Wetboek van Koophandel

Datum :
13-07-2017
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
88 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Codes and legislation
Subdomein :
External Right

Samenvatting :

Wetboek van Koophandel. Document SPF Finance Code de Commerce. Wetboek van Koophandel. EERSTE TITEL. Kooplieden. Artikel 1. Kooplieden zijn

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Wetboek van Koophandel
Wetboek van Koophandel
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Codes and legislation
Title : Wetboek van Koophandel
Document date : 13/07/2017
Document language : nl
Name : Wetboek van Koophandel
Version : 1

EERSTE TITEL. <W 15-12-1872> Kooplieden.

  Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken.

  Art. 2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Onder daden van koophandel verstaat de wet:
  - elke aankoop van voedingsmiddelen en koopwaren om die, al dan niet na bewerking of verwerking, weder te verkopen of om het gebruik ervan te verhuren;
  - elke verkoop of verhuring die het gevolg is van zodanige aankoop; elke huur van roerende goederen om die in onderhuur te geven en elke onderverhuring die daarvan het gevolg is; elk in hoofdzaak materieel werk verricht ingevolge huur van diensten, zodra het, zelfs op bijkomstige wijze, gepaard gaat met levering van koopwaar;
  - elke aankoop van een handelszaak om die te exploiteren;
  - alle verrichtingen van industriële ondernemingen, zelfs wanneer de ondernemer slechts de voortbrengsels van zijn eigen grond verwerkt en voor zover het geen verwerking betreft die normaal bij landbouwbedrijven behoort;
  - alle verrichtingen van ondernemingen van openbare of particuliere werken, van vervoer te land, te water of door de lucht;
  - alle verrichtingen van ondernemingen van leveringen, van zaakwaarneming, van zaakbezorging, van openbare verkopingen, van openbare schouwspelen en van premieverzekeringen;
  - alle verbintenissen van handelsagenten voor het bemiddelen of afsluiten van zaken;
  - elke bank-, wissel-, commissie- of makelaarsverrichting;
  - alle verrichtingen van ondernemingen die tot doel hebben onroerende goederen te kopen om ze weder te verkopen;
  - alle verrichtingen van openbare banken;
  - alle verbintenissen uit wisselbrieven, mandaten, orderbriefjes of ander order- of toonderpapier;
  - alle verbintenissen van kooplieden betreffende zowel onroerende als roerende goederen, tenzij bewezen is dat ze een oorzaak hebben die vreemd is aan de koophandel.

  Art. 2bis. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Worden echter niet als daden van koophandel aangemerkt, de aankopen met het oog op de verkoop aan particulieren en de verkopen aan particulieren van produkten die onder het beroep van apotheker ressorteren, wanneer deze aankopen en verkopen worden verricht door een persoon die wettelijk is gemachtigd de geneeskunde of de veeartsenijkunde uit te oefenen, voor zover deze persoon niet eveneens andere, door de wet als daden van koophandel aangemerkte daden stelt in het raam van een gewoon beroep dat, hetzij als hoofdzakelijk beroep, hetzij als aanvullend beroep wordt uitgeoefend.
  Voor de toepassing van deze bepaling worden beschouwd als producten die onder het beroep van apotheker ressorteren:
  1° de drogerijen, substanties, bereidingen of samenstellingen voor farmaceutisch gebruik;
  2° de geneesmiddelen in de zin van artikel 1, § 1, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen;
  3° het medisch en farmaceutisch materiaal, te weten de substanties, voorwerpen en stoffen die geheel of ten dele zijn onderworpen aan de regeling die, ter uitvoering van artikel 1, § 2, van voornoemde wet, op de geneesmiddelen van toepassing is, alsook de produkten die algemeen in de geneeskunde worden gebruikt;
  4° de producten die de apotheker mag verkopen ingevolge de wetten en verordeningen.

  Art. 2ter. [" rel="nofollow">1 Wordt echter niet als daad van koophandel aangemerkt, het opvangen van kinderen door onafhankelijke en zelfstandige onthaalouders die beantwoorden aan de voorwaarden bepaald door de bevoegde overheid inzake gezinsbeleid.]" rel="nofollow">1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2010-04-28/01, art. 72, 012; Inwerkingtreding : 20-05-2010>

  Art. 3. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Onder daden van koophandel verstaat de wet eveneens:
  - alle verrichtingen met betrekking tot de bouw van binnenschepen en zeeschepen en de vrijwillige koop, verkoop of wederverkoop daarvan;
  - elke expeditie ter zee;
  - elke koop of verkoop van tuig en takelage en bevoorrading;
  - elke bevrachtingsovereenkomst; het nemen of geven van geld op bodemerij;
  - elke verzekering en elke andere overeenkomst betreffende de zeehandel;
  - elk akkoord en elke overeenkomst betreffende het loon van schepelingen;
  - alle verbintenissen van zeelieden voor de dienst op koopvaardijschepen.

  Art. 4. (Opgeheven) <W 1990-01-19/30, art. 40, 004; En vigueur : 01-05-1990>

  Art. 5. (Opgeheven) <W 1990-01-19/30, art. 40, 004; En vigueur : 01-05-1990>

  Art. 6. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De daden van koophandel in de artikelen 2 en 3 genoemd, zijn als dusdanig niet geldig ten aanzien van een minderjarige. Ze worden als burgerrechtelijke daden beschouwd.

  Art. 7. (Opgeheven) <W 1990-01-19/30, art. 42, 004; En vigueur : 01-05-1990>

  Art. 8. (Opgeheven) <W 2001-04-29/39, art. 72, 010; En vigueur : 01-08-2001>

  Art. 9. (Opgeheven) <W 30-04-1958, art. 7, § 1>

  Art. 10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> (...)
  (De gehuwde vrouw) wordt niet geacht openbare koopvrouw te zijn wanneer zij er zich toe bepaalt de waren uit de handel van haar man in het klein te verkopen; zij wordt alleen geacht dit te zijn wanneer zij afzonderlijk handel drijft.

  Art. 11. (Opgeheven) <artikel 36, 1°, van de opheffings- en wijzigingsbepalingen van artikel 4 van de wet van 14 juli 1976.>

  TITEL II. - Huwelijksvoorwaarden van kooplieden.

  Art. 12.<W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Van ieder huwelijkscontract tussen echtgenoten waarvan er één koopman is, wordt binnen een maand na de dagtekening een uittreksel gezonden aan de griffie van elke rechtbank binnen welker rechtsgebied de handeldrijvende echtgenoot in het handelsregister ingeschreven is. De uittreksels worden overeenkomstig de wet van 30 april 1929 in boeken samengebonden.
  (Hetzelfde geldt voor de akten houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten binnen de maand na het opstellen van deze akte.) <W 2008-07-18/44, art. 8, 031; En vigueur : 01-11-2008>
  Het uittreksel vermeldt of de echtgenoten in gemeenschap gehuwd zijn, met opgave van de afwijkingen van het wettelijk stelsel, dan wel of zij een ander stelsel hebben aangenomen. Bedingen in het huwelijkscontract of in de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel die tot doel hebben af te wijken van de regels van de verdeling bij helften van het gemeenschappelijk vermogen, hoeven niet te worden vermeld.
  Van de boeken waarin de uittreksels zijn bijeengebracht, alsook van de steekkaarten bij de wet van 30 april 1929 voorgeschreven, wordt aan ieder die erom verzoekt zonder kosten inzage verleend.
  
  TOEKOMSTIG RECHT
  
  Art. 12.
  <Opgeheven bij W 2013-01-14/16, art. 7, 013; Inwerkingtreding : indéterminée en uiterlijk op 01-09-2015>


  Art. 13.<W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De notaris voor wie het huwelijkscontract (of de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel) is verleden, is gehouden de bij het vorige artikel voorgeschreven toezending te doen, op straffe van geldboete van zesentwintig frank tot honderd frank en zelfs van ontzetting uit zijn ambt en van aansprakelijkheid jegens de schuldeisers, wanneer bewezen is dat het verzuim het gevolg is van heimelijke verstandhouding.
  Aldus gewijzigd bij artikel 36, 3°, van de opheffings- en wijzigingsbepalingen van artikel 4 van de wet van 14 juli 1976.
  
  TOEKOMSTIG RECHT
  
  Art. 13.
  <Opgeheven bij W 2013-01-14/16, art. 8, 013; Inwerkingtreding : indéterminée en uiterlijk op 01-09-2015>


  Art. 14.<W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Elke echtgenoot die gehuwd is onder een ander stelsel dan het wettelijke, en na zijn huwelijk koopman wordt, of een nieuw handelsbedrijf begint, is gehouden dezelfde toezending te doen aan de griffie van de rechtbank binnen welker rechtsgebied hij een opgave voor de inschrijving in het handelsregister doet, bij gebreke waarvan hij, in geval van faillissement, kan worden gestraft als schuldig aan eenvoudige bankbreuk.
  
  TOEKOMSTIG RECHT
  
  Art. 14.
  <Opgeheven bij W 2013-01-14/16, art. 9, 013; Inwerkingtreding : indéterminée en uiterlijk op 01-09-2015>


  Art. 15.<W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Elk vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt toegestaan of de scheiding van tafel en bed of van goederen wordt uitgesproken tussen de echtgenoten van wie er ten minste een koopman is, wordt door hen neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel in het rechtsgebied waarvan een der echtgenoten of beide echtgenoten zijn ingeschreven in het handelsregister; bij gebreke daarvan kunnen de schuldeisers daartegen verzet doen voor wat hun belangen raakt en opkomen tegen iedere vereffening die erop gevolgd mocht zijn.
  
  TOEKOMSTIG RECHT
  
  Art. 15.
  <Opgeheven bij W 2013-01-14/16, art. 10, 013; Inwerkingtreding : indéterminée en uiterlijk op 01-09-2015>


  TITEL III. - Koopmansboeken.

  Art. 16. (Opgeheven) <W 17-07-1975, art. 24, 1°>

  Art. 17. (Opgeheven) <W 17-07-1975, art. 24, 1°>

  Art. 18. (Opgeheven) <W 17-07-1975, art. 24, 1°>

  Art. 19. (Opgeheven) <W 17-07-1975, art. 24, 1°>

  Art. 20. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Een regelmatig gevoerde boekhouding kan door de rechter aangenomen worden om tussen kooplieden als bewijs te dienen betreffende handelsverrichtingen.

  Art. 21. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Onverminderd de bijzondere wetten kan de overlegging van de volledige boekhouding van een koopman, te weten de boeken, registers en boekingsstukken, niet in rechte bevolen worden dan inzake erfopvolging, gemeenschap of verdeling van een vennootschap en in geval van faillissement.

  Art. 22. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De rechter kan in de loop van een rechtsgeding, zelfs ambtshalve, de openlegging bevelen van het geheel of van een gedeelte van de boekhouding van een koopman, teneinde daaruit te nemen hetgeen het geschil betreft.

  Art. 23.<W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de boekhouding waarvan de openlegging wordt aangeboden, gevorderd of bevolen, zich bevindt op een plaats te ver verwijderd van de rechtbank waarbij de zaak aanhangig is, kan deze aan de rechtbank van koophandel van die plaats of aan een vrederechter ambtelijke opdracht geven inzage te nemen en een proces-verbaal van de inhoud op te maken en over te zenden.

  Art. 24. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De rechter kan de eed opleggen aan de partij die aanbiedt de bewijskracht van de boekhouding van de andere partij te erkennen, wanneer deze weigert haar boekhouding open te leggen.

  TITEL IV. - Bewijs van handelsverbintenissen.

  Art. 25. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Behalve door de bewijsmiddelen die het burgerlijk recht toelaat, kunnen handelsverbintenissen ook worden bewezen door getuigen in alle gevallen waarin de rechtbank oordeelt dit te moeten toestaan, behoudens de uitzonderingen bepaald voor bijzondere gevallen.
  Koop en verkoop kan bewezen worden door middel van een aanvaarde factuur, onverminderd de andere bewijsmiddelen die door de wetten op de koophandel zijn toegelaten.

  TITEL V. - Handelsbeurzen, wisselagenten en makelaars. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 61. (Opgeheven) <KB84 30-01-1935, art. 2 en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 62. (Opgeheven) <KB84 30-01-1935, art. 2 en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 63. (Opgeheven) <KB84 30-01-1935, art. 2 en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  HOOFDSTUK I. - WISSELAGENTEN EN MAKELAARS. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  AFDELING I. - Bepalingen die hun gemeen zijn. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 64. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 64bis. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 65. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 66. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 67. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 68. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  AFDELING II. - Het beroep van wisselagent. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 69. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 70. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 71. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 71bis. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 72. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 73. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 74. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 75. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 75bis. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 76. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 77. (Opgeheven) <KB61 10-11-1967, art. 7 en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 78. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 79. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 80. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  HOOFDSTUK II. - HANDELSBEURZEN. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  AFDELING 1. - Omschrijvingen. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 81. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  AFDELING 2. - Warenbeurzen. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 82. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 83. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 84. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 85. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 86. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  AFDELING 3. - Openbare fondsen- en wisselbeurzen. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 87. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 88. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 89. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 90. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 91. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 92. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 93. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 94. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 95. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 96. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 97. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 98. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 99. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 100. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 100bis. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 005; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 101. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 102. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 103. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 104. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 104bis. (Opgeheven) <W 1989-03-09/31, art. 5, 003; En vigueur : 25-11-1989 en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 105. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 106. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 107. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 108. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 109. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  HOOFDSTUK III. - STRAFBEPALINGEN. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 110. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 111. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 112. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 112bis. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 112ter. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 113. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  HOOFDSTUK IV. - OVERGANGSBEPALINGEN. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 114. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 115. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 116. (Opgeheven) <W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 117. (Opgeheven) <KB61 10-11-1967, art. 16, 3° en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 117bis. (Opgeheven) <KB61 10-11-1967, art. 16, 4° en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>

  Art. 118. (Opgeheven) <KB61 10-11-1967, art. 16, 5° en bevestigd door W 1990-12-04/32, art. 104, 1°, 006; En vigueur : 01-01-1991>
  

  TITEL VI. - Pand. (NOTA : zie de wet van 05-05-1872 - Voor de autonome Tekst : 1872-05-05/01)
  

  TITEL VII. - Commissie. (NOTA : zie de wet van 05-05-1872 - Voor de autonome Tekst : 1872-05-05/01)
  

  TITEL VIIbis. - Vervoerovereenkomst. (NOTA : zie de wet van 25-08-1891 - Voor de autonome Tekst : 1891-08-25/30)
  

  TITEL VIII. - Gecoördineerde wetten op wisselbrieven en orderbriefjes. (NOTA : zie de wet van 31-12-1955 - Voor de autonome Tekst : 1955-12-31/31)
  

  TITEL IX. - Handelsvennootschappen. (NOTA : zie het koninklijk besluit van 30-11-1935 - Zie 1935-11-30/31, vervangen door het Wetboek van vennootschappen van 07-05-1999 - Voor de autonome Tekst : 1991-05-07/69)
  

  TITEL X. - Verzekering in het algemeen. (NOTA : zie de wet van 11-06-1874 - Voor de autonome Tekst : 1874-06-11/01)
  

  TITEL XI. - Enkele landsverzekeringen in het bijzonder. (NOTA : zie de wet van 11-06-1874 - Zie 1874-06-11/01, vervangen door de Wet van 25-06-1992 - Voor de autonome Tekst : 1992-06-25/32)
TITEL I. _ Pand.

  Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Pand tot zekerheid van een handelsverbintenis geeft aan de schuldeiser het recht om zich, bij voorrecht en voorrang boven de andere schuldeisers, uit de in pand gegeven zaak te doen betalen, wanneer de inpandgeving geschied is op een wijze die in de koophandel geldt voor de verkoop van zaken van dezelfde aard, en de in pand gegeven zaak in het bezit is gesteld en gebleven van de schuldeiser of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen.
  De last van het bewijs van de dagtekening der inpandgeving rust op de schuldeiser. Dit bewijs kan geleverd worden door alle wettelijke middelen.

  Art. 2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De schuldeiser wordt geacht de koopwaren in zijn bezit te hebben wanneer zij te zijner beschikking zijn in zijn magazijnen of schepen, bij de douane of in een openbare opslagplaats, of wanneer zij voor hun aankomst in zijn bezit zijn gesteld door een cognossement of door een vrachtbrief.
  (Inzake schuldvorderingen geldt artikel 2075 van het Burgerlijk Wetboek.)
  Het laatste lid toegevoegd bij de wet van 12 december 1996.

  Art. 3. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De pandhoudende schuldeiser ontvangt op de vervaldagen de rente, de dividenden en het kapitaal van de in pand gegeven waarden en verrekent ze met zijn schuldvordering.
  Wanneer het pand bestaat uit handelspapier, oefent de pandhoudende schuldeiser de rechten uit van de houder en moet hij diens verplichtingen nakomen.

