent, er kantoorhoudende Recollettenlei 41

TEGEN :

De VZW Het Vlaamse Kruis, ingeschreven in de KBO met nummer 0410.937.827, gevestigd te 2800 Mechelen, Battelsesteenweg 315

verweerster, die als raadsman heeft Mr. Herman Buyssens, advocaat te 2018 Antwerpen, er kantoorhoudende Mechelsesteenweg 210A bus 1.

De rechtbank neemt in acht :

- de gedinginleidende dagvaarding bij geboekt exploot van 9 december 2010

- het vonnis van de 7de kamer van deze rechtbank dd. 11 oktober 2011 waarbij verweerster toegelaten werd om een aantal feiten te bewijzen door alle middelen van recht, getuigen inbegrepen en eiser werd toegelaten het tegenbewijs te leveren met dezelfde middelen

- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 maart 2012

- de beschikking van 21 mei 2013 verleend overeenkomstig artikel 747 § 2 van het gerechtelijk wetboek die de conclusiekalender tussen de partijen vaststelt;

- de conclusie na getuigenverhoor voor de VZW Het Vlaamse Kruis neergelegd ter griffie op 11 juli 2013;

- de syntheseconclusie na getuigenverhoor voor de heer H. neergelegd ter griffie op 28 augustus 2013;

- de syntheseconclusies voor de VZW Het Vlaamse kruis neergelegd ter griffie op 25 september 2013;

- de voor de heer H. en de VZW Het Vlaamse Kruis overgelegde stukken.

* * * * *

1. Procedure

De vordering van eiser strekt er toe te zeggen voor recht dat de zaak niet in staat is en de zaak op te schorten tot na het gehouden tegenverhoor. Minstens herneemt eiser zijn oorspronkelijke vordering. Deze vordering strekt er toe te zeggen dat de schorsing van eiser moet worden ingetrokken en te bevelen dat eiser terug terecht kan bij verweerster, onder verbeurte van een dwangsom van 500 euro per dag dat hieraan geen gevolg gegeven wordt.

Subsidiair vordert eiser de veroordeling van verweerster tot betaling van een provisionele schadevergoeding van 2.500 euro in hoofdsom.

Verweerster vordert de vorderingen van eiser ontvankelijk doch ongegrond te verklaren.

De tegenvordering van verweerster strekt ertoe eiser te veroordelen tot de afgifte van de sleutels van het lokaal van de afdeling Sint-Niklaas, van ziekenwagens nrs. 1 en 2 op haar algemeen secretariaat te Mechelen, onder verbeurte van een dwangsom van 500 euro per dag vertraging na de betekening van het tussen te komen vonnis.

Beide partijen vragen wederzijds de veroordeling van de andere partij tot betaling van de proceskosten.

2. Beoordeling

2.1.

Eiser werkte als vrijwilliger bij verweerster en had het statuut van toegetreden lid.

De Raad van Bestuur van de afdeling Sint-Niklaas van verweerster heeft eiser per brief van 14 maart 2010 meegedeeld dat zij besloten had hem tijdelijk te schorsen naar aanleiding van een incident dat een paar dagen eerder had plaats gevonden:

"Naar aanleiding van de feiten die vrijdag 12/03/2010 zijn voorgevallen heeft het bestuur van Afdeling Sint-Niklaas besloten in een dringende vergadering U tijdelijk te schorsen voor verdere activiteiten.

De afdeling wil zijn naam niet in het gedrang brengen zo wel plaatselijk als nationaal.

Het bestuur vindt dat het niet kan dat jij met een minderjarige collega een relatie begint.

Wij zijn genoodzaakt deze sancties te nemen voor verdere bescherming van de betrokkene en U zelf.

Wij hebben ook de Raad van Bestuur deze beslissing medegedeeld over deze schorsing.

Wij wachten de verdere beslissingen af van de Raad van Bestuur."

