Protocol n°4 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en administratieve samenwerking, betreffende de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds, gedaan te Luxemburg op 12 juni 2006
- Sectie :
- Wetgeving
- Bron :
- Numac 2007E15081
Originele tekst :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
Titel 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities.
In dit Protocol wordt verstaan onder :
a) " vervaardiging " : elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b) " materiaal " : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c) " product " : het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d) " goederen " : zowel materialen als producten;
e) " douanewaarde " : de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f) " prijs af fabriek " : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Albanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g) " waarde van de materialen " : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Albanië is betaald;
h) " waarde van de materialen van oorsprong " : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
i) " toegevoegde waarde " : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere partij of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Albanië voor deze materialen werd betaald;
j) " hoofdstukken " en " posten " : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol " het geharmoniseerde systeem " of " GS " genoemd;
k) " ingedeeld " : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l) " zending " : producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
m) " gebieden " : ook de territoriale wateren.
Titel 2. DEFINITIE VAN HET BEGRIP " PRODUCTEN VAN OORSPRONG "
Artikel 2 Algemene voorwaarden.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap :
a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Albanië :
a) geheel en al in Albanië verkregen producten in de zin van artikel 5;
b) in Albanië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Albanië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
Artikel 3 Bilaterale cumulatie in de Gemeenschap.
Materialen van oorsprong uit Albanië worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 4 Bilaterale cumulatie in Albanië.
Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Albanië, wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.
Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 5 Geheel en al verkregen producten.
1. als geheel en al in de Gemeenschap of Albanië verkregen worden beschouwd :
a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Albanië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g) producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;
k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen " hun schepen " en " hun fabrieksschepen " in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen :
a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Albanië zijn ingeschreven of geregistreerd;
b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië voeren.
c) die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Albanië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië;
of
e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Albanië.
Artikel 6 Toereikende be- of verwerking.
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. In deze lijst is voor alle onder de overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product, dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product voldoet, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits :
a) de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;
b) de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 7 Ontoereikende be- of verwerking.
1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan :
a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b) het splitsen en samenvoegen van colli;
c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d) het strijken of persen van textiel;
e) het schilderen of polijsten;
f) het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i) het aanscherpen, vermalen of versnijden;
j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l) het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merktekens;
m) het mengen van producten, ook van verschillende soorten;
n) het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o) twee of meer van de onder (a) tot en met (n) vermelde behandelingen tezamen;
p) het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Albanië heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8 Determinerende eenheid.
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Dit betekent dat :
a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b) wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap.
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10 Stellen en assortimenten.
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11 Neutrale elementen.
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van :
a) energie en brandstof;
b) fabrieksuitrusting;
c) machines en werktuigen;
d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
Titel 3. TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel.
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Albanië zijn voldaan.
2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Albanië naar een ander land worden uitgevoerd en weer terugkeren, worden niet meer als producten van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat :
a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Albanië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien :
a) die materialen geheel en al in de Gemeenschap of Albanië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan,
en
b) ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat :
i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,
en
ii) de totale buiten de Gemeenschap of Albanië toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eindproduct een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Albanië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder " totale toegevoegde waarde " verstaan alle buiten de Gemeenschap of Albanië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan voorwaarden van bijlage II voldoen en die uitsluitend door toepassing van de algemene tolerantie van artikel 6, lid 2, kunnen worden aangemerkt als producten die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. De buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13 Rechtstreeks vervoer.
1. De bij de overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van deze bijlage voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Albanië zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Albanië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer :
a) één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;
of
b) een door de douane van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin :
i) de goederen nauwkeurig zijn omschreven;
ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen;
en
iii) de omstandigheden waarin de producten in het land van doorvoer hebben verbleven, zijn omschreven;
of
c) bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 14 Tentoonstellingen.
1. De overeenkomst is van toepassing bij invoer van producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land dan een lidstaat van de Gemeenschap of Albanië zijn verzonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Gemeenschap of Albanië zijn verkocht, mits ten genoegen van de douane van het land van invoer wordt aangetoond dat :
a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Albanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wij ze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Albanië;
c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;
en
d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld.
Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden geëist ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
Titel 4. TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15 Verbod op teruggave of vrij stelling van rechten.
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Albanië waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel Veen bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Albanië niet in aanmerking voor de teruggave of kwijtschelding van invoerrechten, in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Albanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet op verzoek van de douane steeds alle stukken overleggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op producten die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
Titel 5. BEWIJS VAN DE OORSPRONG
Artikel 16 Algemene voorwaarden.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Albanië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Albanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van :
a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen;
of
b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna " factuurverklaring " genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van de overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna " EUR.1-certificaat " genoemd) wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in Aanhangsel III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douane van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Zij kunnen in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat.
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien :
a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b) ten genoegen van de douane is aangetoond dat het EUR1-certificaat wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht :
ES " EXPEDIDO A POSTERIORI ".
CS " VYSTAVENO DODATECNE ".
DA " UDSTEDT EFTERFOLGENDE ".
DE " NACHTRAGLICH AUSGESTELLT ".
ET " TANGANTJARELE VALJA ANTUD ".
EL (Taalkundige formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28265).
EN " ISSUED RETROSPECTIVELY ".
FR " DELIVRE A POSTERIORI ".
IT " RILASCIATO A POSTERIORI ".
LV " IZSNIEGTS RETROSPEKTIVI ".
LT " RETROSPEKTYVUSIS ISDAVIMAS ".
HU " KIADVA VISSZAMENOLEGESHATALLYAL ".
MT " MAHRUG RETROSPETTIVAMENT ".
NL " AFGEGEVEN A POSTERIORI ".
PL " WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE ".
PT " EMITIDO A POSTERIORI ".
SI " IZDANO NAKNADNO ".
SK " VYDANE DODATOCNE ".
FI " ANNETTU JALKIKATEEN ".
SV " UTFARDAT I EFTERHAND ".
AL " LESHUAR A-POSTERIORI ".
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak " Opmerkingen " van het EUR.1-certificaat.
Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat.
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht :
ES " DUPLICADO ".
CS " DUPLIKAT ".
DA " DUPLIKAT ".
DE " DUPLIKAT ".
ET " DUPLIKAAT ".
EL (Taalkundige formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28266).
EN " DUPLICATE ".
FR " DUPLICATA ".
IT " DUPLICATO ".
LV " DUBLIKATS ".
LT " DUBLIKATAS ".
HU " MASODLAT ".
MT " DUPLIKAT ".
NL " DUPLICAAT ".
PL " DUPLIKAT ".
PT " SEGUNDA VIA ".
SI " DVOJNIK ".
SK " DUPLIKAT ".
FI " KAKSOISKAPPALE ".
SV " DUPLIKAT ".
AL " DUBLIKATE ".
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak " Opmerkingen " van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum.
Artikel 20 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong.
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Albanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Albanië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21 Het opstellen van een factuurverklaring.
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door :
a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22;
of
b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 22 Toegelaten exporteur.
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna " toegelaten exporteurs " genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douane kan het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De vergunning kan te allen tijde door de douane worden ingetrokken. Zij is verplicht dit te doen wanneer een toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong.
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.
Artikel 24 Overlegging van het bewijs van de oorsprong.
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze douane kan een vertaling van dit certificaat eisen. Zij kan voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.
Artikel 25 Invoer in deelzendingen.
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong.
1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, mits aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 27 Bewijsstukken.
De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn :
a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
b) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Albanië blijkt;
d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Albanië zijn afgegeven of opgesteld.
Artikel 28 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken.
1. Exporteurs die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De douane van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeeft bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.
4. De douane van het land van invoer bewaart de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
Artikel 29 Verschillen en vormfouten.
1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die ten behoeve van de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens.
Artikel 30 Bedragen in euro.
1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten of van Albanië die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 21, lid 1, onder b) en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op een zending op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschap uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een land mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door de Stabilisatie- en Associatieraad op verzoek van de Gemeenschap of Albanië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
Titel 6. ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 31 Wederzijdse bijstand.
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Albanië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douanediensten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Albanië elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van EUR.1-certificaten en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
Artikel 32 Controle van bewijzen van oorsprong.