  Art. 4. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Indien de door het pand gewaarborgde schuldvordering niet voldaan is op de vervaldag, kan de schuldeiser, na een aanmaning te hebben betekend aan de lener en in voorkomend geval aan de derde-pandgever, op een verzoekschrift aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel machtiging verkrijgen om het pand, hetzij openbaar, hetzij uit de hand, naar keuze van de voorzitter, te doen verkopen door de persoon die deze aanwijst.
  Op dat verzoekschrift wordt eerst beslist twee vrije dagen nadat het aan de schuldenaar en in voorkomend geval aan de derde-pandgever is betekend met verzoek om in die tussentijd hun eventuele opmerkingen aan de voorzitter te doen toekomen.
  ( (NOTA : het onderhavig lid 3 wordt opgeheven voor zover het betrekking heeft op de panden op financiële instrumenten of op contanten. <W 2004-12-15/39, art. 69, 005; En vigueur : 01-02-2005>) De effecten en deviezen worden verkocht op de beurs:
  - de genoteerde, op de gewone vergaderingen van de beurs of van een der beurzen waar zij genoteerd worden;
  - de niet genoteerde, op de veilingen van de beurscommissie.
  (NOTA : het onderhavig lid 4 wordt opgeheven voor zover het betrekking heeft op de panden op financiële instrumenten of op contanten. <W 2004-12-15/39, art. 69, 005; En vigueur : 01-02-2005>) De voorzitter van de rechtbank wijst voor elk van de beurzen waar de verkoop zal geschieden, een op de lijst van die beurs ingeschreven wisselagent aan, die tot de verkoop zal overgaan overeenkomstig het beursreglement, zonder verdere formaliteiten.) <Het derde en het vierde lid toegevoegd bij artikel 30 van het koninklijk besluit nr 300 van 30 maart 1936>

  Art. 5. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De aldus verkregen beschikking is eerst uitvoerbaar nadat ze aan de lener en in voorkomend geval aan de derde-pandgever betekend is, met aanwijzing van de dag, plaats en uur van de veiling, indien deze bevolen is. Die beschikking wordt definitief en geldt als in laatste aanleg gewezen, indien de lener of in voorkomend geval de derde-pandgever binnen drie dagen na de betekening er geen verzet tegen doet met dagvaarding voor de rechtbank van koophandel.

  Art. 6. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De termijn om hoger beroep in te stellen tegen het op dat verzet gewezen vonnis is acht dagen te rekenen van de betekening.

  Art. 7. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De beschikking en het vonnis zijn van rechtswege uitvoerbaar zonder borgtocht niettegenstaande verzet of hoger beroep.

  Art. 8. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De hierboven gestelde termijnen kunnen niet worden verlengd wegens de afstand.
  Indien de schuldenaar of in voorkomend geval de derde-pandgever zijn woonplaats niet heeft binnen het rechtsgebied van de rechtbank van koophandel of aldaar geen keuze van woonplaats gedaan heeft, worden de in de vorige artikelen vermelde betekeningen, behalve die waarvan sprake is in artikel 4, op geldige wijze gedaan ter griffie van die rechtbank.

  Art. 9. <W 1997-08-08/80, art. 130, 004; En vigueur : 01-01-1998> De uitoefening van de rechten bij de vorige artikelen aan de pandhoudende schuldeiser toegekend, wordt niet geschorst door het overlijden van de schuldenaar of van de derde-pandgever.

  Art. 10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Elk beding waarbij de schuldeiser zou worden gemachtigd zich het pand toe te eigenen of erover te beschikken zonder inachtneming van de hiervoren bepaalde vormen, is nietig.

  Art. 11. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Artikel 2 en de artikelen 4 tot en met 10 van deze titel zijn van toepassing op het pand tot zekerheid van het wettelijk voorrecht van de commissionairs of van hun geldschieters, waarvan sprake is in afdeling II van titel II hierna.

  TITEL II. - Commissiecontract.

  Afdeling I. - De commissionairs in het algemeen.

  Art. 12. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Commissionair is hij die op zijn eigen naam of onder een maatschappelijke naam handelt voor rekening van een opdrachtgever.

  Art. 13. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> De verplichtingen en de rechten van de persoon die handelt in naam van een opdrachtgever, worden geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek III, titel XIII.

  Afdeling II. - Commissionairs of consignatarissen.

  Art. 14. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Iedere commissionair is, door de enkele toezending, bewaargeving of consignatie van koopwaren, op de waarde bevoorrecht voor alle leningen, voorschotten of betalingen die hij als commissionair doet, hetzij voor de verzending van de koopwaren, hetzij gedurende de tijd dat deze in zijn bezit zijn.
  Dit voorrecht bestaat slechts voor zover de koopwaren in het bezit gesteld zijn en gebleven van de commissionair of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen.
  In de bevoorrechte schuldvordering van de commissionair zijn, naast de hoofdsom, ook de rente, het commissieloon en de kosten begrepen.

  Art. 15. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de koopwaren voor rekening van de opdrachtgever verkocht en geleverd zijn, verhaalt de commissionair het bedrag van zijn schuldvordering op de opbrengst van de verkoop, bij voorrang boven de schuldeisers van de opdrachtgever.

  Art. 16. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Iedere geldschieter die aan de commissionair de nodige bedragen in geld of in handelspapier verstrekt voor de leningen, voorschotten of betalingen waarvan sprake is in artikel 14, eerste lid, heeft tot waarborg voor de terugbetaling van de verstrekte bedragen en van de rente hetzelfde voorrecht op dezelfde voorwerpen en op dezelfde wijze als in de artikelen 14 en 15 bepaald is.
  Dit voorrecht bestaat slechts voor zover de geldschieter of een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen, door de commissionair in het bezit is gesteld van het cognossement of van de vrachtbrief.

  Art. 17. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> Het voorrecht van de geldschieter gaat boven dat van de commissionair.

  Algemene bepalingen. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997>

  Art. 18. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; En vigueur : 07-12-1997> (...) Opheffingsbepaling.
TITEL VIIbis.

  EERSTE HOOFDSTUK. - Algemene bepalingen.

  Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De vervoerovereenkomst wordt bewezen door alle wettelijke middelen, inzonderheid door de vrachtbrief.
  De vrachtbrief vermeldt:
  1° de plaats en de dag van de verzending;
  2° de naam en de woonplaats van de afzender;
  3° de naam en de woonplaats van de geadresseerde;
  4° de naam en de woonplaats van de vervoerder of van de commissionair door wiens bemiddeling het vervoer geschiedt;
  5° de aard, het gewicht of de maat van de te vervoeren goederen, het getal en de bijzondere merken van de colli's;
  6° de tijd waarbinnen het vervoer moet geschieden en de prijs van het vervoer of de reglementaire voorwaarden waarnaar partijen verwijzen.
  De vrachtbrief wordt getekend door de afzender of door de commissionair.

  Art. 2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De commissionair of de vervoerder is gehouden de aard, de hoeveelheid en desgevorderd de waarde van de te vervoeren goederen in zijn dagboek aan te tekenen overeenkomstig de verklaringen van de afzender.

  Art. 3. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Hij staat in voor de aankomst van de goederen en van de personen binnen de overeengekomen tijd, behoudens toeval of overmacht.

  Art. 4. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Hij is aansprakelijk voor de beschadiging of het verlies van de goederen alsmede voor de ongevallen waardoor de reizigers worden getroffen, indien hij niet bewijst dat de beschadiging, het verlies of het ongeval het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend.

  Art. 5. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Hij staat borg voor de daden van de commissionair of van de tussenvervoerder aan wie hij de te vervoeren goederen toezendt.

  Art. 6. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Zolang de goederen niet ter bestemming zijn afgeleverd en voor zover in de rachtbrief niet anders is bedongen, is de vervoerder gehouden de aanwijzingen van de afzender te volgen en is alleen deze gerechtigd om over de goederen te beschikken.
  Het recht van de afzender houdt op te bestaan zodra de goederen aan de besteldienst zijn afgegeven of zodra aan de geadresseerde een bericht van aankomst is gezonden.

  Art. 7. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De inontvangstneming van de vervoerde goederen doet elke vordering tegen de vervoerder en de commissionair vervallen behalve wanneer een bijzonder voorbehoud is gemaakt of in geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging.
  Het bijzonder voorbehoud of het bezwaar moet op schrift gesteld worden en aan de vervoerder gezonden uiterlijk de tweede dag na de inontvangstneming, in geval van uiterlijk zichtbare beschadiging en van verlies, en binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, in geval van vertraging.
  Wanneer de vervoerder bij de aflevering heeft gewezen op beschadiging of gedeeltelijk verlies, is de geadresseerde gehouden dadelijk bezichtiging van de vervoerde goederen toe te staan.
  In geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging of van manco binnen de vervoerde goederen, kan het bezwaar van de geadresseerde alsnog worden aangenomen, indien het schriftelijk aan de vervoerder is gericht binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, en indien vaststaat dat de beschadiging of het manco er reeds van voor de aflevering was.
  De uitzondering bepaald voor het geval van niet uiterlijk zichtbare beschadiging of manco binnen in de vervoerde goederen, geldt niet wanneer het voorstel om de koopwaar te bezichtigen aan de geadresseerde of aan zijn gemachtigde is gedaan op het ogenblik van de aflevering.
  De vordering blijft slechts bestaan betreffende de punten waarover een bijzonder voorbehoud of bezwaar is gemaakt.

  Art. 8. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de vervoerde goederen worden geweigerd of aangaande de inontvangstneming daarvan geschil is ontstaan, wordt de staat van de goederen, indien een belanghebbende het vordert, onderzocht door een of drie deskundigen, die worden benoemd bij een beschikking van de voorzitter van de rechtbank van koophandel, onderaan op een verzoekschrift gesteld.
  De geadresseerde wordt opgeroepen bij een aangetekende brief, waarin dag en uur van het deskundigenonderzoek worden aangegeven.
  De beschikking kan bevelen dat de goederen in bewaring zullen worden gegeven of onder sekwester gesteld, alsook dat zij naar een openbare of particuliere opslagplaats zullen worden gebracht.
  De beschikking kan de verkoop gelasten ten bate van de vervoerder of de commissionair ten belope van hetgeen hem naar aanleiding van het vervoer verschuldigd is. Deze verkoop geschiedt openbaar in de door de voorzitter aangewezen plaats, en ten minste drie vrije dagen nadat daarvan bericht is gegeven aan de geadresseerde en de afzender. Deze termijn wordt verdubbeld wanneer een van de belanghebbenden in het buitenland verblijft.
  In spoedeisende gevallen kan de voorzitter die termijnen verkorten.
  De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Zij is uitvoerbaar op de minuut en voor de registratie.

  Art. 9. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Alle rechtsvorderingen, ontstaan uit de overeenkomst van goederenvervoer, met uitzondering van het ziekenvervoer en van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van zes maanden ten aanzien van binnenlands vervoer en door verloop van een jaar ten aanzien van internationaal vervoer.
  De verjaring loopt, in geval van totaal verlies of van vertraging, van de dag waarop het vervoer had moeten plaatshebben, en in geval van gedeeltelijk verlies of van beschadiging, van de dag der afgifte van de goederen.
  In geval van onregelmatige toepassing van het tarief of van fouten in de berekening van de vervoerkosten en bijkomende kosten, loopt de verjaring van de dag der betaling.
  De rechtsvorderingen ontstaan uit de overeenkomst van personenvervoer, met uitzondering van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van één jaar.
  De verjaring loopt van de dag waarop het feit dat tot de rechtsvordering aanleiding geeft, zich heeft voorgedaan.
  Regresvorderingen moeten, op straffe van verval, worden ingesteld binnen de termijn van een maand, te rekenen van de dagvaarding die tot het regres aanleiding geeft.
  Het eerste lid werd gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 6 augustus 1993.

  Art. 10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Dit hoofdstuk is mede van toepassing op de spoorwegondernemingen voor zover in hoofdstuk II niet anders is bepaald.

  HOOFDSTUK II. - Spoorwegvervoer.

  § 1. Algemene bepalingen.

  Art. 11. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen moet in binnenlandse dienst alle vervoer van personen verrichten dat kan geschieden met de normale vervoermiddelen waarmede aan de regelmatige behoeften van het verkeer kan worden voldaan, onder de voorwaarden bepaald in het beheerscontract.

  Art. 12. (Opgeheven) <W 1991-03-21, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 13. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De tarieven, die van toepassing zijn op het personenvervoer in binnenlandse dienst worden met berichten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

  Art. 14. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 15. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  § 2. Reizigers.

  Art. 16. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Een reglement bepaalt onder welke voorwaarden de reizigers tot het vervoer worden toegelaten. Het bepaalt welke reizigers niet in de treinen mogen worden toegelaten.

  Art. 17. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Het is aan (de spoorwegvervoerder) verboden in zijn tarieven of reglementen bepalingen op te nemen, waardoor zijn gemeenrechtelijke aansprakelijkheid gewijzigd wordt voor de ongevallen waardoor de reizigers worden getroffen.
  Aldus gewijzigd bij artikel 165, 5° van de wet van 21 maart 1991.

  § 3. Bagage en goederen.

  Art. 18. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Een reglement bepaalt onder welke voorwaarden de reiziger het recht heeft zijn bagage te laten vervoeren met de trein waarin hij toegelaten is, en welke bagage hij bij zich mag houden.
  Ten aanzien van de laatstgenoemde bagage draagt de spoorwegvervoerder generlei aansprakelijkheid, behalve wanneer vaststaat dat hij schuld heeft.

  Art. 19. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Tegen overhandiging van de bagage bij de verzending wordt een genummerd en gedagtekend bewijs afgegeven, waarop worden vermeld de plaats van vertrek en van aankomst, het getal en het totale gewicht van de colli's, de ontvangen prijs en, in voorkomend geval, de aangifte van het belang bij de aflevering.

  Art. 20. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> De bagage wordt bij de aankomst van de trein afgegeven tegen overhandiging van het bewijs.

  Art. 21.[" rel="nofollow">1 De spoorwegvervoerder is gehouden in elk station waar hij een verkooppunt uitbaat een lokaal met afhaalpunt te hebben waarin de bagage en goederen die na de aankomst van de trein niet worden afgehaald, en de bagage en goederen die reizigers verlangen in bewaring te geven, veilig wordt geborgen gedurende de door de reglementen bepaalde maximale termijnen.]" rel="nofollow">1
  [" rel="nofollow">1 Elke spoorwegvervoerder die geen verkooppunten uitbaat, voorziet in een lokaal met afhaalpunt in minstens één Belgisch station.]" rel="nofollow">1
  De aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder is beperkt tot de verplichtingen van de bewaarnemer.
  De bewaargever ontvangt een bewijs waarop de aard, het getal, en indien hij het verlangt, het totale gewicht van zijn colli's worden vermeld.
  [" rel="nofollow">1 De spoorwegvervoerder levert redelijke inspanningen om de rechtmatige eigenaar van die voorwerpen te identificeren en te informeren voor het verstrijken van de door de reglementen bepaalde termijn.]" rel="nofollow">1
  [" rel="nofollow">1 Als de bewaargever of degene die bagage en goederen heeft laten vervoeren, verzuimt die voorwerpen binnen de door de reglementen bepaalde maximale termijn terug te vorderen en de spoorwegvervoerder heeft deze personen niet kunnen identificeren en informeren, past de spoorwegvervoerder de procedure toe voorzien in de wet van ... betreffende de verplichte bewaring door een spoorwegvervoerder van verloren, achtergelaten of niet afgehaalde bagage en goederen.]" rel="nofollow">1
  ----------
  (1)<W 2010-04-06/34, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2010>

  Art. 22. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 23. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 24. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 25. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 26. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 002; En vigueur : 06-04-1991>21 maart 1991.

  Art. 27. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de spoorwegvervoerder ernstige redenen heeft om te vermoeden dat een gedane verklaring onjuist is of dat er zich schadelijke of gevaarlijke stoffen, waarvan geen aangifte is gedaan of waarvan het vervoer verboden is, in de colli's of de bagage bevinden, kan hij deze doen openen, ook als ze in bewaring gegeven zijn of als de reizigers ze overeenkomstig de reglementen bij zich houden. De opening geschiedt hetzij in tegenwoordigheid van de afzender of de reiziger, hetzij, in geval van afwezigheid of van weigering, ten overstaan van een officier van gerechtelijke politie.

  Art. 28. (Opgeheven) <W 03-07-1964, art. 4>

  Art. 29. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 30. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 31. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 32. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 33.
  <Opgeheven bij W 2010-04-06/34, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2010>

  Art. 34. <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997> Voor het binnenlands vervoer van goederen is de aansprakelijkheid van de spoorwegvervoerder onderworpen aan de bepalingen van titel IV van de uniforme regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (C.I.M.) van appendix B aan het "Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer", goedgekeurd bij de wet van 25 april 1983.