Bij brief van 11 mei 2010 heeft de Raad van Bestuur eiser laten weten dat de geschillenprocedure zou worden opgestart:

" De Raad van Bestuur van het Vlaamse Kruis werd op de hoogte gesteld van een hogervermeld incident in het verzorgingslokaal van afdeling Sint-Niklaas. De afdeling Sint-Niklaas kwam in spoedvergadering bijeen en schorste je meteen op afdelingsniveau. Deze schorsing werd door jou als ongegrond ervaren.

(...)

Overeenkomstig de geldende procedure bij geschillen, komt eerst de voorzitter van de provincie tussen. Eerstdaags mag je een bericht voor afspraak verwachten van K. V., waarnemend voorzitter van Oost-Vlaanderen. K. zal zich laten bijstaan door L. V. L., voorzitter van Antwerpen.

Kan deze tussenkomst geen klaarheid scheppen, dan brengen zij dit over aan de geschillencommissie. Slaagt deze commissie er ook niet in om de zaak in het reine te trekken of blijft er nog steeds betwisting, dan blijft alléén nog de Raad van Bestuur over. Tegen deze laatste instantie is geen verder verhaal of beroep mogelijk."

Bij e-mail van 21 mei 2010 heeft de heer V. K. eiser uitgenodigd voor een afspraak op 31 mei of 1 juni 2010.

Bij e-mail van dezelfde dag heeft eiser geantwoord dat hij de "zitting van de vrederechter wil afwachten".

Met aangetekende brief van 24 juni 2010 heeft de algemeen secretaris van verweerster eiser laten weten dat aangezien eiser zelf de interne procedure via de geschillencommissie heeft geschorst, het dossier werd doorverwezen naar de Raad van Bestuur. Hij deelde eiser mee dat de Raad van Bestuur had beslist dat de schorsing gehandhaafd bleef en dat deze werd uitgebreid naar alle afdelingen van verweerster.

2.2.

Bij vonnis van 11 oktober 2011 werd de VZW Het Vlaamse Kruis toegelaten om de volgende feiten te bewijzen door middel van een getuigenverhoor:

"- dat de heer H. op de ‘100 dagen-fuif van 12/2/2010 met zijn arm rond de schouders van A. D. L. lag,

- dat de heer H. in de zomer van 2009 steeds jonge meisjes op zijn schoot trok en dat hij bij het uitoefenen van de permanentie op het recreatieoord eveneens in de zomer van 2009 met zijn verrekijker en camera steeds jonge meisjes en redsters viseerde en dat hij hiervoor terecht gewezen werd door R. V. H.,

- dat C. V. H. heeft bevestigd dat de heer H. seksuele betrekkingen heeft gehad met een meisje van 13 jaar."

Uit het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 maart 2012 blijkt dat er op vraag van verweerster zes getuigen werden gehoord.

In zijn conclusie na getuigenverhoor, neergelegd ter griffie op 28 augustus 2013, vordert eiser thans een tegenverhoor. Hij meent dat de zaak dan ook niet in staat is.

Bij fax van 22 oktober 2013 heeft de raadsman van eiser de lijst van op te roepen getuigen meegedeeld.

Verweerster stelt dat de termijn om een tegenverhoor te vorderen, verstreken is.

Bij toepassing van artikel 921 Ger. W. dient het verzoekschrift tot het houden van een tegenverhoor ten laatste dertig dagen na de verzending van het proces-verbaal van het verhoor, neergelegd te worden ter griffie.

Deze termijn is niet voorgeschreven op straffe van verval of nietigheid.

Indien uit de chronologie van het verloop van de rechtspleging echter blijkt dat de partij die het houden van het tegenverhoor heeft gevorderd, kennelijk misbruik van procesrecht heeft gepleegd, dient de rechtbank het verzoek tot het houden van een tegenverhoor te weigeren.

(vgl. Bergen 21 december 2009, JLMB 2010, afl. 9, 422, noot G. De L.)

Eiser heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om een tegenverhoor te vorderen, doch heeft hiermee meer dan een jaar gewacht. Ook een verlenging van de termijn werd niet gevraagd.