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd en wanneer de douane van het land van invoer redenen heeft om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Voor de toepassing van lid 1 zendt de douane van het land van invoer het EUR.1-certificaat en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Zij kan in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig acht.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Albanië beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 33 Regeling van geschillen.
Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douanedienst die de controle heeft aangevraagd en de douanedienst die deze heeft moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Artikel 34 Sancties.
Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.
Artikel 35 Vrije zones.
1. De Gemeenschap en Albanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
Titel 7. CEUTA EN MELILLA
Artikel 36 Toepassing van het Protocol.
1. De in artikel 2 gebruikte term " Gemeenschap " heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Albanië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Albanië past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37.
Artikel 37 Bijzondere voorwaarden.
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als :
(1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla :
a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover :
i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of voorzover
ii) die producten van oorsprong zijn uit Albanië of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;
(2) producten van oorsprong uit Albanië :
a) geheel en al in Albanië verkregen producten;
b) in Albanië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits :
i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of voorzover
ii) die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, bedoelde be- of verwerkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt " Albanië " en " Ceuta en Melilla " in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douane is belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.
Titel 8. SLOTBEPALINGEN
Artikel 38 Wijzigingen op het Protocol.
De Stabilisatie- en Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.
BIJLAGEN.
Artikel N Bijlagen. (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28283-28390).
Artikel 1 Definities.
In dit Protocol wordt verstaan onder :
a) " vervaardiging " : elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b) " materiaal " : alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c) " product " : het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d) " goederen " : zowel materialen als producten;
e) " douanewaarde " : de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f) " prijs af fabriek " : de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Albanië in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g) " waarde van de materialen " : de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Albanië is betaald;
h) " waarde van de materialen van oorsprong " : de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
i) " toegevoegde waarde " : de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere partij of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Albanië voor deze materialen werd betaald;
j) " hoofdstukken " en " posten " : de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol " het geharmoniseerde systeem " of " GS " genoemd;
k) " ingedeeld " : de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l) " zending " : producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
m) " gebieden " : ook de territoriale wateren.
Titel 2. DEFINITIE VAN HET BEGRIP " PRODUCTEN VAN OORSPRONG "
Artikel 2 Algemene voorwaarden.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap :
a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Albanië :
a) geheel en al in Albanië verkregen producten in de zin van artikel 5;
b) in Albanië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Albanië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
Artikel 3 Bilaterale cumulatie in de Gemeenschap.
Materialen van oorsprong uit Albanië worden beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 4 Bilaterale cumulatie in Albanië.
Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd als materialen van oorsprong uit Albanië, wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen.
Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 genoemde be- of verwerkingen.
Artikel 5 Geheel en al verkregen producten.
1. als geheel en al in de Gemeenschap of Albanië verkregen worden beschouwd :
a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f) producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Albanië door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g) producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i) afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;
k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen " hun schepen " en " hun fabrieksschepen " in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen :
a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Albanië zijn ingeschreven of geregistreerd;
b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië voeren.
c) die voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Albanië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d) waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Albanië;
of
e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Albanië.
Artikel 6 Toereikende be- of verwerking.
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan. In deze lijst is voor alle onder de overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om de oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product, dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product voldoet, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits :
a) de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het product;
b) de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 7 Ontoereikende be- of verwerking.
1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan :
a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b) het splitsen en samenvoegen van colli;
c) het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d) het strijken of persen van textiel;
e) het schilderen of polijsten;
f) het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g) het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
h) het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i) het aanscherpen, vermalen of versnijden;
j) het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l) het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpakking van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merktekens;
m) het mengen van producten, ook van verschillende soorten;
n) het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o) twee of meer van de onder (a) tot en met (n) vermelde behandelingen tezamen;
p) het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Albanië heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8 Determinerende eenheid.
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Dit betekent dat :
a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b) wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap.
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10 Stellen en assortimenten.
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11 Neutrale elementen.
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van :
a) energie en brandstof;
b) fabrieksuitrusting;
c) machines en werktuigen;
d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
Titel 3. TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel.
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Albanië zijn voldaan.