  Art. 35. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 36. (Opgeheven)<W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 37. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 38. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 39. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 40. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 41. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 42. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 43. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 44. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 45. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 46. (Opgeheven) <W 1991-03-21/30, art. 165, 6°, 002; En vigueur : 06-04-1991>

  Art. 47. <voorheen art. 9; W 1997-10-21/30, art. 2 en 3, 004; En vigueur : 07-12-1997> (lid opgeheven) <W 1997-10-21/30, art. 2, 004; En vigueur : 07-12-1997>
  De Koning kan ten aanzien van de exploitatie van vervoermiddelen voor personen of goederen de maatregelen voorschrijven die Hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de orde en de veiligheid van de reizigers.
TITEL VIII. _ GECOORDINEERDE WETTEN OP WISSELBRIEVEN EN ORDERBRIEFJES.

  EERSTE AFDELING. _ DE WISSELBRIEF.

  HOOFDSTUK I. _ UITGIFTE EN VORM VAN DE WISSELBRIEF.

  Artikel 1. De wisselbrief behelst :
  1° De benaming "wisselbrief", opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin de titel is gesteld. De verplichting om de benaming "wisselbrief" op te nemen zal eerst van toepassing zijn op de effecten die ten minste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet worden uitgegeven;
  2° De onvoorwaardelijke opdracht tot betaling van een bepaalde som;
  3° De naam van degene die betalen moet (betrokkene);
  4° De aanwijzing van de vervaldag;
  5° Die van de plaats waar de betaling moet geschieden;
  6° De naam van degene aan wie of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
  7° De vermelding van de dagtekening, alsmede van de plaats waar de wisselbrief is getrokken;
  8° De handtekening van degene die de wisselbrief uitgeeft (trekker).

  Art. 2. De titel waarin een der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als wisselbrief, behoudens in de hieronder in dit artikel genoemde gevallen :
  De wisselbrief waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.
  Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats, aangegeven naast de naam van de betrokkene, geacht te zijn de plaats van betaling en tevens die van de woonplaats van de betrokkene.
  De wisselbrief welke niet de plaats vermeldt waar hij is getrokken, wordt geacht te zijn ondertekend in de plaats aangegeven naast de naam van de trekker.
  De handtekening, waarvan sprake in artikel 1, 8°, kan vervangen worden door een notariële akte in brevet, die op de wisselbrief gesteld wordt en waaruit de wil blijkt van degene die zou hebben moeten ondertekenen.

  Art. 3. De wisselbrief kan aan de order van de trekker zelf luiden.
  Hij kan worden getrokken op de trekker zelf.
  Hij kan worden getrokken voor rekening van een derde.

  Art. 4. Een wisselbrief kan betaalbaar zijn aan de woonplaats van een derde, hetzij in de plaats waar de betrokkene zijn woonplaats heeft, hetzij in een andere plaats.

  Art. 5. In een wisselbrief, betaalbaar op zicht of een zekere tijd na zicht, kan de trekker bepalen dat de som rente draagt. In elke andere wisselbrief wordt deze clausule voor niet geschreven gehouden.
  De rentevoet moet in de wisselbrief worden aangegeven; bij gebreke hiervan wordt de renteclausule voor niet geschreven gehouden.
  De rente loopt te rekenen van de dagtekening van de wisselbrief, tenzij een andere dag is aangegeven.

  Art. 6. De wisselbrief waarvan het bedrag voluit in letters en tevens in cijfers is geschreven, geldt, in geval van verschil, ten belope van de som voluit in letters geschreven.
  De wisselbrief waarvan het bedrag meermalen is geschreven, hetzij voluit in letters, hetzij in cijfers, geldt, in geval van verschil slechts ten belope van de kleinste som.

  Art. 7. Indien de wisselbrief handtekeningen bevat van personen die onbekwaam zijn zich door middel van een wisselbrief te verbinden, valse handtekeningen of handtekeningen van verdichte personen, of handtekeningen welke, onverschillig om welke andere reden, de personen die deze handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst of in wier naam zulks is geschied, niet kunnen verbinden, zijn de verbintenissen van de andere personen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt, niettemin geldig.

  Art. 8. Ieder die zijn handtekening op een wisselbrief plaatst als vertegenwoordiger van een persoon voor wie hij niet de bevoegdheid had te handelen, is zelf krachtens de wisselbrief verbonden en heeft, indien hij betaalt, dezelfde rechten als de beweerde vertegenwoordigde zou hebben gehad. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vertegenwoordiger die zijn bevoegdheid heeft overschreden.

  Art. 9. De trekker staat in voor de acceptatie en voor de betaling.
  Hij kan zijn verplichting, voor de acceptatie in te staan, uitsluiten; elke clausule waarbij hij de verplichting, voor de betaling in te staan, uitsluit, wordt voor niet geschreven gehouden.

  Art. 10. Indien een wisselbrief, onvolledig ten tijde van de uitgifte, is volledig gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, kan de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan de houder, tenzij deze de wisselbrief te kwader trouw heeft verkregen of hem grove schuld bij de verkrijging te wijten is.

  HOOFDSTUK II. _ ENDOSSEMENT.

  Art. 11. Elke wisselbrief, ook die welke niet uitdrukkelijk aan order luidt, kan door middel van endossement worden overgedragen.
  Indien de trekker in de wisselbrief de woorden "niet aan order" of een daarmee gelijkstaande uitdrukking heeft opgenomen, kan het stuk slechts worden overgedragen in de vorm en met de gevolgen van een gewone overdracht.

  Art. 12. Het endossement kan worden gesteld zelfs ten voordele van de betrokkene, al of niet acceptant, van de trekker of van elke andere wisselschuldenaar. Deze personen kunnen de wisselbrief opnieuw endosseren.
  Het endossement moet onvoorwaardelijk zijn. Elke voorwaarde waaraan het is onderworpen, wordt voor niet geschreven gehouden.
  Het gedeeltelijk endossement is nietig.
  Het endossement aan toonder geldt als endossement in blanco.

  Art. 13. Het endossement moet gesteld worden op de wisselbrief of op een daaraan vastgehecht blad (verlengstuk). Het moet worden ondertekend door de endossant.
  Het endossement kan de geëndosseerde onvermeld laten of bestaan uit de enkele handtekening van de endossant (endossement in blanco). In het laatste geval moet het endossement, om geldig te zijn, op de rugzijde van de wisselbrief op het verlengstuk worden gesteld.

  Art. 14. Door het endossement worden alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten overgedragen.
  Indien het endossement in blanco is, kan de houder :
  1° Het blanco invullen, hetzij met zijn eigen naam, hetzij met de naam van een andere persoon;
  2° De wisselbrief wederom in blanco of aan een andere persoon endosseren;
  3° De wisselbrief aan een derde overgeven, zonder het blanco in te vullen en zonder hem te endosseren.

  Art. 15. De endossant staat in voor de acceptatie en voor de betaling, tenzij het tegendeel bedongen is.
  Hij kan een nieuw endossement verbieden; in dat geval staat hij tegenover de personen aan wie de wisselbrief later is geëndosseerd, niet in voor de acceptatie en voor de betaling.

  Art. 16. Hij die een wisselbrief onder zich heeft, wordt beschouwd als de rechtmatige houder, indien hij van zijn recht doet blijken door een ononderbroken reeks van endossementen, ook al is het laatste endossement in blanco gesteld. De doorgehaalde endossementen worden te dien aanzien voor niet geschreven gehouden. Wanneer een endossement in blanco door een ander endossement is gevolgd, wordt de ondertekenaar van dit laatste geacht de wisselbrief door het endossement in blanco verkregen te hebben.
  Indien iemand, op welke wijze dan ook, het bezit van de wisselbrief heeft verloren, is de houder, die van zijn recht doet blijken op de wijze, bij het voorgaande lid aangegeven, niet verplicht de wisselbrief af te geven, tenzij hij deze te kwader trouw heeft verkregen of hem grove schuld bij de verkrijging te wijten is.

  Art. 17. Zij die uit hoofde van de wisselbrief worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhoudingen tot de trekker of tot vroegere houders, niet aan de houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van de wisselbrief desbewust ten nadele van de schuldenaar heeft gehandeld.

  Art. 18. Wanneer het endossement de vermelding bevat "waarde ter incassering", "ter incasso", "in lastgeving" of enige andere vermelding die niets meer dan een opdracht tot inning in zich sluit, kan de houder alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan hem niet anders endosseren dan als lastgeving.
  De wisselschuldenaars kunnen in dat geval aan de houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen welke aan de endossant zouden kunnen worden tegengeworpen.
  De opdracht, vervat in een incasso-endossement, eindigt niet door de dood of door de latere onbekwaamheid van de lastgever.

  Art. 19. Wanneer een endossement de vermelding bevat "waarde tot zekerheid", "waarde tot pand" of enige andere vermelding die inpandgeving in zich sluit, kan de houder alle uit de wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar een door hem gesteld endossement geldt slechts als een endossement als lastgeving.
  De wisselschuldenaars kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhoudingen tot de endossant, niet aan de houder tegenwerpen, tenzij deze bij de ontvangst van de wisselbrief desbewust ten nadele van de schuldenaar heeft gehandeld.

  Art. 20. Een endossement, gesteld na de vervaldag, heeft dezelfde gevolgen als een endossement, gesteld vóór de vervaldag. Echter heeft het endossement, gesteld na het protest van niet-betaling of na het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het protest bepaald, slechts de gevolgen van een gewone overdracht.
  Behoudens tegenbewijs, wordt het endossement zonder dagtekening geacht te zijn gesteld vóór het verstrijken van de termijn, voor het opmaken van het protest bepaald.
  Ingeval de weigering om te betalen is vastgesteld door een verklaring van de betrokkene overeenkomstig artikel 44, eerste lid, wordt vermoed dat het endossement zonder dagtekening vroeger gedaan is dan het protest.

  HOOFDSTUK III. _ ACCEPTATIE.

  Art. 21. De wisselbrief kan tot de vervaldag door de houder of door iemand die hem enkel onder zich heeft, aan de betrokkene te zijner woonplaats ter acceptatie worden aangeboden.

  Art. 22. In elke wisselbrief kan de trekker, al dan niet met vaststelling van een termijn, bepalen dat deze ter acceptatie moet worden aangeboden.
  Hij kan in de wisselbrief de aanbieding ter acceptatie verbieden, behoudens in wisselbrieven, betaalbaar bij een derde of betaalbaar in een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene of betaalbaar een zekere tijd na zicht.
  Hij kan ook bepalen dat de aanbieding ter acceptatie niet kan plaatshebben vóór een bepaalde dag.
  Tenzij de trekker heeft verklaard dat de wisselbrief niet vatbaar is voor acceptatie, kan elke endossant, al dan niet met vaststelling van een termijn, bepalen dat hij ter acceptatie moet worden aangeboden.

  Art. 23. Wisselbrieven, betaalbaar een zekere tijd na zicht, moeten ter acceptatie worden aangeboden binnen een jaar na hun dagtekening.
  De trekker kan een kortere of een langere termijn bepalen.
  De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.

  Art. 24. De betrokkene kan verzoeken dat hem een tweede aanbieding wordt gedaan de dag, volgende op de eerste. Belanghebbenden zullen zich er niet op mogen beroepen dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven, tenzij het verzoek in het protest is vermeld.
  De houder is niet verplicht de ter acceptatie aangeboden wisselbrief aan de betrokkene af te geven.

  Art. 25. De acceptatie wordt op de wisselbrief gesteld. Zij wordt uitgedrukt door het woord "geaccepteerd" of door een daarmee gelijkstaand woord; zij wordt door de betrokkene ondertekend. De enkele handtekening van de betrokkene, op de voorzijde van de wisselbrief gesteld, geldt als acceptatie.
  Wanneer de wisselbrief betaalbaar is een zekere tijd na zicht, of wanneer hij krachtens een uitdrukkelijk beding ter acceptatie moet worden aangeboden binnen een bepaalde termijn, moet de acceptatie als dagtekening inhouden de dag waarop zij is geschied, tenzij de houder die van de aanbieding eist. Bij gebreke van dagtekening moet de houder dit verzuim door een tijdig protest doen vaststellen, op straffe van verlies van zijn recht van regres op de endossanten en op de trekker.

  Art. 26. De acceptatie is onvoorwaardelijk, maar de betrokkene kan haar beperken tot een gedeelte van de som.
  Elke andere wijziging, door de acceptant met betrekking tot het in de wisselbrief vermelde aangebracht, geldt als weigering van acceptatie. De acceptant is echter gehouden overeenkomstig de inhoud van zijn acceptatie.

  Art. 27. Wanneer de trekker de wisselbrief op een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene heeft betaalbaar gesteld, zonder een derde aan te wijzen, bij wie de betaling moet worden gedaan, kan de betrokkene deze bij de acceptatie aanwijzen. Bij gebreke van zodanige aanwijzing wordt de acceptant geacht zich verbonden te hebben zelf te betalen op de plaats van betaling.
  Indien de wisselbrief betaalbaar is aan de woonplaats van de betrokkene, kan deze, in de acceptatie, een adres aanwijzen, in dezelfde plaats waar de betaling moet worden gedaan.

  Art. 28. Door de acceptatie verbindt de betrokkene zich de wisselbrief op de vervaldag te betalen.
  Bij gebreke van betaling heeft de houder, al ware hij de trekker, tegen de acceptant een rechtstreekse vordering, uit de wisselbrief voortspruitend, voor al hetgeen kan worden gevorderd krachtens de artikelen 48 en 49.

  Art. 29. Indien de betrokkene zijn op de wisselbrief gestelde acceptatie heeft doorgehaald vóór de teruggave van de wisselbrief, wordt de acceptatie geacht te zijn geweigerd. Behoudens tegenbewijs wordt de doorhaling geacht te zijn geschied vóór de teruggave van de wisselbrief.
  Indien echter de betrokkene zijn acceptatie schriftelijk kenbaar heeft gemaakt aan de houder of aan iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, is hij tegenover dezen gehouden overeenkomstig de inhoud van zijn acceptatie.

  HOOFDSTUK IV. _ AVAL.

  Art. 30. De betaling van de wisselbrief kan zowel voor zijn geheel bedrag als voor een gedeelte daarvan door een borgtocht (aval) worden verzekerd.
  Deze borgtocht kan door een derde, of zelfs door iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, worden gegeven.

  Art. 31. Het aval wordt op de wisselbrief of op een verlengstuk gesteld of wordt gegeven bij een afzonderlijke akte, die de plaats vermeldt waar het is gegeven.
  Het wordt uitgedrukt door de woorden "goed voor aval" of door enige andere daarmee gelijkstaande uitdrukking; het wordt door de avalgever ondertekend.
  De enkele handtekening van de avalgever, gesteld op de voorzijde van de wisselbrief, geldt als aval, behalve wanneer de handtekening die is van de betrokkene of van de trekker.
  In het aval moet worden vermeld voor wie het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor de trekker te zijn gegeven.

  Art. 32. De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degene voor wie het aval is gegeven.
  Zijn verbintenis is geldig, zelfs indien wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.
  Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten welke krachtens de wisselbrief kunnen worden uitgeoefend tegen degene voor wie het aval is gegeven en tegen degenen die tegenover deze laatste krachtens de wisselbrief verbonden zijn.

  HOOFDSTUK V. _ VERVALDAG.

  Art. 33. Een wisselbrief kan worden getrokken :
  Op zicht;
  Op een zekere tijd na zicht;
  Op een zekere tijd na dagtekening;
  Op een bepaalde dag.
  Wisselbrieven met anders bepaalde vervaldagen of in termijnen betaalbaar zijn nietig.

  Art. 34. De wisselbrief, getrokken op zicht, is betaalbaar bij de aanbieding. Hij moet ter betaling worden aangeboden binnen een jaar na zijn dagtekening. De trekker kan een kortere of een langere termijn bepalen. De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.
  De trekker kan voorschrijven dat een wisselbrief getrokken op zicht niet ter betaling mag worden aangeboden vóór een bepaalde dag. In dat geval loopt de termijn van aanbieding van die dag af.

  Art. 35. De vervaldag van een wisselbrief, getrokken op een zekere tijd na zicht, wordt bepaald, hetzij door de dagtekening van de acceptatie, hetzij door die van het protest.
  Bij gebreke van protest wordt de niet gedagtekende acceptatie ten aanzien van de acceptanten geacht te zijn gedaan op de laatste dag van de termijn, voor de aanbieding ter acceptatie voorgeschreven.

  Art. 36. De wisselbrief, getrokken op een of meer maanden na dagtekening of na zicht, vervalt op de overeenkomstige dag van de maand waarin de betaling moet worden gedaan. Bij gebreke van een overeenkomstige dag vervalt een zodanige wisselbrief op de laatste dag van die maand.
  Bij een wisselbrief, getrokken op een of meer maanden en een halve maand na dagtekening of na zicht, worden eerst de gehele maanden gerekend.
  Is de vervaldag bepaald op het begin, op het midden (half januari, half februari, enz.) of op het einde van een maand, dan wordt onder die uitdrukkingen verstaan : de eerste, de vijftiende, de laatste van die maand.
  Onder de uitdrukkingen "acht dagen" of "vijftien dagen" ("quinze jours") moet worden verstaan niet één of twee weken, maar een termijn van acht of van vijftien werkelijke dagen.
  De uitdrukking "halve maand" duidt een termijn van vijftien dagen aan.