Nadat het getuigenverhoor plaatsvond op 20 maart 2012 en het desbetreffende proces-verbaal werd verzonden op ***, is er geen reactie vanwege eiser gevolgd en heeft verweerster uiteindelijk op 13 december 2012 een verzoekschrift conform artikel 747 § 2 lid 5 Ger. W. neergelegd. Hierop werden door eiser geen opmerkingen geformuleerd, laat staan dat werd gemeld dat een tegenverhoor zou worden gevraagd; Bij beschikking van 21 mei 2013 werden conclusietermijnen en een rechtsdag bepaald.

Uiteindelijk heeft eiser dan nog tot 28 augustus 2013 gewacht om een tegenverhoor te vorderen.

Eiser heeft aldus ruimschoots de mogelijkheid gehad om de zaak in staat te stellen en een tegenverhoor te vorderen. Hij blijft in gebreke om een gegronde reden aan te voeren voor zijn laattijdig verzoek.

Ook al is de termijn zoals hoger vermeld niet voorgeschreven op straffe van verval of nietigheid, de aanvraag komt na de termijn waarvoor geen verlenging werd gevraagd. Zonder meer, zonder enige duidelijke reden, laat staan omwille van overmacht, lange tijd wachten om een tegenverhoor te vorderen kan bovendien niet gehonoreerd worden. Een snel tegenverhoor vindt zijn evidente reden in het streven naar een zo hoog mogelijke validiteit en relevantie van de eventuele tegenverhoren. Indien zonder meer hiermee al te lang wordt gewacht, dreigt het tegenverhoor ter zake in te boeten en moet deze mogelijkheid worden afgewezen gelet op het kennelijk misbruik van procesrecht dat uit dergelijke houding blijkt.

(zie kopies - boekje)

2.3.

Artikel 14 van de statuten van verweerster bepaalt dat de rechten en plichten van de toegetreden leden bepaald worden door het huishoudelijk regelement.

Bij toepassing van artikel 49 a) van het huishoudelijk reglement van verweerster heeft het afdelingsbestuur inzake lokale aangelegenheden alle bevoegdheden, voor zover ze niet door de statuten of het huishoudelijk reglement aan andere geledingen toekomen.

Artikel 49 i) van het huishoudelijk reglement zegt dat het afdelingsbestuur bepaalt welke leden mee ingeschakeld kunnen worden voor de hulpdiensten of ziekenhuisvervoer. Indien het lid hiermee niet akkoord gaat, kan het klacht neerleggen bij de geschillencommissie.

Deze bepalingen maken het mogelijk dat het afdelingsbestuur beslist om toegetreden leden (tijdelijk) te schorsen van activiteiten, hetgeen in casu is gebeurd.

De Raad van Bestuur heeft deze beslissing van het afdelingsbestuur uiteindelijk bevestigd en uitgebreid naar alle afdelingen.

Volgens artikel 25 van de statuten van verweerster heeft de Raad van Bestuur is deze verantwoordelijk voor het bestuur van de vzw, het dagelijks bestuur inbegrepen. Zodoende blijkt de Raad van Bestuur bevoegd om deze beslissing te nemen.

Het recht van het afdelingsbestuur en van de Raad van Bestuur om verweerder (tijdelijk) te schorsen, is soeverein. Zij hoefden deze beslissing niet te motiveren.

De rechtbank kan deze beslissingen niet op haar grond beoordelen, ze is enkel bevoegd na te gaan of de beslissingen rechtsgeldig werden genomen.

Eiser toont niet aan dat de beslissingen van verweerster niet rechtsgeldig werden genomen.

Het treft overigens dat eiser zelf de geschillenprocedure die voorzien is in de statuten zoals hoger geschetst naast zich neer heeft gelegd, doch meteen een burgerlijke procedure blijkt gestart te zijn (zie stuk 5 eiser, mail van 21/05/10 van eiser).

2.4.

Eiser haalt verder aan dat de beslissingen werden genomen zonder enige kans op verhoor of verdediging. Hij zegt evenwel niet op welke grond dat hij diende gehoord te worden. Dit is niet voorzien in het huishoudelijk reglement van verweerster.