2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Albanië naar een ander land worden uitgevoerd en weer terugkeren, worden niet meer als producten van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat :
a) de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Albanië uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien :
a) die materialen geheel en al in de Gemeenschap of Albanië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde ontoereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan,
en
b) ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat :
i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen,
en
ii) de totale buiten de Gemeenschap of Albanië toegevoegde waarde niet meer dan 10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eindproduct een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Albanië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder " totale toegevoegde waarde " verstaan alle buiten de Gemeenschap of Albanië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan voorwaarden van bijlage II voldoen en die uitsluitend door toepassing van de algemene tolerantie van artikel 6, lid 2, kunnen worden aangemerkt als producten die een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. De buiten de Gemeenschap of Albanië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13 Rechtstreeks vervoer.
1. De bij de overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van deze bijlage voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Albanië zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Albanië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer :
a) één vervoersdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;
of
b) een door de douane van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin :
i) de goederen nauwkeurig zijn omschreven;
ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen;
en
iii) de omstandigheden waarin de producten in het land van doorvoer hebben verbleven, zijn omschreven;
of
c) bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
Artikel 14 Tentoonstellingen.
1. De overeenkomst is van toepassing bij invoer van producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land dan een lidstaat van de Gemeenschap of Albanië zijn verzonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Gemeenschap of Albanië zijn verkocht, mits ten genoegen van de douane van het land van invoer wordt aangetoond dat :
a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Albanië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wij ze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Albanië;
c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden;
en
d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld.
Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden geëist ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
Titel 4. TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15 Verbod op teruggave of vrij stelling van rechten.
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Albanië waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel Veen bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Albanië niet in aanmerking voor de teruggave of kwijtschelding van invoerrechten, in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Albanië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet op verzoek van de douane steeds alle stukken overleggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op producten die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
Titel 5. BEWIJS VAN DE OORSPRONG
Artikel 16 Algemene voorwaarden.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Albanië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Albanië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van :
a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen;
of
b) in de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna " factuurverklaring " genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden. De tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van de overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna " EUR.1-certificaat " genoemd) wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in Aanhangsel III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douane van een lidstaat van de Gemeenschap of van Albanië indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Zij kunnen in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat.
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien :
a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b) ten genoegen van de douane is aangetoond dat het EUR1-certificaat wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht :
ES " EXPEDIDO A POSTERIORI ".
CS " VYSTAVENO DODATECNE ".
DA " UDSTEDT EFTERFOLGENDE ".
DE " NACHTRAGLICH AUSGESTELLT ".
ET " TANGANTJARELE VALJA ANTUD ".
EL (Taalkundige formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28265).
EN " ISSUED RETROSPECTIVELY ".
FR " DELIVRE A POSTERIORI ".
IT " RILASCIATO A POSTERIORI ".
LV " IZSNIEGTS RETROSPEKTIVI ".
LT " RETROSPEKTYVUSIS ISDAVIMAS ".
HU " KIADVA VISSZAMENOLEGESHATALLYAL ".
MT " MAHRUG RETROSPETTIVAMENT ".
NL " AFGEGEVEN A POSTERIORI ".
PL " WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE ".
PT " EMITIDO A POSTERIORI ".
SI " IZDANO NAKNADNO ".
SK " VYDANE DODATOCNE ".
FI " ANNETTU JALKIKATEEN ".
SV " UTFARDAT I EFTERHAND ".
AL " LESHUAR A-POSTERIORI ".
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak " Opmerkingen " van het EUR.1-certificaat.
Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat.
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht :
ES " DUPLICADO ".
CS " DUPLIKAT ".
DA " DUPLIKAT ".
DE " DUPLIKAT ".
ET " DUPLIKAAT ".
EL (Taalkundige formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28266).
EN " DUPLICATE ".
FR " DUPLICATA ".
IT " DUPLICATO ".
LV " DUBLIKATS ".
LT " DUBLIKATAS ".
HU " MASODLAT ".
MT " DUPLIKAT ".
NL " DUPLICAAT ".
PL " DUPLIKAT ".
PT " SEGUNDA VIA ".
SI " DVOJNIK ".