  Art. 37. De vervaldag van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag, in een plaats waar de tijdrekening een andere is dan die van de plaats van uitgifte, wordt geacht te zijn vastgesteld volgens de tijdrekening van de plaats van betaling.
  De dag van uitgifte van een wisselbrief, getrokken tussen twee plaatsen met verschillende tijdrekening en betaalbaar een zekere tijd na dagtekening, wordt herleid tot de overeenkomstige dag van de tijdrekening van de plaats van betaling en de vervaldag wordt dienovereenkomstig vastgesteld.
  De termijnen van aanbieding der wisselbrieven worden berekend overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid.
  Dit artikel is niet van toepassing, indien uit een in de wisselbrief opgenomen clausule of gewoon uit de bewoordingen van de titel een afwijkende bedoeling kan worden afgeleid.

  HOOFDSTUK VI. _ BETALING.

  Art. 38. De houder van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag of een zekere tijd na dagtekening of na zicht, moet deze ter betaling aanbieden de dag waarop hij betaalbaar is. Niet inachtneming van dit voorschrift kan slechts aanleiding geven tot schadeloosstelling.
  De aanbieding van een wisselbrief aan een door de regering aangewezen verrekeningskamer of aan een instelling door haar daartoe bevoegd gemaakt, geldt als aanbieding ter betaling.

  Art. 39. De betrokkene die de wisselbrief betaalt, kan vorderen dat deze hem wordt uitgeleverd, voorzien van de kwijting van de houder.
  De houder mag niet weigeren een gedeeltelijke betaling aan te nemen.
  In geval van gedeeltelijke betaling kan de betrokkene vorderen dat van die betaling op de wisselbrief melding wordt gemaakt en dat hem daarvoor kwijting wordt gegeven.

  Art. 40. De houder van een wisselbrief kan niet genoodzaakt worden vóór de vervaldag betaling te ontvangen.
  De betrokkene die vóór de vervaldag betaalt, doet zulks op eigen verantwoordelijkheid.
  Hij die op de vervaldag betaalt, is wettig bevrijd, tenzij hem bedrog of grove schuld te wijten is. Hij is gehouden de regelmatigheid van de reeks van endossementen, maar niet de handtekening der endossanten te onderzoeken.

  Art. 41. Wanneer de betaling van een wisselbrief is bedongen in ander geld dan dat van de plaats van betaling, kan het bedrag van de wisselbrief worden betaald in het geld van het land volgens zijn waarde op de vervaldag. Indien de schuldenaar in gebreke is, kan de houder te zijner keuze vorderen dat het bedrag van de wisselbrief voldaan wordt in het geld van het land volgens de koers, hetzij van de vervaldag, hetzij van de dag van betaling.
  De waarde van het vreemde geld wordt bepaald volgens de gebruiken van de plaats van betaling. De trekker kan echter bedingen dat het te betalen bedrag moet worden berekend volgens een in de wisselbrief bepaalde koers.
  Het bovenstaande is niet van toepassing, indien de trekker heeft bedongen dat de betaling moet geschieden in een bepaald aangeduid geld (clausule van werkelijke betaling in vreemd geld).
  Indien het bedrag van de wisselbrief is aangegeven in geld dat dezelfde benaming maar een verschillende waarde heeft in het land van uitgifte en in dat van betaling, wordt vermoed dat men het geld van de plaats van betaling heeft bedoeld.

  Art. 42. Bij gebreke van aanbieding ter betaling van de wisselbrief binnen de termijn, bij artikel 38 vastgesteld, heeft elke schuldenaar de bevoegdheid het bedrag ervan ter bewaring af te geven aan de bevoegde overheid aangewezen door de regering, op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder.

  HOOFDSTUK VII. _ RECHT VAN REGRES IN GEVAL VAN NIET-ACCEPTATIE OF NIET-BETALING.

  Art. 43. De houder kan zijn recht van regres op de endossanten, de trekker en de andere wisselschuldenaars uitoefenen :
  Op de vervaldag :
  Indien de betaling niet heeft plaatsgehad.
  Zelfs vóór de vervaldag :
  1° Indien de acceptatie geheel of gedeeltelijk is geweigerd;
  2° Wanneer de betrokkene, al dan niet acceptant, of de trekker van een niet voor acceptatie vatbare wisselbrief in een toestand verkeert van staking van betaling of van kennelijk onvermogen.
  Het onder 2° hiervoren bepaalde ontneemt aan de garanten van de wisselbrief niet de bevoegdheid om door borgstelling uitsteltermijnen te bekomen, die in geen geval de vervaldag van de wisselbrief mogen overschrijden.

  Art. 44. De weigering van acceptatie of van betaling moet worden vastgesteld bij authentieke akte (protest van niet-acceptatie of van niet-betaling). (...) <W 1997-06-10/42, art. 16, 002; En vigueur : indéterminée>Het protest van niet-acceptatie moet worden opgemaakt binnen de termijnen voor de aanbieding ter acceptatie vastgesteld. Indien in het geval bij artikel 24, eerste lid, voorzien, de eerste aanbieding heeft plaatsgehad op de laatste dag van de termijn, kan het protest nog op de volgende dag worden gedaan.
  Het protest van niet-betaling van een wisselbrief, betaalbaar op een bepaalde dag of zekere tijd na dagtekening of na zicht, moet worden gedaan op een der twee werkdagen, volgende op de dag waarop de wisselbrief betaalbaar is. Indien het een wisselbrief, betaalbaar op zicht, betreft, moet het protest worden gedaan overeenkomstig de bepalingen bij het voorgaande lid vastgesteld voor het opmaken van het protest van niet-acceptatie.
  Het protest van niet-acceptatie maakt de aanbieding ter betaling en het protest van niet-betaling overbodig.
  In geval van kennelijk onvermogen van de betrokkene, al dan niet acceptant, kan de houder zijn recht van regres niet uitoefenen dan nadat de wisselbrief ter betaling aan de betrokkene is aangeboden en protest is opgemaakt.
  In geval van bij rechterlijke beslissing vastgestelde staking van de betalingen van de betrokkene, al dan niet acceptant, alsmede in geval van bij rechterlijke beslissing verklaarde staking van de betalingen van de trekker van een wisselbrief die niet vatbaar is voor acceptatie, kan de houder voor de uitoefening van zijn recht van regres volstaan met overlegging van het vonnis waarbij de toestand van staking van betaling wordt vastgesteld.

  Art. 45. De houder moet van de niet-acceptatie of van de niet-betaling kennis geven aan zijn endossant en aan de trekker binnen de vier werkdagen, volgende op de dag van het protest of, indien de wisselbrief getrokken is met de clausule "zonder kosten", volgende op die der aanbieding. Elke endossant moet binnen de twee werkdagen, volgende op de dag van ontvangst der kennisgeving, de door hem ontvangen kennisgeving aan zijn endossant meedelen, met aanwijzing van de namen en adressen van degenen die de voorafgaande kennisgevingen hebben gedaan, en zo vervolgens, teruggaande tot de trekker. Deze termijnen lopen vanaf de ontvangst der voorafgaande kennisgeving.
  Indien overeenkomstig het voorgaande lid een kennisgeving is gedaan aan iemand wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt, moet gelijke kennisgeving binnen dezelfde termijn aan diens avalgever worden gedaan.
  Indien een endossant zijn adres niet of op onleesbare wijze heeft aangeduid, kan worden volstaan met kennisgeving aan de voorafgaande endossant.
  Hij die een kennisgeving heeft te doen, kan zulks doen in iedere vorm, zelfs door enkele terugzending van de wisselbrief.
  Hij moet bewijzen dat hij de de kennisgeving binnen de voorgeschreven termijn heeft gedaan. Deze termijn wordt gehouden te zijn in acht genomen, wanneer een brief die de kennisgeving behelst, binnen de genoemde termijn ter post is bezorgd.
  Wie de kennisgeving niet binnen de bovenvermelde termijn doet, treft geen verval van zijn recht; hij is, bij voorkomend geval, verantwoordelijk voor de door zijn nalatigheid veroorzaakte schade, zonder dat de schadevergoeding het bedrag van de wisselbrief kan te boven gaan.

  Art. 46. De trekker, een endossant of een avalgever kan door de clausule "zonder kosten", "zonder protest", of een andere daarmee gelijkstaande op de wisselbrief gestelde en ondertekende clausule, de houder voor de uitoefening van zijn recht van regres ontslaan van het opmaken van een protest van niet-acceptatie of niet-betaling.
  Deze clausule ontslaat de houder niet van de aanbieding van de wisselbrief binnen de voorgeschreven termijnen, noch van het doen van de kennisgevingen.
  Het bewijs van de niet-inachtneming van de termijnen moet worden geleverd door degene die zich daarop tegenover de houder beroept.
  Is de clausule door de trekker gesteld, dan heeft zij gevolgen ten aanzien van allen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt; is zij door een endossant of door een avalgever gesteld, dan heeft zij gevolgen alleen ten aanzien van deze endossant of avalgever. Indien de houder, ondanks de door de trekker gestelde clausule, toch het protest doet opmaken, zijn de kosten daarvan voor zijn rekening. Indien de clausule van een endossant of een avalgever afkomstig is, kunnen de kosten van het protest, indien er een is opgemaakt, op allen wier handtekening op de wisselbrief voorkomt, worden verhaald.

  Art. 47. Allen die een wisselbrief hebben getrokken, geaccepteerd, geëndosseerd, of voor aval getekend, zijn hoofdelijk tegenover de houder verbonden.
  De houder kan deze personen zowel ieder afzonderlijk als gezamenlijk aanspreken, zonder verplicht te zijn de volgorde waarin zij zich hebben verbonden, in acht te nemen.
  Hetzelfde recht komt toe aan ieder wiens handtekening op de wisselbrief voorkomt en die deze heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht.
  De vordering, ingesteld tegen één der wisselschuldenaars, belet niet de anderen aan te spreken, al hadden dezen zich later verbonden dan de eerst aangesprokene.

  Art. 48. De houder kan van degene tegen wie hij zijn recht van regres uitoefent, vorderen :
  1° Het bedrag van de niet geaccepteerde of niet betaalde wisselbrief met de interest, indien interest bedongen is;
  2° Een interest van zes ten honderd, te rekenen van de vervaldag. Wanneer echter de wisselbrief in België uitgegeven en betaalbaar is, wordt de interest berekend tegen de wettelijke rentevoet;
  3° De kosten van protest, die van de gedane kennisgevingen, alsmede de andere kosten.
  Zo de uitoefening van het recht van regres vóór de vervaldag plaats heeft, wordt op de wisselsom een korting toegepast. Deze korting wordt berekend volgens het officiële disconto (bankdisconto), geldende ter woonplaats van de houder, op de dag van de uitoefening van het recht van regres.

  Art. 49. Hij die de wisselbrief heeft betaald tot voldoening van zijn regresplicht kan van degenen die tegenover hem verbonden zijn, vorderen :
  1° De gehele som die hij betaald heeft;
  2° Een interest van zes ten honderd op die som, te rekenen van de dag waarop hij deze betaald heeft. Wanneer echter de wisselbrief in België uitgegeven en betaalbaar is, wordt de interest berekend tegen de wettelijke rentevoet;
  3° De door hem gemaakte kosten.

  Art. 50. Elke wisselschuldenaar tegen wie het recht van regres wordt of kan worden uitgeoefend, kan, tegen betaling tot voldoening aan zijn regresplicht, de afgifte vorderen van de wisselbrief met het protest, alsmede een voor voldaan getekende rekening.
  Elke endossant die de wisselbrief heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, kan zijn endossement en dat van de volgende endossanten doorhalen.

  Art. 51. In geval van uitoefening van het recht van regres na gedeeltelijke acceptatie, kan degene die tot voldoening aan zijn regresplicht het niet geaccepteerde gedeelte van de wisselsom heeft betaald, vorderen dat die betaling op de wisselbrief wordt vermeld en dat hem daarvan kwijting wordt gegeven. De houder moet hem daarenboven uitleveren een voor eensluidend getekend afschrift van de wisselbrief, alsmede het protest, om hem de uitoefening van zijn verdere regresrechten mogelijk te maken.

  Art. 52. Ieder die een recht van regres kan uitoefenen, kan, tenzij het tegendeel bedongen is, zich de vergoeding bezorgen door middel van een nieuwe wisselbrief (herwissel), getrokken op zicht op een van degenen die tegenover hem regresplichtig zijn, en betaalbaar te diens woonplaats.
  De herwissel omvat, behalve de bedragen in de artikelen 48 en 49 aangegeven, een makelaarsloon en het zegel van de herwissel.
  Indien de herwissel door de houder is getrokken, wordt het bedrag bepaald volgens de koers van een zichtwissel, getrokken van de plaats waar de oorspronkelijke wisselbrief betaalbaar was, op de woonplaats van de regresplichtige. Indien de herwissel is getrokken door een endossant, wordt het bedrag bepaald volgend de koers van een zichtwissel, getrokken van de woonplaats van de trekker van de herwissel op de woonplaats van de regresplichtige.

  Art. 53. Na afloop van de termijnen vastgesteld :
  Voor de aanbieding van een wisselbrief getrokken op zicht of op zekere tijd na zicht;
  Voor het opmaken van het protest van niet-acceptatie of van niet-betaling;
  Voor de aanbieding ter betaling in geval van clausule "zonder kosten";
  Vervalt het recht van de houder tegen de endossanten, tegen de trekker, en tegen de andere wisselschuldenaars, met uitzondering van de acceptant.
  Bij gebreke van aanbieding ter acceptatie binnen de door de trekker voorgeschreven termijn, vervalt het recht van regres van de houder, zowel wegens niet-betaling als wegens niet-acceptatie, tenzij uit de bewoordingen van de wisselbrief blijkt dat de trekker zich slechts heeft willen bevrijden van zijn verplichting, voor de acceptatie in te staan.
  Indien de bepaling van een termijn voor de aanbieding in een endossement is vervat, kan alleen de endossant daarop een beroep doen.

  Art. 54. Wanneer de aanbieding van de wisselbrief of het opmaken van het protest binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift van enige staat of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.
  De houder is verplicht van de overmacht aan zijn endossant onverwijld kennis te geven, en deze kennisgeving, gedagtekend en door hem ondertekend, op de wisselbrief of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige zijn de bepalingen van artikel 45 toepasselijk.
  Na het ophouden van de overmacht moet de houder de wisselbrief onverwijld ter acceptatie of ter betaling aanbieden, en, indien nodig, protest doen opmaken.
  Indien de overmacht meer dan dertig dagen aanhoudt, te rekenen van de vervaldag, kan het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding of het opmaken van protest nodig zijn.
  Voor wisselbrieven, getrokken op zicht of op zekere tijd na zicht, loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de houder, al ware het vóór het einde van de aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijn endossant heeft kennis gegeven; voor wisselbrieven, getrokken op zekere tijd na zicht, wordt de termijn van dertig dagen verlengd met de zichttermijn, in de wisselbrief aangegeven.
  Als gevallen van overmacht worden niet beschouwd feiten welke van zuiver persoonlijke aard zijn voor de houder of voor degene die hij met de aanbieding van de wisselbrief of met het opmaken van het protest heeft belast.

  HOOFDSTUK VIII. _ TUSSENKOMST.

  I. ALGEMENE BEPALINGEN.

  Art. 55. De trekker, een endossant, of een avalgever, kan iemand aanwijzen om, in geval van nood, te accepteren of te betalen.
  Onder de hierna vastgestelde voorwaarden kan de wisselbrief worden geaccepteerd of betaald door iemand die tussenkomst voor een schuldenaar op wie recht van regres kan worden uitgeoefend.
  De interveniënt kan een derde zijn, zelfs de betrokkene, of een reeds krachtens de wisselbrief verbonden persoon, behalve de acceptant.
  De interveniënt is gehouden, binnen de termijn van twee werkdagen van zijn tussenkomst kennis te geven aan degene voor wie hij tussenkwam. In geval van niet-inachtneming van die termijn is hij, indien daartoe aanleiding bestaat verantwoordelijk voor de schade, door zijn nalatigheid veroorzaakt, zonder dat de schadevergoeding het bedrag van de wisselbrief kan te boven gaan.

  II. ACCEPTATIE BIJ TUSSENKOMST.

  Art. 56. De acceptatie bij tussenkomst kan plaats hebben in alle gevallen waarin de houder van een voor acceptatie vatbare wisselbrief vóór de vervaldag recht van regres kan uitoefenen.
  Wanneer op de wisselbrief iemand is aangewezen om deze, in geval van nood, ter plaatse van betaling te accepteren of te betalen, kan de houder zijn recht tegen degene die de aanwijzing heeft gedaan, en tegen hen die daarna hun handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst, niet vóór de vervaldag uitoefenen, tenzij hij de wisselbrief aan de aangewezen persoon heeft aangeboden, en van diens weigering tot acceptatie protest is opgemaakt.
  In de andere gevallen van tussenkomst kan de houder de acceptatie bij tussenkomst weigeren. Indien hij ze echter aanneemt, verliest hij zijn recht van regres, hetwelk hem vóór de vervaldag toekomt tegen degene voor wie de acceptatie is gedaan, en tegen hen die daarna hun handtekeningen op de wisselbrief hebben geplaatst.