Tevens heeft eiser nagelaten een klacht neer te leggen bij de geschillencommissie, zoals voorzien in artikel 49 i) van het huishoudelijk reglement.

Verweerster heeft de procedure geschillen willen opstarten. Op de uitnodiging van K. V., waarnemend voorzitter van Oost-Vlaanderen voor het maken van een afspraak is eiser echter niet ingegaan, hoedanook ging eiser meteen over tot een burgerrechtelijke procedure.

2.5.

Tenslotte dient de vraag beoordeeld te worden of de wijze van behandeling van eiser door verweerster foutief was, en hij hierdoor eventueel schade heeft geleden.

Zoals vermeld was de aanvankelijke beslissing van verweerster onder voorbehoud van de verdere statutair voorziene procedure. Deze werd evenwel afgebroken en niet opnieuw opgenomen door eiser. De beslissing tot schorsing was gemotiveerd, waarbij de feiten die aan de oorsprong lagen werden aangeduid. De rechtbank vermag hier geenszins een opportuniteitstoetsing uit te voeren, hoogstens een marginale toetsing waaruit een onwettige of foutieve handelswijze zou kunnen blijken. Eiser toont dergelijke handelswijze evenwel geenszins aan. Ten overvloede kan opgemerkt worden dat uit het getuigenverhoor, en uit de eigen verklaring van de moeder van eiser (stuk 9 verweerster) niet is gebleken dat de initiële ingeroepen reden, het zoeken van schijnbare relationele toenadering door een 29-jarige vrijwilliger ten aanzien van 14-jarige dochter van een andere vrijwilligster, volledig fictief was, ook al zou over de interpretatie en de noodzakelijke gevolgen kunnen worden getwist doch dit overstijgt de beoordelingsmarge in deze van de rechtbank. Eiser laat na aldus aan te tonen voor welke fout verweerster aansprakelijk is, en in welk causaal verband dit desgevallend staat met een bepaalde schade;

De vordering van eiser om zijn schorsing te zien intrekken en te horen bevelen dat eiser terug terecht kan bij verweerster, onder verbeurte van een dwangsom van 500 euro per dag, is ongegrond.

De vordering van eiser tot betaling van een provisionele schadevergoeding van 2.500 euro in hoofdsom is tevens ongegrond.

3.

Verweerster stelt een tegenvordering die er toe strekt eiser te veroordelen tot de afgifte van de sleutels van het lokaal van de afdeling Sint-Niklaas, en van de ziekenwagens nrs. 1 en 2, op haar algemeen secretariaat te Mechelen, onder verbeurte van een dwangsom van 500 euro per dag vertraging.

Verweerster laat echter na te bewijzen dat de sleutels in het bezit zijn van eiser, hetgeen door eiser ook wordt ontkend.

De tegenvordering van verweerster is bijgevolg ongegrond.

BESLISSING VAN DE RECHTBANK :

Het vonnis wordt uitgesproken op tegenspraak en in eerste aanleg;

De bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en de latere aanvullingen en wijzigingen daaraan en deze van de wetten van 26.06.2000 en 30.06.2000 betreffende de invoering van de euro en de in uitvoering hiervan genomen koninklijke besluiten van 20.07.2000 werden in acht genomen;

herneemt deze zaak en het tussenvonnis d.d. 11 oktober 2011 verder uitwerkend;

Verklaren de vorderingen van eiser ontvankelijk doch ongegrond;

Verklaart de tegenvordering van verweerster ontvankelijk doch ongegrond;

Veroordeelt eiser tot de kosten van het geding, voor eiser begroot op euro 220,62 (dagvaarding en rolstelling) + euro 650,00 (rechtsplegingsvergoeding) en voor verweerster begroot op euro 1.320,00 (rechtsplegingsvergoeding).

Dit vonnis werd op drie december tweeduizend dertien uitgesproken in openbare terechtzitting van de zevende kamer, die samengesteld was uit

De heer B. Willocx, voorzitter

Mevrouw N. Van Couteren, griffier.

N. Van Couteren B. Willocx