SK " DUPLIKAT ".
FI " KAKSOISKAPPALE ".
SV " DUPLIKAT ".
AL " DUBLIKATE ".
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak " Opmerkingen " van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat, geldt vanaf die datum.
Artikel 20 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong.
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Albanië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Albanië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21 Het opstellen van een factuurverklaring.
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door :
a) toegelaten exporteurs in de zin van artikel 22;
of
b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 22 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 22 Toegelaten exporteur.
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna " toegelaten exporteurs " genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douane kan het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De vergunning kan te allen tijde door de douane worden ingetrokken. Zij is verplicht dit te doen wanneer een toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong.
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.
Artikel 24 Overlegging van het bewijs van de oorsprong.
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze douane kan een vertaling van dit certificaat eisen. Zij kan voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de overeenkomst voldoen.
Artikel 25 Invoer in deelzendingen.
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 26 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong.
1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, mits aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijst.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 27 Bewijsstukken.
De in artikel 17, lid 3, en artikel 21, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit Albanië en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn :
a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
b) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c) in de Gemeenschap of in Albanië afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Albanië blijkt;
d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit blijkt dat de gebruikte materialen van oorsprong zijn, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Albanië zijn afgegeven of opgesteld.
Artikel 28 Bewaring van het bewijs van oorsprong en de bewijsstukken.
1. Exporteurs die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 21, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De douane van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeeft bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.
4. De douane van het land van invoer bewaart de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar.
Artikel 29 Verschillen en vormfouten.
1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die ten behoeve van de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in daarin vermelde gegevens.
Artikel 30 Bedragen in euro.
1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten of van Albanië die overeenstemt met de in euro uitgedrukte bedragen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 21, lid 1, onder b) en artikel 26, lid 3, zijn van toepassing op een zending op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De bedragen worden de Commissie van de Europese Gemeenschap uiterlijk op 15 oktober medegedeeld en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie van de Europese Gemeenschappen stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een land mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in de nationale valuta naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 procent afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stijging van minder 15 procent van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door de Stabilisatie- en Associatieraad op verzoek van de Gemeenschap of Albanië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en Associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
Titel 6. ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 31 Wederzijdse bijstand.
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Albanië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douanediensten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Albanië elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van EUR.1-certificaten en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
Artikel 32 Controle van bewijzen van oorsprong.
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd en wanneer de douane van het land van invoer redenen heeft om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Voor de toepassing van lid 1 zendt de douane van het land van invoer het EUR.1-certificaat en de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Zij kan in dit verband bewijsmateriaal opvragen, de administratie van de exporteur inzien en elke andere controle verrichten die zij dienstig acht.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk meegedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Albanië beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 33 Regeling van geschillen.
Geschillen ten aanzien van de in artikel 32 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douanedienst die de controle heeft aangevraagd en de douanedienst die deze heeft moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan de Stabilisatie- en Associatieraad voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Artikel 34 Sancties.
Sancties worden getroffen tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of doet opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen.
Artikel 35 Vrije zones.
1. De Gemeenschap en Albanië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Albanië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
Titel 7. CEUTA EN MELILLA
Artikel 36 Toepassing van het Protocol.
1. De in artikel 2 gebruikte term " Gemeenschap " heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Albanië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Albanië past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 37.
Artikel 37 Bijzondere voorwaarden.
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, worden beschouwd als :
(1) producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla :
a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover :
i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of voorzover
ii) die producten van oorsprong zijn uit Albanië of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;
(2) producten van oorsprong uit Albanië :
a) geheel en al in Albanië verkregen producten;
b) in Albanië verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits :
i) die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of voorzover
ii) die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7, bedoelde be- of verwerkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt " Albanië " en " Ceuta en Melilla " in vak 2 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douane is belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.
Titel 8. SLOTBEPALINGEN
Artikel 38 Wijzigingen op het Protocol.
De Stabilisatie- en Associatieraad kan besluiten bepalingen van dit protocol te wijzigen.
BIJLAGEN.
Artikel N Bijlagen. (Bijlagen niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10-04-2009, p. 28283-28390).