  Art. 57. De acceptatie bij tussenkomst wordt op de wisselbrief vermeld; zij wordt door de interveniënt ondertekend. Zij wijst aan voor wie zij is geschied; bij gebreke van die aanwijzing wordt zij geacht voor de trekker te zijn geschied.

  Art. 58. De acceptant bij tussenkomst is tegenover de houder en tegenover de endossanten die de wisselbrief hebben geëndosseerd na degene voor wie de tussenkomst is geschied, op dezelfde wijze als deze laatste verbonden.
  Niettegenstaande de acceptatie bij tussenkomst kunnen degene voor wie zij werd gedaan, en degenen die tegenover hem regresplichtig zijn, van de houder, tegen terugbetaling van de bij artikel 48 aangewezen som, de afgifte van de wisselbrief, van het protest en van een voor voldaan getekende rekening vorderen, indien daartoe aanleiding bestaat.

  III. BETALING BIJ TUSSENKOMST.

  Art. 59. De betaling bij tussenkomst kan plaatshebben in alle gevallen waarin, hetzij op de vervaldag, hetzij vóór de vervaldag, de houder recht van regres heeft.
  De betaling moet de gehele som belopen, welke degene voor wie zij heeft plaatsgehad, moest voldoen.
  Zij moet plaatshebben uiterlijk op de dag volgende op de laatste dag waarop het protest van niet-betaling kan worden opgemaakt.

  Art. 60. indien de wisselbrief is geaccepteerd door interveniënten wier woonplaats ter plaatse van betaling is gevestigd, of indien personen wier woonplaats in dezelfde plaats is gevestigd, zijn aangewezen om in geval van nood te betalen, moet de houder de wisselbrief aan al die personen aanbieden, en, indien daartoe aanleiding bestaat, protest van niet-betaling doen opmaken uiterlijk op de dag volgende op de laatste dag waarop dit kan geschieden.
  Bij gebreke van protest binnen die termijn zijn degene die het noodadres heeft gesteld of voor wie de wisselbrief is geaccepteerd, en de latere endossanten van hun verbintenis bevrijd.

  Art. 61. De houder die weigert de betaling bij tussenkomst aan te nemen, verliest zijn recht van regres op hen die daardoor zouden zijn bevrijd.

  Art. 62. De betaling bij tussenkomst moet worden vastgesteld door een kwijting, geplaatst op de wisselbrief met aanwijzing van degene voor wie zij is gedaan. Bij gebreke van die aanwijzing wordt de betaling geacht voor de trekker te zijn gedaan.
  De wisselbrief en het protest, indien dit is opgemaakt, moeten worden uitgeleverd aan hem die bij tussenkomst betaalt.

  Art. 63. Hij die bij tussenkomst betaalt, verkrijgt de rechten, uit de wisselbrief voortvloeiende, tegen degene voor wie hij heeft betaald, en tegen degenen die tegenover deze laatste krachtens de wisselbrief verbonden zijn. Hij mag echter de wisselbrief niet opnieuw endosseren.
  De endossanten, volgende op degene voor wie de betaling heeft plaatsgehad, zijn bevrijd.
  Indien zich meer personen tot de betaling bij tussenkomst aanbieden, heeft die betaling de voorkeur welke het grootste aantal bevrijdingen teweegbrengt. De interveniënt die desbewust in strijd hiermede handelt, verliest zijn recht van regres tegen hen die anders zouden zijn bevrijd.

  HOOFDSTUK IX. _ WISSELBRIEF IN VERSCHEIDENE EXEMPLAREN EN WISSELAFSCHRIFTEN.

  I. WISSELBRIEF IN VERSCHEIDENE EXEMPLAREN.

  Art. 64. De wisselbrief kan in verscheidene gelijkluidende exemplaren worden getrokken.
  Die exemplaren moeten in de tekst zelf van de titel worden genummerd, bij gebreke waarvan elk exemplaar wordt beschouwd als een afzonderlijke wisselbrief.
  Iedere houder van een wisselbrief waarin niet is vermeld dat deze in een enkel exemplaar getrokken is, kan op zijn kosten de levering van meer exemplaren vorderen. Te dien einde moet hij zich tot zijn onmiddellijke endossant wenden, die verplicht is zijn medewerking te verlenen om zijn eigen endossant aan te spreken, en zo vervolgens, teruggaande tot de trekker. De endossanten zijn verplicht de endossementen ook op de nieuwe exemplaren aan te brengen.

  Art. 65. De betaling op één der exemplaren gedaan bevrijdt, ook al is niet bedongen dat die betaling de kracht der andere exemplaren teniet doet. Echter blijft de betrokkene verbonden door elk geaccepteerd exemplaar dat hem niet is terugbezorgd.
  De endossant die de exemplaren aan verschillende personen heeft overgedragen, alsook de latere endossanten, zijn verbonden door alle exemplaren die hun handtekening dragen en die niet zijn terugbezorgd.

  Art. 66. Hij die één der exemplaren ter acceptatie heeft gezonden, moet op de andere exemplaren de naam van de persoon aanwijzen, in wiens handen dat exemplaar zich bevindt. Deze is verplicht, dit aan de rechtmatige houder van een ander exemplaar uit te leveren.
  Weigert hij dit, dan kan de houder zijn recht van regres niet uitoefenen dan nadat hij door een protest heeft doen vaststellen :
  1° Dat het ter acceptatie gezonden exemplaar hem desgevraagd niet is uitgeleverd;
  2° Dat hij de acceptatie of de betaling op een ander exemplaar niet heeft kunnen verkrijgen.

  II. WISSELAFSCHRIFTEN.

  Art. 67. Elke houder van een wisselbrief heeft het recht daarvan afschriften te vervaardigen.
  Het afschrift moet het oorspronkelijke nauwkeurig weergeven met de endossementen en alle andere vermeldingen die erop voorkomen. Het moet aangeven, waar het afschrift ophoudt.
  Het kan worden geëndosseerd en voor aval getekend op dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen als het oorspronkelijke.

  Art. 68. Het afschrift moet degene in wiens handen het oorspronkelijke stuk zich bevindt, vermelden. Deze is verplicht het oorspronkelijke stuk aan de rechtmatige houder van het afschrift uit te leveren.
  Weigert hij dit, dan kan de houder zijn recht van regres tegen hen, die het afschrift hebben geëndosseerd of voor aval getekend, niet uitoefenen dan nadat hij door een protest heeft doen vaststellen, dat het oorspronkelijke stuk hem desgevraagd niet is uitgeleverd.
  Indien na het laatste daarop geplaatste endossement, alvorens het afschrift is vervaardigd, het oorspronkelijke stuk de clausule draagt : "van hier af geldt het endossement slechts op de kopie", of enige andere daarmede gelijkstaande clausule, is een nadien op het oorspronkelijke stuk geplaatst endossement nietig.

  HOOFDSTUK X. _ TEKSTVERANDERINGEN.

  Art. 69. In geval van verandering van de tekst van een wisselbrief zijn zij die daarna hun handtekening op de wisselbrief hebben geplaatst, volgens de veranderde tekst verbonden; zij die daarvoor hun handtekening op de wisselbrief hebben geplaatst, zijn verbonden volgens de oorspronkelijke tekst.

  HOOFDSTUK XI. _ VERJARING.

  Art. 70. Alle rechtsvorderingen welke uit de wisselbrief tegen de acceptant voortvloeien, verjaren door verloop van drie jaren, te rekenen van de vervaldag.
  De rechtsvorderingen van de houder tegen de endossanten en tegen de trekker verjaren door verloop van een jaar, te rekenen van de dagtekening van het tijdig opgemaakte protest of, in geval van de clausule "zonder kosten", van de vervaldag.
  De rechtsvorderingen van de endossanten tegen elkander en tegen de trekker verjaren door verloop van zes maanden, te rekenen van de dag waarop de endossant de wisselbrief heeft betaald tot voldoening aan zijn regresplicht, of van de dag waarop hijzelf in rechte is aangesproken.

  Art. 70bis. In geval van verjaring blijft, ten bate van hem die de wisselbrief vóór de vervaldag heeft verkregen, een rechtsvordering bestaan :
  1° Tegen de trekker die geen fonds bezorgd heeft;
  2° Tegen de trekker, de acceptant of de endossant die zich onrechtmatig verrijkt heeft.
  Deze rechtvordering verjaart door verloop van dezelfde termijnen als in het vorige artikel bepaald, te rekenen van de dag waarop de bij dat artikel bepaalde verjaring verkregen was.

  Art. 71. De stuiting der verjaring heeft slechts gevolgen tegen degene ten aanzien van wie de daad van stuiting heeft plaatsgehad.
  De verjaring van de vorderingen die voortvloeien uit een wisselbrief, wordt gestuit door rechtsvervolging; zij wordt geschorst door feiten van overmacht.

  HOOFDSTUK XII. _ ALGEMENE BEPALINGEN.

  Art. 72. De betaling van een wisselbrief waarvan de vervaldag een wettelijke feestdag is, kan eerst worden gevorderd op de eerstvolgende werkdag. Evenzo kunnen alle andere handelingen met betrekking tot wisselbrieven, met name de aanbieding ter acceptatie en het protest, niet plaatshebben dan op een werkdag.
  Wanneer een van die handelingen moet worden verricht binnen een zekere termijn waarvan de laatste dag een wettelijke feestdag is, wordt die termijn verlengd tot de eerste werkdag volgende op het einde ervan. De tussenliggende feestdagen zijn begrepen in de berekening van de termijn.
  (Voor de toepassing van dit artikel is de zaterdag gelijkgesteld met een wettelijke feestdag.) <W 03-06-1959, art. 1>

  Art. 73. In de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde termijnen, wordt de dag waarop zij aanvangen, niet medegerekend.

  Art. 74. Geen enkele dag uitstel, behalve de in deze wet bepaalde, wordt door de wet of door de rechter toegestaan.

  AFDELING II. _ HET ORDERBRIEFJE.

  Art. 75. Het orderbriefje behelst :
  1° De benaming "orderbriefje", opgenomen in de tekst zelf en uitgedrukt in de taal waarin de titel is gesteld. De verplichting om de benaming "orderbriefje" op te nemen zal eerst van toepassing zijn op de effecten die ten minste zes maanden na de inwerkingtreding van de wet worden uitgegeven;
  2° De onvoorwaardelijke belofte tot betaling van een bepaalde som;
  3° De aanwijzing van de vervaldag;
  4° Die van de plaats waar de betaling moet geschieden;
  5° De naam van degene aan wie of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
  6° De vermelding van de dagtekening, alsmede van de plaats waar het orderbriefje is ondertekend;
  7° De handtekening van degene die de titel uitgeeft (ondertekenaar).

  Art. 76. De titel waarin een der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als orderbriefje, behoudens in de hieronder in dit artikel genoemde gevallen.
  Het orderbriefje waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.
  Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats van de ondertekening van de titel geacht te zijn de plaats van betaling en tevens die van de woonplaats van de ondertekenaar.
  Het orderbriefje dat niet de plaats vermeldt waar het is ondertekend, wordt geacht te zijn ondertekend in de plaats aangegeven naast de naam van de ondertekenaar.

  Art. 77. Voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de aard van het orderbriefje, zijn daarop toepasselijk de bepalingen over wisselbrieven betreffende :
  Het endossement (artikelen 11-20);
  De vervaldag (artikelen 33-37);
  De betaling (artikelen 38-42);
  Het recht van regres in geval van niet-betaling (artikelen 43-50, 52-54);
  De betaling bij tussenkomst (artikelen 55, 59-63);
  De wisselafschriften (artikelen 67 en 68);
  De tekstveranderingen (artikel 69);
  De verjaring (artikelen 70, 70bis en 71);
  De feestdagen, de berekening der termijnen en het verbod van uitsteldagen (artikelen 72, 73 en 74);
  De betaling van een vermiste wisselbrief (artikelen 86-91);
  Het conservatoir beslag (artikel 94).
  Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende de wisselbrief, betaalbaar bij een derde of in een andere plaats dan die van de woonplaats van de betrokkene (artikelen 4 en 27), de renteclausule (artikel 5), de verschillen in de vermelding met betrekking tot de som die moet worden betaald (artikel 6), de gevolgen van het plaatsen van een handtekening onder de omstandigheden bedoeld in artikel 7, die van de handtekening van een persoon die handelt zonder bevoegdheid of die zijn bevoegdheid overschrijdt (artikel 8), en de wisselbrief in blanco (artikel 10).
  Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende het aval (artikelen 30-32); indien in het geval bepaald bij artikel 31, laatste lid, het aval niet vermeldt voor wie het is gegeven, wordt het geacht voor rekening van de ondertekenaar van het orderbriefje te zijn gegeven.
  Het vijfde lid van artikel 2 en de artikelen 70bis en 93 van deze gecoördineerde wetten zijn eveneens op het orderbriefje van toepassing.

  Art. 78. De ondertekenaar van een orderbriefje is op dezelfde wijze verbonden als de acceptant van een wisselbrief.
  De orderbriefjes, betaalbaar een zekere tijd na zicht, moeten ter tekening voor "gezien" aan de ondertekenaar worden aangeboden binnen de bij artikel 23 vastgestelde termijnen. De zichttermijn loopt van de dagtekening van het visum, door de ondertekenaar op het orderbriefje geplaatst. Zijn weigering om het gedagtekend visum te plaatsen, wordt vastgesteld door een protest (artikel 25) en de zichttermijn begint te lopen van de dagtekening van het protest.

  AFDELING III. _ AANVULLENDE BEPALINGEN.

  HOOFDSTUK I. _ FONDSBEZORGING.

  Art. 79. Fonds moet worden bezorgd door de trekker, of indien de wisselbrief voor andermans rekening is getrokken, door de lastgever of ordergever.

  Art. 80. Fonds is bezorgd wanneer de betrokkene op de vervaldag in het bezit is van een waarde of van een waarborg die toereikend is om hem volledig te dekken en die door de trekker of de ordergever bestemd is om de betaling van de wisselbrief te verzekeren.

  Art. 81. De houder heeft tegenover de schuldeisers van de trekker een bevoorrechte schuldvordering op het fonds dat in handen van de betrokkenen is bij de opeisbaarheid van de wisselbrief, onverminderd de toepassing van artikel 445 van het Wetboek van koophandel.
  Indien verscheidene wisselbrieven door een zelfde trekker op een zelfde persoon zijn getrokken, en het fonds dat de betrokkene in handen heeft, ontoereikend is om ze alle te kwijten, worden zij op de volgende wijze betaald :
  Indien het fonds een zekere en bepaalde zaak is, worden de wisselbrieven tot de betaling waarvan het fonds in het bijzonder was bestemd, vóór alle andere betaald, onverminderd evenwel de rechten die aan de betrokkene door vroegere acceptaties mochten zijn toegekend.
  Bij gebreke van een bijzondere bestemming, worden de geaccepteerde wisselbrieven betaald bij voorrang boven de niet geaccepteerde.
  Indien het fonds is bezorgd in vervangbare zaken,

  Art. 82. Het bij artikel 53 uitgesproken verval heeft niet plaats wanneer de trekker in gebreke blijft aan te tonen dat er fonds bezorgd is op de vervaldag, of wanneer hij, na verstrijking van de in artikel 53 bepaalde termijnen, op om het even welke wijze de voor betaling van de wisselbrief bestemde gelden heeft ontvangen.
  Hetzelfde geldt wanneer de endossant zich onrechtmatig heeft verrijkt.
  In de gevallen van dit artikel, verjaart de overblijvende rechtsvordering door verloop van één jaar met ingang van de in artikel 53 bepaalde datum van verval.

  Art. 83. De houder of de trekker van een wisselbrief heeft tegen de betrokkene die niet heeft geaccepteerd, maar fonds in handen heeft, een rechtstreekse vordering tot betaling van de wisselbrief ten belope van het fonds.

  Art. 84. De betrokkene kan het fonds niet meer uit handen geven indien de houder hem zulks verbiedt. Dit verbod kan gedaan worden door middel van een gewone brief, die echter moet gevolgd worden door een dagvaarding binnen vijftien dagen na de vervaldag. Het protest van niet-betaling geldt als verbod.

  Art. 85. In het geval van een rechtsvordering als bedoeld in artikel 28, tweede lid, is de trekker niet verplicht het bestaan van het fonds te bewijzen.

  HOOFDSTUK II. _ BETALING VAN VERMISTE WISSELBRIEVEN.

