Hof van Cassatie: Arrest van 25 Maart 2014 (België). RG P.13.2020.N

Datum :
25-03-2014
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20140325-4
Rolnummer :
P.13.2020.N

Samenvatting :

Artikel 6.1 EVRM is in beginsel niet van toepassing voor de hoge commissie die geen uitspraak doet over de gegrondheid van de strafvordering noch over de vaststelling van burgerlijke rechten of verplichtingen (1). (1) Zie: Cass. 25 juni 2013, AR P.13.0535.N, AC 2013, nr. 395.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. P.13.2020.N

G G,

geïnterneerde,

eiser,

met als raadsman mr. Christopher Lantsoght, advocaat bij de balie te Brugge,

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing van de hoge commissie tot be-scherming van de maatschappij van 7 november 2013.

De eiser voert in twee memories, die aan dit arrest zijn gehecht, drie middelen aan.

Raadsheer Alain Bloch heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Marc Timperman heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Eerste middel

1. Het middel voert miskenning aan van de wapengelijkheid: het openbaar mi-nisterie manipuleert bewust het dossier door alle ontlastende stukken te verwijde-ren en het dossier in de huidige procedure als spoedeisend te omschrijven; zowel voor de commissie tot bescherming van de maatschappij (hierna: de commissie) als de hoge commissie tot bescherming van de maatschappij (hierna: de hoge commissie) was er geen schriftelijk advies van het openbaar ministerie, zodat de eiser het advies van het openbaar ministerie niet kon betwisten; de bestreden be-slissing beantwoordt niet eisers in persoon aangevoerde verweer.

2. In zoverre het middel gericht is tegen de procedure voor de commissie, het optreden van het openbaar ministerie en tegen de spoedeisende vaststelling van de zaak voor het Hof van Cassatie, is het niet gericht tegen de bestreden beslissing en bijgevolg niet ontvankelijk.

3. Geen enkele verdragsbepaling of wetsbepaling verplicht het openbaar mi-nisterie voor de hoge commissie schriftelijk te adviseren of te vorderen. Het feit dat het openbaar ministerie mondeling advies uitbrengt over de zaak of vordert, belet niet dat de geïnterneerde daarop schriftelijk antwoordt.

In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.

4. Het middel preciseert niet welk verweer de bestreden beslissing niet beant-woordt.

In zoverre is het middel onnauwkeurig, mitsdien niet ontvankelijk.

Tweede middel

5. Het middel voert schending aan van artikel 6.1 EVRM en artikel 292 Ge-rechtelijk Wetboek, alsook miskenning van de objectieve onpartijdigheid van de rechter: de bestreden beslissing is nietig; twee van de leden van de hoge commis-sie die de bestreden beslissing hebben genomen maakten ook deel uit van de hoge commissie toen die op 19 april 2011 over een ander verzoek tot definitieve invrij-heidstelling van de eiser heeft beslist.

6. Artikel 6.1 EVRM is in beginsel niet van toepassing voor de hoge commissie die geen uitspraak doet over de gegrondheid van de strafvordering noch over de vaststelling van burgerlijke rechten of verplichtingen.

In zoverre het middel schending van die bepaling aanvoert, faalt het naar recht.

7. Geen enkele verdragsbepaling of wettelijke bepaling belet dat een lid van de hoge commissie, die voordien in dezelfde zaak als lid van diezelfde commissie over een vorig verzoek tot definitieve invrijheidstelling heeft geoordeeld, opnieuw daarover oordeelt ingevolge een nieuw verzoek tot definitieve invrijheidstelling. Dit levert geen schijn van partijdigheid op.

In zoverre faalt het middel eveneens naar recht.

Derde middel

8. Het arrest voert schending aan van artikel 5.1 en 5.4 EVRM, artikel 149 Grondwet en artikel 18, eerste lid, Wet Bescherming Maatschappij, alsook mis-kenning van de motiveringsplicht: de bestreden beslissing is niet regelmatig met redenen omkleed; de eiser kan niet uitmaken welke overwegingen tot de beslissing hem niet definitief in vrijheid te stellen hebben geleid en het Hof kan dat evenmin nagaan; de bestreden beslissing laat niet toe te begrijpen waarom de hoge commissie weigerde om deskundigen te confronteren; de uitgebrachte adviezen bevestigen dat de eiser in een normale toestand verkeert en dat dit al zo was toen er tot internering werd beslist; aldus is eisers detentie onrechtmatig is.

9. De beslissing van de hoge commissie is geen vonnis als bedoeld in artikel 149 Grondwet.

In zoverre het schending van die grondwettelijke bepaling aanvoert, faalt het mid-del naar recht.

10. Met overname van de redenen van de beroepen beslissing en met eigen re-denen oordeelt de hoge commissie dat:

- het verslag van dr. F zeer summier is en onvoldoende gemotiveerd is om te kunnen opwegen tegen het nieuw deskundig verslag van dr. L ;

- deze laatste vertrok van de toetsing aan het eerder verslag van dr. B ;

- het verslag van dr. L gelijklopend is met de bevindingen van psycholoog J N ;

- de inhoud van het onderzoeksverslag van psycholoog D en het advies van dr. F beslist niet overtuigen van de noodzakelijkheid om nu reeds de eiser voorgoed in vrijheid te stellen.

Met die redenen geeft de bestreden beslissing aan waarom eisers definitieve in-vrijheidstelling niet kan worden toegestaan. Aldus is de beslissing regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord.

In zoverre kan het middel niet worden aangenomen.

11. Voor het overige komt het middel op tegen het onaantastbaar oordeel door de hoge commissie dat de eiser niet definitief in vrijheid kan worden gesteld of verplicht het tot een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is.

In zoverre is het middel niet ontvankelijk.

Ambtshalve onderzoek van de beslissing

12. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samen-gesteld uit afdelingsvoorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch, Peter Hoet en Erwin Francis, en op de openbare rechtszit-ting van 25 maart 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc Timperman, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.

F. Adriaensen

E. Francis P. Hoet

A. Bloch F. Van Volsem P. Maffei