  Art. 86. In geval van onvrijwillige en toevallige buitenbezitstelling van een niet geaccepteerde wisselbrief, kan degene aan wie hij toebehoort de betaling ervan vervolgen op een tweede, derde, vierde exemplaar, enz.

  Art. 87. Indien de vermiste wisselbrief van acceptatie voorzien is, kan de betaling ervan niet gevorderd worden op een tweede, derde, vierde exemplaar, enz., dan krachtens een beschikking van de voorzitter van de rechtbank van koophandel en tegen borgstelling.

  Art. 88. Indien hij die onvrijwillig en toevallig buiten bezit van een al dan niet geaccepteerde wisselbrief gesteld is, het tweede, derde, vierde exemplaar, enz., niet kan vertonen, kan hij de betaling van de vermiste wisselbrief vragen en ze verkrijgen krachtens een beschikking van de voorzitter van de rechtbank van koophandel, mits hij van zijn eigendom doet blijken en tegen borgstelling.

  Art. 89. Wordt de betaling geweigerd, dan bewaart de eigenaar van de vermiste wisselbrief al zijn rechten door een akte van protestatie.
  Deze akte moet opgemaakt worden uiterlijk de tweede dag na de vervaldag van de vermiste wisselbrief.
  Zij moet aan de trekkers en aan de endossanten bij deurwaardersexploot worden betekend binnen vijftien dagen te rekenen van haar dagtekening. Om geldig te zijn moet zij niet noodzakelijk door een rechterlijke beslissing of door een borgstelling zijn voorafgegaan.

  Art. 90. De eigenaar van de vermiste wisselbrief moet, om zich het tweede exemplaar ervan aan te schaffen, zich tot zijn onmiddellijke endossant wenden, die gehouden is hem zijn naam en zijn medewerking te verlenen om zijn eigen endossant aan te spreken, en zo vervolgens van endossant tot endossant tot aan de trekker van de wisselbrief.
  Nadat de trekker het tweede exemplaar heeft uitgeleverd, is elke endossant verplicht daarop zijn endossement opnieuw aan te brengen.
  De eigenaar van de vermiste wisselbrief draagt de kosten.

  Art. 91. De in de artikelen 87 en 88 vermelde verbintenis van de borg eindigt na drie jaren, indien er gedurende die tijd noch rechtsvordering noch rechtsvervolging is geweest.

  HOOFDSTUK III. _ BIJZONDERE BEPALINGEN.

  Art. 92. Verbintenissen die een Belg in het buitenland ter zake van wisselbrieven en orderbriefjes heeft aangegaan, worden in België slechts dan als geldig erkend, indien hij volgens de Belgische wet de vereiste bekwaamheid bezat om die verbintenissen aan te gaan.

  Art. 93. Het endossement van een wisselbrief of van een orderbriefje draagt de persoonlijke en zakelijke zekerheden, met name de voorrechten en de hypotheek die de betaling ervan waarborgen, op de geëndosseerde over.
  Behoudens andersluidend beding van het contract van kredietopening, genieten de houders van de wisselbrieven en orderbriefjes welke overeenkomstig de bepalingen van dat contract zijn getrokken of geëndosseerd, de zekerheden die de kredietopening waarborgen, ten belope van het bedrag dat krachtens de kredietopening zal verschuldigd blijven.
  Zijn de zekerheden niet toereikend om de crediteur en de derden, houders van de wisselbrieven en van de orderbriefjes, te dekken, dan worden die derden betaald bij voorrang boven de crediteur en zo nodig pondspondsgewijs.

  Art. 94. Onverminderd de toepassing van de formaliteiten, voorgeschreven voor de uitoefening van de rechten van regres, kan de houder van een wegens niet-betaling geprotesteerde wisselbrief, met verlof van de (beslagrechter), conservatoir beslag leggen op de roerende goederen van de trekkers, acceptanten en endossanten. <W 10-10-1967, art. 3-43>
--OPGEHEVEN DOOR--
IMAGE
  • WET VAN 04-04-2014 GEPUBL. OP 30-04-2014
  • ---------------------------------------------------MODIFIE PAR---------------------------------------------------
    IMAGE
  • WET VAN 21-10-1997 GEPUBL. OP 27-11-1997
    (GEWIJZIGD ART. : F.10)
  • WET VAN 25-06-1992 GEPUBL. OP 20-08-1992
    (GEWIJZIGDE ART. : 3; 33-43)
  • BOEK II. _ (ZEEVAART EN BINNENVAART.) <W 1997-10-21/30, art. 2, En vigueur : 07-12-1997>

      EERSTE TITEL. _ Zeeschepen en andere zeevaartuigen.

      (HOOFDSTUK I. _ Van zeeschepen.) <W 1990-12-21/31, art. 15, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Voor de toepassing van deze wet worden als zeeschepen beschouwd alle vaartuigen van ten minste 25 ton, bestemd of gewoonlijk gebruikt voor personen- of goederenvervoer, visserij, sleepvaart of enige andere winstgevende scheepvaartverrichting ter zee.

      Art. 2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Zeeschepen zijn roerende goederen. Zij zijn echter niet onderworpen aan de regel dat met betrekking tot roerende goederen het bezit als titel geldt.

      Art. 3. (Opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Art. 4. (opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Art. 5. (Opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Art. 6. (Opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Art. 7. (Opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      Art. 7bis. (Opgeheven) <W 1990-12-21/31, art. 32, 1°, 004; En vigueur : 1996-05-11>

      HOOFDSTUK II. _ Openbaarheid van zakelijke rechten op zeeschepen.

      Art. 8. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Akten en vonnissen die bewijs opleveren van een overeenkomst tot vestiging, overdracht, aanwijzing of tenietdoening van zakelijke rechten, met uitzondering van voorrechten, op een zeeschip of een zeeschip in aanbouw, worden ingeschreven in het register der zeeschepen; zij kunnen niet eerder aan derden worden tegengesteld.

      Art. 9. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> In het register der zeeschepen worden eveneens ingeschreven de eisen tot ontbinding, herroeping, nietigverklaring van een onder het vorige artikel vallende overeenkomst, of tot het doen vaststellen van het bestaan van zakelijke rechten, met uitzondering van voorrechten, op een zeeschip of een zeeschip in aanbouw, alsmede de vonnissen op deze eisen gewezen.
      Deze eisen zijn eerst ontvankelijk nadat zij ingeschreven zijn. De nietontvankelijkheid moet door de rechter ambtshalve worden opgeworpen; zij kan in elke stand van het geding worden voorgedragen.
      De griffier mag geen expeditie van het vonnis afgeven voordat hem is gebleken dat het vonnis ingeschreven is, op straffe van vergoeding van alle schade.

      Art. 10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Geregistreerde onderhandse akten en authentieke akten worden tot inschrijving toegelaten.

      Art. 11. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Een akte wordt niet tot inschrijving toegelaten wanneer het schip niet in het register der zeeschepen geregistreerd is.

      Art. 12.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Voor de inschrijving in het register der zeeschepen ingevolge artikel 8 wordt aan [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 de aan de regel van de openbaarheid onderworpen akte zelf overgelegd indien het een onderhandse akte is, of een expeditie indien het een authentieke akte is.
      Van een onderhandse akte worden twee originelen overgelegd. Van een authentieke akte worden een expeditie en een gewaarmerkt afschrift overgelegd.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 13.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> [" rel="nofollow">1 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 vermeldt :
      1° de datum van de akte;
      2° de aard van de akte en, indien het een authentieke akte is, de vermelding van welke openbare ambtenaar of rechtbank zij uitgaat;
      3° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de partijen;
      4° de aard en hoofdbestanddelen van de overeenkomst.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 14.Na de inschrijving geeft [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 aan de aanvrager de expeditie van de authentieke akte of een van de originelen van de onderhandse akte terug. Onderaan op het stuk bevestigt hij de inschrijving te hebben verricht en vermeldt datum en nummer ervan.
      Het gewaarmerkte afschrift van de authentieke akte of één origineel van de onderhandse akte blijft ten kantore berusten.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 15.Wordt de in te schrijven akte door de kapitein tijdens de reis opgemaakt, dan kan de formaliteit worden vervuld op vertoon van een telegram dat de in artikel 13 bedoelde gegevens bevat.
      Deze formaliteit heeft alle wettelijke gevolgen, mits de akte aan [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 ter inschrijving wordt aangeboden binnen drie maanden na de inschrijving van het telegram.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 16.Voor de inschrijving ingevolge artikel 9 worden aan [" rel="nofollow">3 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">3 overgelegd:
      1° indien het een eis in rechte betreft, twee uittreksels bevattende de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de partijen, de vermelding van de rechten waarvan de vaststelling, ontbinding, herroeping of vernietiging wordt gevorderd, en van de rechtbank die van de eis kennis moet nemen;
      2° indien het een vonnis betreft, twee uittreksels door de griffier afgegeven en bevattende de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de partijen, het beschikkende gedeelte van de beslissing, alsook de vermelding van de rechtbank of het hof waardoor de beslissing is gewezen.
      [" rel="nofollow">2 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 geeft aan de verzoeker een van de uittreksels terug, waarop hij de verklaring aanbrengt dat de inschrijving gedaan is.
      Is het zeeschip waarop de eis tot ontbinding, tot herroeping of tot vernietiging betrekking heeft niet in België geregistreerd, dan beperkt [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 zich tot de vaststelling in het register van de overleggingen, van de overlegging van de vermelde uittreksels. Hij gaat tot de inschrijving over als achteraf de registratie van het zeeschip wordt gevraagd.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (2)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (3)<W 2016-12-25/46, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 17.Indien op dezelfde dag verscheidene aan de regel van de openbaarheid onderworpen titels op [" rel="nofollow">2 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 zijn aangeboden, wordt de voorrang bepaald naar het volgnummer waaronder [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 de overhandiging heeft vermeld in het register der neergelegde titels.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (2)<W 2016-12-25/46, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 18. Verzuim van een of meer van de formaliteiten, bij de vorige artikelen voorgeschreven, heeft alleen dan nietigheid van de inschrijving ten gevolge, wanneer daaruit nadeel voor derden ontstaat.

      HOOFDSTUK III. - Voorrechten en hypotheken op zeeschepen.

      Art. 19. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De voorrang tussen de schuldeisers van een schip vloeit voort uit voorrecht of uit hypotheek. Het voorrecht is verbonden aan de aard van de schuldvordering; het gaat altijd boven hypotheek.

      Art. 20. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De schuldeisers die een voorrecht of een ingeschreven hypotheek hebben op een schip, volgen dat schip, in wiens handen het ook overgaat; zij worden gerangschikt en betaald volgens de orde van hun schuldvorderingen of inschrijvingen.

      Art. 21. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Indien de derde-bezitter de bevoorrechte en hypothecaire schulden niet betaalt binnen de betalings- en uitsteltermijnen aan de schuldenaar verleend of de hierna te bepalen formaliteiten om zijn eigendom te zuiveren niet vervult, heeft elke schuldeiser het recht om het bezwaarde schip tegen hem te doen verkopen.

      Art. 22. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Verandering van nationaliteit laat de rechten waarmede het schip bezwaard is onverminderd. De omvang van die rechten wordt geregeld door de wet van het land onder welke vlag het schip wettig voer ten tijde van de verandering van nationaliteit.

      Afdeling I. - Voorrechten op zeeschepen.

      Art. 23. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Bevoorrechte schuldvorderingen op het zeeschip, op de vracht voor de reis tijdens welke zij ontstaan zijn, en op het toebehoren van schip en vracht na de aanvang van de reis verkregen, zijn alleen:
      1° de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en de andere kosten in het gemeenschappelijk belang van de schuldeisers gemaakt voor het behoud van het schip of voor de verkoop en de verdeling van de opbrengst; de tonne-, vuur- of havengelden en soortgelijke openbare heffingen en belastingen, de loodslonen, de kosten van bewaking en behoud sinds het schip in de laatste haven is binnengelopen;
      2° de schuldvorderingen uit de arbeidsovereenkomst van de kapitein, van de schepelingen en van de overige personen die aan boord van het schip in dienst zijn;
      2°bis de bijdragen, op grond van de arbeidsovereenkomst van de kapitein, het scheepsvolk en de overige personen welke zich in dienst van het schip aan boord bevinden, verschuldigd aan de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden, alsmede de bijdragen waarvan deze laatste de inning verzekert;
      3° het hulp- en bergloon en de bijdrage van het schip in de gemene averij;
      4° de vergoedingen wegens aanvaring of andere scheepvaartongevallen, alsmede wegens schade aan kunstwerken van havens, dokken en waterwegen, wegens lichamelijk letsel aan passagiers en schepelingen, wegens verlies of beschadiging van lading of bagage;
      5° de schuldvorderingen uit overeenkomsten of handelingen die de kapitein krachtens zijn wettelijke bevoegdheden gesloten of verricht heeft buiten de thuishaven en die werkelijk noodzakelijk waren voor het behoud van het schip of de voortzetting van de reis, onverschillig of de kapitein tevens eigenaar is van het schip en of de schuldvordering aan hem dan wel aan leveranciers, herstellers, geldschieters of andere contractanten behoort.
      § 2. Onder het in § 1 bedoelde toebehoren van schip en vracht wordt verstaan:
      1° de vergoeding aan de eigenaar verschuldigd wegens niet herstelde stoffelijke schade aan het schip of wegens verlies van vracht;
      2° de vergoeding aan de eigenaar verschuldigd voor gemene averij, voor zover deze bestaat hetzij in niet-herstelde stoffelijke schade aan het schip, hetzij in verlies van vracht;
      3° het loon aan de eigenaar verschuldigd wegens hulpverlening of berging voor het einde van de reis, na aftrek van de bedragen toegekend aan de kapitein en andere personen in dienst van het schip.
      Het passagegeld wordt gelijkgesteld met de vracht.
      Als toebehoren van schip of vracht worden niet beschouwd de vergoedingen aan de eigenaar verschuldigd krachtens verzekeringsovereenkomsten, evenmin als de premies, toelagen of andere subsidies van het eigen land.
      In afwijking van § 1 strekt het voorrecht ten bate van de personen in dienst van het schip zich uit tot alle vrachten voor alle reizen die in de loop van eenzelfde arbeidsovereenkomst zijn gemaakt.

      Art. 24. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Schuldvorderingen die op een zelfde reis betrekking hebben, zijn bevoorrecht in de volgorde waarin zij in artikel 23, § 1, gerangschikt zijn. De schuldvorderingen bedoeld onder eenzelfde nummer staan in rang gelijk en worden naar evenredigheid betaald ingeval de opbrengst ontoereikend is.
      Schuldvorderingen als bedoeld onder de nrs 3 en 5 worden in elk van die categorieën bij voorrang betaald in omgekeerde volgorde van de tijdstippen waarop zij ontstaan zijn.
      Schuldvorderingen die betrekking hebben op eenzelfde voorval, worden geacht gelijktijdig te zijn ontstaan.
      § 2. Bevoorrechte schuldvorderingen van de laatste reis hebben voorrang boven die van de voorgaande reizen.
      Schuldvorderingen uit een en dezelfde arbeidsovereenkomst aangegaan voor verscheidene reizen, staan evenwel alle in rang gelijk met de schuldvorderingen van de laatste reis.
      § 3. Bij de verdeling van de opbrengst van de verkoop der bij voorrecht verbonden zaken kunnen de bevoorrechte schuldeisers opkomen voor het totaal bedrag van hun schuldvorderingen, met dien verstande dat daarop geen vermindering wordt toegepast volgens de regels van de aansprakelijkheidsbeperking, maar hun ook geen hoger bedrag wordt uitgekeerd dan krachtens die regels verschuldigd is.
      § 4. Het voorrecht op de vracht kan worden uitgeoefend, zolang de vracht nog verschuldigd is of het bedrag van de vracht zich nog bevindt in handen van de kapitein of de vertegenwoordiger van de eigenaar. Hetzelfde geldt ten aanzien van het voorrecht op het toebehoren.
      § 5. De bepalingen van dit artikel en van artikel 23 zijn van toepassing op een schip geëxploiteerd door een reder die er niet de eigenaar van is of door een bevrachter van het gehele schip, tenzij de eigenaar buiten het bezit gesteld is door een onrechtmatige daad en bovendien de schuldeiser niet te goeder trouw is.
      § 6. Het voorrecht bepaald in bovenstaand artikel 23, 2°bis heeft voorrang boven het voorrecht van de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden, bepaald in artikel 19, 4°ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851.

      Afdeling II. - Hypotheek op zeeschepen.

      Art. 25. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Zeeschepen kunnen met hypotheek worden bezwaard bij overeenkomst tussen de partijen.
      De artikelen 73, 74 en 75 van de wet van 16 december 1851 zijn op die hypotheek van toepassing.

      Art. 26. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De scheepshypotheek is alleen dan geldig, wanneer zij verleend wordt op een duidelijk aangewezen vaartuig en voor een bepaald bedrag.
      Zij kan worden gevestigd op een schip in aanbouw.
      Art. 79 en de vijf laatste leden van artikel 80 van de wet van 16 december 1851 zijn erop toepasselijk.

      Art. 27. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Tenzij het tegendeel bedongen is, strekt de scheepshypotheek zich uit tot tuig en takelage, machines en ander toebehoren. Zij strekt zich ook uit tot de vracht.

      Art. 28. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De hypotheek waarborgt drie jaar rente in dezelfde rang als de hoofdsom.

      Art. 29. De hypotheek kan ingeschreven worden zolang zij bestaat.
      Bij overlijden van de schuldenaar moet de inschrijving geschieden binnen drie maanden na het openvallen van de erfenis.
      De inschrijving kan niet meer genomen worden na inschrijving van de akte van vervreemding of na faillissement van de schuldenaar.
      Wanneer het schip de Belgische nationaliteit verliest, kan geen hypotheek meer worden ingeschreven na de doorhaling van de registratie.

      Art. 30.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De titel van hypotheekvestiging bevat keuze van woonplaats door de schuldeiser [" rel="nofollow">1 ten zetel van het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1.
      Deze vermeldt in het register der zeeschepen, benevens het in artikel 13 voorgeschrevene:
      1° de voet en de vervaldag van de rente, alsook de termijn van terugbetaling van de hoofdsom;
      2° in voorkomend geval het beding van dadelijke uitwinning;
      3° de keuze van woonplaats.
      Bij gebreke van keuze van woonplaats mogen alle betekeningen en kennisgevingen betreffende de inschrijving aan de procureur des Konings van het arrondissement gedaan worden.
      Het is aan degene in wiens voordeel een inschrijving bestaat, of aan zijn vertegenwoordigers, geoorloofd de gekozen woonplaats te veranderen, met inachtneming van de formaliteiten voorgeschreven in artikel 88 van de wet van 16 december 1851.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 31. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Tussen de hypothecaire schuldeisers onderling wordt de rang bepaald door de dag van de inschrijving en, indien de hypotheken op dezelfde dag zijn ingeschreven, door het volgnummer van de inschrijving.

      Art. 32.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De inschrijving houdt de hypotheek in stand gedurende vijftien jaren te rekenen van de dag der inschrijving. Zij houdt op van kracht te zijn indien de inschrijving niet is vernieuwd voor het verstrijken van de termijn.
      De inschrijving wordt vernieuwd op een bij [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 in tweevoud ingediend verzoekschrift waarin de te vernieuwen inschrijving nauwkeurig wordt aangewezen; anders geldt zij enkel als eerste inschrijving.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 33.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer een hypotheekrecht wordt overgedragen bij een onderhandse akte, moet de titel van hypotheekvestiging, voorzien van de vermelding der inschrijving, worden vertoond aan [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1. Deze maakt daarop melding van de overdracht.
      Hetzelfde geldt voor overdracht bij een authentieke akte, verleden krachtens een onderhandse lastgeving of in het buitenland opgemaakt in de vorm bij de buitenlandse wet voorgeschreven.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 34. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Ingeval het schip vergaat of onzeewaardig wordt, oefent de schuldeiser zijn rechten uit op de geredde voorwerpen of op de opbrengst ervan, ook al is de schuld nog niet opeisbaar.
      In geval van averijregeling betreffende het schip kan de hypothecaire schuldeiser tussenkomen tot bewaring van zijn rechten; hij kan deze slechts uitoefenen wanneer de gehele vergoeding of een deel ervan niet is of wordt aangewend tot herstelling van het schip.

      Art. 35.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De inschrijvingen worden doorgehaald of verminderd, hetzij met toestemming van de belanghebbende partijen, daartoe bevoegd, hetzij krachtens een vonnis in laatste aanleg gewezen of in kracht van gewijsde gegaan, of uitvoerbaar verklaard niettegenstaande verzet of hoger beroep.
      De doorhaling of de vermindering wordt door [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 gedaan tegen overlegging hetzij van een expeditie der authentieke akte van toestemming, hetzij van de akte in brevet en van een gewaarmerkt afschrift (...), hetzij van de onderhandse akte, hetzij van een expeditie van het vonnis.
      Een woordelijk uittreksel uit de authentieke akte is voldoende, wanneer daarin wordt verklaard door de notaris die het heeft afgegeven dat de akte noch voorwaarde noch voorbehoud bevat.
      Is het een onderhandse akte, dan worden daarvan twee originelen opgemaakt (...) en de gehele of gedeeltelijke doorhaling wordt alleen gedaan op vertoon van de titel van hypotheekvestiging, voorzien van de vermelding der inschrijving. [" rel="nofollow">2 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 maakt er melding op van de gehele of gedeeltelijke doorhaling van de inschrijving.
      De titel van vestiging moet eveneens worden vertoond wanneer het een authentieke akte betreft, verleden krachtens een onderhandse lastgeving of in het buitenland opgemaakt in de vorm bij de buitenlandse wet voorgeschreven.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (2)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 36. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De vorderingen tot doorhaling en vermindering vallen onder toepassing van de artikelen 94 en 95 van de wet van 16 december 1851.

      Afdeling III. - Tenietgaan van voorrechten en hypotheken.

      Art. 37. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De voorrechten en hypotheken gaan teniet:
      1° door het tenietgaan van de hoofdverbintenis;
      2° door de afstand van het voorrecht of van de hypotheek door de schuldeiser;
      3° door de gedwongen verkoop van het bezwaarde schip;
      4° door de vrijwillige vervreemding van het bezwaarde schip, gevolgd van de vervulling van de hierna voorgeschreven formaliteiten en voorwaarden.
      Bovendien gaan de voorrechten, buiten de hiervoren bepaalde gevallen, teniet door verloop van één jaar, met uitzondering van de in artikel 23, § 1, 5°, bedoelde schuldvorderingen wegens leveringen, waarvoor de termijn zes maanden niet mag overschrijden.
      Voor de voorrechten tot waarborging van hulp- en bergloon loopt de termijn te rekenen van de dag waarop de verrichtingen geëindigd zijn; voor het voorrecht tot waarborging van vergoedingen wegens aanvaring en andere ongevallen en wegens lichamelijk letsel, van de dag waarop de schade veroorzaakt is; voor het voorrecht ten aanzien van verlies of beschadiging van lading of bagage, van de dag waarop de lading of de bagage is of moest worden afgeleverd; voor herstellingen, leveringen en andere gevallen als bedoeld in artikel 23, § 1, 5°, van de dag waarop de schuldvordering ontstaan is. In alle overige gevallen loopt de termijn te rekenen van de dag waarop de schuldvordering opeisbaar is.
      Het recht om voorschotten of betalingen op afrekening te vragen heeft niet ten gevolge dat de in artikel 23, § 1, 2°, bedoelde schuldvorderingen van de aan boord in dienst zijnde personen opeisbaar worden.
      Wanneer de eiser het bezwaarde schip niet in beslag heeft kunnen nemen in de territoriale wateren van de Staat waar hij zijn woonplaats of zijn hoofdverblijf heeft, wordt de hiervoren gestelde termijn verlengd tot ten hoogste drie jaar te rekenen van het ontstaan van de schuldvordering.

      Art. 38. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De voorrechten gaan teniet door vrijwillige vervreemding, mits:
      1° de akte van vervreemding wordt ingeschreven overeenkomstig artikel 8;
      2° de vervreemding tweemaal en met een tussentijd van ten minste acht dagen wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, alsmede in een van de bladen van Antwerpen, van Gent en van het arrondissement waarin de thuishaven gelegen is;
      3° de schuldeiser binnen een maand na de inschrijving of na de laatste bekendmaking geen verzet betekent aan de vroegere of aan de nieuwe eigenaar.
      Het recht van voorrang van de schuldeiser blijft echter bestaan op de koopprijs, zolang deze niet is betaald of verdeeld.

      Art. 39. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De hypotheken gaan teniet door vrijwillige vervreemding, mits de nieuwe eigenaar, binnen zes maanden na de inschrijving van zijn titel of, in geval van vervolging in de loop van die zes maanden, binnen vijftien dagen na de betekening van het bevel dat aan de beslaglegging voorafgaat, aan alle ingeschreven schuldeisers, aan de woonplaats door hen bij de inschrijving gekozen, betekent:
      1° een uittreksel uit zijn titel bevattende de dagtekening en de aard van de akten, de aanwijzing van de partijen, de naam, de soort en de tonnenmaat van het schip, de prijs en de lasten die van de prijs deel uitmaken, de waardering van de zaak, indien deze geschonken is of overgedragen anders dan door verkoop;
      2° de opgave van de datum van inschrijving van zijn titel;
      3° een tabel in drie kolommen, waarvan de eerste de dagtekening van de inschrijvingen bevat, de tweede de naam van de schuldeisers en de derde het bedrag van de ingeschreven schuldvorderingen.

      Art. 40. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De nieuwe eigenaar verklaart in de akte van kennisgeving dat hij de hypothecaire schulden en lasten zal voldoen ten belope van de prijs of van de opgegeven waarde, zonder enige aftrek ten voordele van de verkoper of van wie ook.
      Behoudens beding van het tegendeel in de titels van schuldvordering, heeft hij het genot van elke tijdsbepaling en van elk uitstel van betaling, aan de oorspronkelijke schuldenaar verleend, en hij neemt de termijnen in acht die tegen de laatstgenoemde zijn bedongen.
      De niet vervallen schuldvorderingen die slechts voor een gedeelte batig zijn gerangschikt, zijn onmiddellijk opeisbaar, ten belope van dit gedeelte ten aanzien van de nieuwe eigenaar, en voor het geheel ten aanzien van de schuldenaar.

      Art. 41. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Indien een van de ingeschreven schuldeisers een rechtsvordering tot ontbinding bezit en ze wil instellen, moet hij zulks op straffe van verval verklaren ter griffie van de rechtbank voor welke de rangregeling moet worden vervolgd.
      De verklaring moet binnen vijftien dagen na de kennisgeving worden gedaan en binnen tien dagen worden gevolgd door het instellen van de eis tot ontbinding.
      Te rekenen van de dag waarop de schuldeiser verklaart dat hij de rechtsvordering tot ontbinding wil instellen, is de zuivering geschorst en zij kan pas worden hervat nadat de schuldeiser afstand heeft gedaan van de rechtsvordering tot ontbinding, of nadat deze vordering is afgewezen.

      Art. 42. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Binnen vijftien dagen na de kennisgeving, gedaan op verzoek van de nieuwe eigenaar, kan ieder ingeschreven schuldeiser vorderen dat het schip in openbare veiling verkocht wordt onder de voorwaarden bepaald in artikel 115 van de wet van 16 december 1851.
      De artikelen 116, 117, 118, 120, 121 en 122 van de genoemde wet zijn mede van toepassing.

      HOOFDSTUK IV. - [" rel="nofollow">1 Openbaarheid van de hypothecaire bescheiden en verantwoordelijkheid van het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 43.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> [" rel="nofollow">1 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 houdt een register der overleggingen waarin, naar volgorde van de aanbiedingen blijkende uit een doorlopende nummering, worden vastgesteld:
      a) de overleggingen van stukken aangeboden ter registratie of wijziging van de registratie van zeeschepen;
      b) de overleggingen ter inschrijving van akten, vonnissen en rechtsvorderingen bedoeld in de artikelen 8 en 9 van deze wet.
      Elk blad van het register der overleggingen wordt genummerd en gekorttekend door [" rel="nofollow">2 een ambtenaar van het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2.
      Het register wordt iedere dag door [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 afgesloten.
      Na het volledig gebruik van het register wordt er zonder verplaatsing een duplicaat van gemaakt door [" rel="nofollow">1 een ambtenaar van het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1. De [" rel="nofollow">2 minister bevoegd voor maritieme mobiliteit]" rel="nofollow">2 bepaalt op welke wijze dit duplicaat wordt gemaakt. Hij bepaalt bij welke rechtbank het moet worden neergelegd en de modaliteiten van deze neerlegging.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (2)<W 2016-12-25/46, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 44. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Het houden van het register der zeeschepen en de vorm van de inschrijvingen worden geregeld bij koninklijk besluit.

      Art. 45.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> [" rel="nofollow">1 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 verstrekt aan ieder die erom verzoekt, een afschrift of een uittreksel uit het register der zeeschepen en uit zijn archief van neergelegde stukken en in voorkomend geval een getuigschrift van ontstentenis.
      De artikelen 126, 128, 129 en 130 van de wet van 16 december 1851 zijn mede van toepassing.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      TITEL II. - Eigenaar en bemanning van zeeschepen.

      HOOFDSTUK I. - (Scheepseigenaars). <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997>

      Afdeling I. - (Aansprakelijkheid van scheepseigenaars.) <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997>

      Art. 46. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Iedere scheepseigenaar is persoonlijk aansprakelijk voor zijn eigen handelingen, verzuimen of verbintenissen.
      § 2. De scheepseigenaar is burgerlijk aansprakelijk voor de handelingen van de kapitein en staat in voor de verbintenissen door deze aangegaan in het uitoefenen van zijn dienst.
      § 3. De scheepseigenaar is burgerlijk aansprakelijk voor de handelingen van de bemanning, van de loods en van andere als dusdanig werkzaam zijnde aangestelden, in het uitoefenen van hun respectieve dienst.
      § 4. Artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is van toepassing op de persoonlijke aansprakelijkheid van de aangestelden van de scheepseigenaar of hulpverlener voor schade, bij de uitvoering van hun arbeidsovereenkomst in dienst van het schip, toegebracht aan de scheepseigenaar of aan derden.

      Afdeling II. -(Beperking van de aansprakelijkheid). <W 1989-04-11/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-12-1989>

      Art. 47. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de §§ 2 en 3 hierna, kan de scheepseigenaar zijn aansprakelijkheid beperken overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de beperking van de aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, opgemaakt te Londen op 19 november 1976, verder "LLMC-Verdrag" genoemd.
      De toepassing van artikel 2, § 1, letters d en e van dat verdrag is evenwel uitgesloten.
      § 2. De scheepseigenaar kan zijn aansprakelijkheid voor schade door olieverontreiniging beperken overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, en van de Bijlage, opgemaakt te Brussel op 29 november 1969, van de wet van 20 juli 1976 houdende goedkeuring en uitvoering van dit Verdrag, en van het Protocol bij dit Verdrag, opgemaakt te Londen op 19 november 1976, in zoverre het oliën betreft die omschreven staan in dit Verdrag.
      § 3. De vervoerder van passagiers en hun reisgoed over zee kan zijn aansprakelijkheid beperken overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende het vervoer over zee van passagiers en hun reisgoed, opgemaakt te Athene op 13 december 1974 en van zijn Protocol, opgemaakt te Londen op 19 november 1976, en desgevallend van de artikelen 7, 8, 9 § 2, 10 tot 13 en 15 § 1, van het LLMC-Verdrag.
      De Koning stelt de hogere aansprakelijkheidslimiet per hoofd vast waarvan sprake in artikel 72 van het verdrag van Athene.
      § 4. De hulpverlener die niet vanaf een schip optreedt of enkel optreedt aan boord van het schip waaraan of ten opzichte waarvan hulp- of bergingsdiensten worden verleend, kan zijn aansprakelijkheid beperken tot het bedrag vastgesteld in artikel 6, § 4, van het LLMC-Verdrag.

      Afdeling III. - (Vorming van het beperkingsfonds en bevoegdheidsregeling). <W 1989-11-04/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-12-1989>

      Art. 48. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. De scheepseigenaar of hulpverlener vraagt de vorming van het fonds geregeld door het LLMC-Verdrag, door indiening van een verzoekschrift bij de voorzitter van de rechtbank van koophandel die bevoegd is krachtens artikel 627, 10°, van het Gerechtelijk Wetboek. Het verzoekschrift moet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1026 van het Gerechtelijk Wetboek.
      Het moet bovendien vermelden: nationaliteit en naam van het schip, het voorval waarbij de schade is opgelopen, met vermelding van datum en plaats, het wettelijk bedrag van de aansprakelijkheidsbeperking zoals verzoeker het heeft geraamd, en de wijze waarop hij voornemens is het beperkingsfonds te vormen: storting in speciën of garantiestelling.
      Bij het verzoekschrift worden gevoegd:
      1° de door de verzoeker gewaarmerkte lijst van de hem bekende schuldeisers ten aanzien van wie hij meent de beperking van zijn aansprakelijkheid te kunnen inroepen, met vermelding zo mogelijk van eenieders woonplaats, alsook van het definitief of voorlopig bedrag en van de aard van elke schuldvordering;
      2° alle stukken tot staving van de berekening van het wettelijk bedrag van de aansprakelijkheidsbeperking.
      § 2. Indiening van het verzoekschrift houdt geen erkenning van aansprakelijkheid in.
      § 3. De voorzitter van de rechtbank van koophandel verifieert bij voorraad of het door de verzoeker opgegeven bedrag overeenkomt met het bedrag waartoe zijn aansprakelijkheid kan worden beperkt. Zodra de voorzitter heeft vastgesteld dat beide bedragen overeenstemmen, geeft hij bevel tot instelling van de procedure tot vorming van het fonds.
      Heeft de verzoeker niet aangeboden het bedrag, waartoe zijn aansprakelijkheid kan worden beperkt, vermeerderd met de wettelijke interesten vanaf de dag van de schadeverwekkende gebeurtenis tot de dag waarop het beperkingsfonds zal zijn gevormd, in speciën te storten, dan beveelt de voorzitter het instellen van de procedure slechts indien de verzoeker het stellen van een garantie aanbiedt die aanvaardbaar en toereikend is.
      De voorgestelde garantie is aanvaardbaar als, naar het oordeel van de voorzitter, zeker is dat het fonds werkelijk beschikbaar zal zijn en vrij overdraagbaar zodra de garantie gesteld is.
      De garantie is toereikend als haar bedrag overeenstemt met het bedrag waartoe de aansprakelijkheid kan worden beperkt, vermeerderd met een provisie voor dekking van de wettelijke interesten voor een door de voorzitter geschikt geachte tijdsduur.
      Het bepaalde in de artikelen 2040 tot 2043 van het Burgerlijk Wetboek is toepasselijk op de door de verzoeker te stellen garantie.
      De beschikking vermeldt de termijn waarbinnen de storting gedaan of de garantie verstrekt moet worden, welke termijn niet langer mag zijn dan een maand te rekenen van de datum van de beschikking; deze laatste bepaalt bovendien de door de verzoeker binnen dezelfde termijn te storten provisie voor het dekken van de kosten van de procedure tot vorming, vereffening en verdeling van het beperkingsfonds.
      De voorzitter benoemt een rechter-commissaris en een vereffenaar.
      Het salaris van de vereffenaar wordt geregeld door de voorzitter met inachtneming van de aard en de belangrijkheid van de procedure tot vorming, vereffening en verdeling van het fonds.
      Het bepaalde in de artikelen 460, 462 en 463 van Boek III van dit Wetboek, is van toepassing op de werkzaamheden van de rechter-commissaris en van de vereffenaar.
      § 4. Bij storting in speciën duidt de vereffenaar de instelling aan waarbij het geld moet worden gedeponeerd. Dit deposito geschiedt op naam van de vereffenaar qualitate qua. Geen opvraging mag worden verricht zonder toestemming van de rechter-commissaris.
      De interesten van de gedeponeerde bedragen worden bij deze sommen geteld.
      Ingeval een garantie verstrekt wordt, wordt zij gesteld in het voordeel van de vereffenaar qualitate qua.
      Geen wijziging mag aan de aldus gestelde garantie worden aangebracht zonder machtiging van de rechter-commissaris.
      De provisie voor het dekken van de kosten van de procedure wordt overgemaakt aan de vereffenaar, die hierover beschikt onder controle van de rechter-commissaris.
      § 5. Op verslag van de vereffenaar waarin wordt gesteld dat de bedragen gedeponeerd zijn of dat de garantie gegeven is, stelt de voorzitter in een beschikking vast dat het fonds gevormd is. Vanaf die beschikking gelden voor het aanhangige schadegeval, artikel 13 van het LLMC-Verdrag en de artikelen 496 tot 500, 502 tot 504 en 508 van Boek III van dit Wetboek.
      Voor de toepassing van het eerste lid wordt de beschikking van de voorzitter gelijkgesteld met het vonnis van faillietverklaring vermeld in de voormelde artikelen 496, 504 en 508.
      De bekendmakingen vermeld in voormeld artikel 496 worden in voorkomend geval gedaan in één of meer buitenlandse maritieme bladen.
      Het verzet tegen de beschikking vermeld in het eerste lid wordt voor de rechtbank van koophandel gebracht. Het verzet moet gedaan worden binnen de drie maanden van de publicatie vermeld in voormeld artikel 496. Deze termijn wordt vermeerderd met de termijnen bepaald in artikel 55 van het Gerechtelijk Wetboek.
      § 6. De bedragen van de beperkte aansprakelijkheid worden in de nationale munt omgerekend bij de verificatie vermeld in het eerste lid van § 3.
      Is er, voor de vaststelling van de vorming van het beperkingsfonds aanleiding tot verbetering, in de één of andere zin, van de omrekening in Belgische frank van het bedrag van de beperkte aansprakelijkheid, dan wordt die verbetering uitgesproken bij beschikking van de voorzitter, die bepaalt binnen welke termijn de voorgeschreven maatregelen ten uitvoer worden gelegd.
      § 7. Artikel 1039 van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing voor alle beschikkingen die de voorzitter verleent voor de rechtspleging vermeld in deze afdeling.

      Art. 49.<W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Het vonnis of het arrest dat na de vorming van het fonds het faillissement van de verzoeker uitspreekt, [" rel="nofollow">1 het reorganisatieplan homologeert of de overdracht onder gerechtelijk gezag beveelt]" rel="nofollow">1, heeft voor het fonds geen gevolgen.
      § 2. De verzoeker en eventueel de curator van zijn faillissement moeten opgeroepen worden voor alle verrichtingen van de procedure tot vereffening en verdeling van het beperkingsfonds.
      ----------
      (1)<KB 2010-12-19/15, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 03-02-2011>

      Afdeling IV. - (Procedure van vereffening en verdeling van het fonds). <W 1989-04-11/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-12-1989>

      Art. 50. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Zodra de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar of van de hulpverlener vaststaat en deze gerechtigd zijn hun aansprakelijkheid te beperken, wordt de procedure voor vereffening en verdeling van het fonds voortgezet.
      § 2. De artikelen 496 tot 500, 502 tot 504 en 508 van Boek III van dit Wetboek zijn op de aangifte, de verificatie en de betwisting van de ten laste van het fonds neergelegde schuldvorderingen van toepassing.
      § 3. De bekendmaking vermeld in artikel 496 van Boek III van dit Wetboek wordt in voorkomend geval gedaan in één of meer buitenlandse maritieme bladen.

      Art. 51. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Er kan geen enkel recht van voorrang uitgeoefend worden op het gedeelte van het beperkingsfonds dat bestemd is om de zaakschade te vereffenen.
      § 2. De vereffenaar maakt een ontwerp van verdeling op en deelt het mede aan de schuldeisers.
      In geval van betwisting van het ontwerp van verdeling doet de rechtbank van koophandel wier voorzitter van het geding kennis heeft genomen, uitspraak op verslag van de vereffenaar.

      Art. 52. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> § 1. De uitdeling van het fonds aan de schuldeisers geschiedt naar evenredigheid van hun bevestigde en geverifieerde schuldvorderingen.
      § 2. De betaling aan elke schuldeiser van het deel van het beperkingsfonds dat hem toekomt, maakt een einde aan zijn schuldvordering tegenover de verzoeker.
      § 3. Als alle schuldvorderingen werden vereffend, komt het eventuele saldo van het fonds toe aan degene die het gevormd heeft of, zo deze ondertussen is failliet gegaan, aan de failliete boedel.
      Op verslag van de vereffenaar, medeondertekend door de rechter-commissaris, wordt de procedure gesloten verklaard door de voorzitter van de rechtbank van koophandel die bevoegd is krachtens artikel 627, 10°, van het Gerechtelijk Wetboek..

      Afdeling V. - (Omrekening in nationale munt). <W 1989-04-11/30, art. 2, 003; En vigueur : 01-12-1989>

      Art. 53. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Indien de scheepseigenaar of de hulpverlener geen beperkingsfonds vormt, worden de bedragen van de beperkte aansprakelijkheid in de nationale munt omgerekend op de respectieve data van de betalingen.

      Afdeling VI. - (Algemene bepalingen). <W 1989-04-11/30, art. 4, 003; En vigueur : 01-12-1989>

      Art. 54. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De termen "scheepseigenaar" en "hulpverlener" moeten worden verstaan in de betekenis die ze hebben in artikel 1, 2° en 3° van het Verdrag betreffende de beperking van de aansprakelijkheid voor zeevorderingen, opgemaakt te Londen op 19 november 1976.

      Art. 55. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> Indien de ontslagen kapitein medeëigenaar is van het schip, kan hij van de medeëigendom afstand doen en de uitkering eisen van het daarmee overeenstemmend kapitaal.
      Het bedrag van dit kapitaal wordt bepaald door deskundigen, in onderlinge overeenstemming of ambtshalve te benoemen.

      Art. 56. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> De reder die medeëigenaar of lasthebber van de eigenaars is, vertegenwoordigt de scheepseigenaars in rechte voor alles wat de uitrusting en de vaart betreft.

      Art. 57. <W 1997-10-21/30, art. 2, 007; En vigueur : 07-12-1997> In alles wat het gemeenschappelijk belang van de scheepseigenaars aangaat, wordt het gevoelen van de meerderheid gevolgd.
      De meerderheid wordt bepaald door de scheepsaandelen die gezamenlijk de helft van de waarde van het schip te boven gaan.
      De veiling van een schip kan slechts worden toegestaan op vordering van de eigenaars die samen de helft van alle scheepsaandelen vertegenwoordigen, tenzij bij geschrifte het tegendeel bedongen is.
      In geval van veiling gaan de lasten die een scheepsaandeel bezwaren, van rechtswege over op het overeenkomstige deel van de prijs.

      HOOFDSTUK II. _ De bemanning.

      EERSTE AFDELING. _ De kapitein.

      § 1. Rechten en verplichtingen van de kapitein.

      Art. 58. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein, gezagvoerder of schipper, belast met het voeren van een zeeschip of een ander vaartuig, is zelfs voor lichte tekortkomingen bij de vervulling van zijn taak aansprakelijk.

      Art. 59. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Hij is aansprakelijk voor de goederen waarvan hij het vervoer op zich neemt.
      Hij geeft van die goederen een ontvangstbewijs af.
      Dat bewijs wordt cognossement genoemd.

      Art. 60. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Het is de taak van de kapitein de samenstelling van de bemanning van het schip te bepalen, alsmede de matrozen en andere schepelingen te kiezen en te huren; hij doet dit echter in overeenstemming met de eigenaars, wanneer dezen zich ter plaatse bevinden of aldaar door gemachtigden vertegenwoordigd zijn.

      Art. 61. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein houdt een scheepsdagboek, per blad genummerd en geparafeerd door een van de rechters van de rechtbank van koophandel, dan wel door de burgemeester of een schepen in plaatsen waar geen rechtbank van koophandel bestaat.
      Dat dagboek vermeldt:
      - de beslissingen genomen tijdens de reis;
      - de ontvangsten en uitgaven betreffende het schip en in het algemeen, alles wat betrekking heeft op de lading en alles wat aanleiding kan geven tot het doen van rekening en verantwoording of tot het instellen van een rechtsvordering.

      Art. 62. (Opgeheven) <W 25-08-1920, art. 38>

      Art. 63. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein moet aan boord voorzien zijn van:
      - de zeebrieven;
      - de monsterrol;
      - de cognossementen;
      - de meetbrief;
      - het certificaat van deugdelijkheid of het voorlopig certificaat van deugdelijkheid en in voorkomend geval de vereiste internationale certificaten;
      - de door de wetgeving inzake douane en accijnzen vereiste documenten;
      - de staat van de hypothecaire inschrijvingen die op het schip genomen zijn;
      - in voorkomend geval het oliejournaal en, wanneer het schip daadwerkelijk meer dan 2 000 ton olie in bulk als lading vervoert, het certificaat van verzekering of van financiële zekerheid.

      Art. 64. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein moet persoonlijk aanwezig zijn op het schip bij het in- en uitvaren van havens, getijhavens of rivieren.

      Art. 65. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> In geval van niet-nakoming van de verplichtingen opgelegd bij de artikelen 61, 63 en 64 is de kapitein voor alle gebeurtenissen aansprakelijk jegens de belanghebbenden bij het schip en bij de lading.

      Art. 66. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is eveneens aansprakelijk voor alle schade aan goederen die hij, buiten de schriftelijke toestemming van de inlader, op het dek van zijn schip heeft geladen.
      Met het dek wordt gelijkgesteld elke opbouw die geen geheel vormt met het spantwerk.

      Art. 67. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De aansprakelijkheid van de kapitein houdt slechts op in geval van bewezen overmacht.

      Art. 68. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de eigenaars of hun gemachtigden zich ter plaatse bevinden, mag de kapitein niet dan met hun bijzondere toestemming het schip laten vertimmeren, zeilen, touwen en andere voorwerpen voor het schip aankopen of het schip vervrachten.

      Art. 69. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer het vaartuig vervracht is met toestemming van de eigenaars en een van hen weigert bij te dragen in de kosten die noodzakelijk zijn voor de afvaart, kan de kapitein, vierentwintig uren na aanmaning aan de weigeraar om zijn bijdrage te leveren, met machtiging van de rechter, voor zijn rekening geld opnemen op zijn scheepsaandeel, zelfs onder hypothecair verband.

      Art. 70. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Indien het gedurende de reis noodzakelijk is herstellingen te doen, levensmiddelen aan te kopen of in andere dringende behoeften van het schip te voorzien, kan de kapitein, na zulks te hebben vastgesteld in een procesverbaal door de voornaamste schepelingen ondertekend, ten belope van de vastgestelde behoeften geld opnemen onder verband van de lading of goederen verpanden, met machtiging in België, van de rechtbank van koophandel of, waar die er niet is, van de vrederechter, en, in het buitenland, van de consul of de vice-consul of, bij ontstentenis, van de plaatselijke overheid.
      De magistraat die tot de geldopneming machtiging heeft gegeven, vermeldt zulks in het scheepsdagboek.
      De tijdbevrachter en, indien zij het allen eens zijn, de verschillende afzenders, kunnen zich tegen het verpanden van hun goederen verzetten door die te lossen en de vracht te betalen naar verhouding van het afgelegde gedeelte van de reis.
      Zijn de afzenders het niet eens, dan zijn diegenen onder hen die gebruik willen maken van het recht om hun goederen te lossen, gehouden tot betaling van de volle vracht op die goederen.
      In beide gevallen moeten zij die hun goederen hebben doen lossen, hun aandeel betalen in de averij die zich heeft voorgedaan tot op het ogenblik van het lossen.

      Art. 71. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is voor zijn terugvaart uit een buitenlandse haven naar België verplicht de eigenaars of hun gemachtigden een door hem getekende rekening te zenden, met vermelding van de staat van de lading, de prijs van de ingeladen goederen, de door hem opgenomen geldsommen, de naam en de woonplaats van de uitleners.

      Art. 72. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein die geld opneemt op het casco, de bevoorrading of de uitrusting van het schip, goederen verkoopt, buiten noodzaak geld opneemt op de lading of verdichte averijen en uitgaven in rekening brengt, is aansprakelijk tegenover de rederij en persoonlijk gehouden het geld terug te geven of de goederen te betalen, onverminderd strafvervolging indien daartoe grond bestaat.

      Art. 73. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Buiten het geval van wettelijk vastgestelde onzeewaardigheid, mag de kapitein het schip niet verkopen dan met een bijzondere volmacht van de eigenaars, op straffe van nietigheid van de verkoop.

      Art. 74. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein die voor een reis wordt aangenomen, is gehouden ze te volbrengen op straffe van vergoeding van alle kosten en alle schade aan de eigenaars en de bevrachters.

      Art. 75. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein die vaart voor gemene winst op lading, mag geen goederen aan boord nemen voor eigen rekening, tenzij het tegendeel bedongen is.

      Art. 76. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Bij overtreding van de bepaling van het vorige artikel verbeurt de kapitein zijn aandeel in de gemene winst, onverminderd de vergoeding van meerdere schade indien daartoe grond bestaat.

      Art. 77. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein mag gedurende de vaart, bij welk gevaar ook, het schip niet verlaten dan na zich te hebben beraden met de officieren en de voornaamste bemanningsleden; in dat geval is hij op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid verplicht het geld en van het kostbaarste deel van de lading zoveel als hij kan mede in veiligheid te brengen.
      Gaan de aldus uit het schip meegenomen zaken door enig toeval verloren, dan is de kapitein daarvoor niet aansprakelijk.

      Art. 78. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is gehouden binnen vierentwintig uren na aankomst zijn scheepsdagboek voor gezien te laten tekenen en een scheepsverklaring af te leggen.
      Die verklaring moet inhouden:
      - de plaats en het tijdstip van zijn vertrek;
      - de koers die hij gevolgd heeft;
      - de gevaren die hij gelopen heeft;
      - de ongeregeldheden die aan boord hebben plaatsgehad en alle opmerkelijke voorvallen van zijn reis.

      Art. 79. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De scheepsverklaring wordt ter griffie afgelegd ten overstaan van de voorzitter van de rechtbank van koophandel.
      In plaatsen waar geen rechtbank van koophandel is, wordt de scheepsverklaring afgelegd voor de vrederechter van het kanton.
      De vrederechter die de scheepsverklaring heeft ontvangen, moet deze onverwijld doorzenden aan de voorzitter van de naaste rechtbank van koophandel.
      In beide gevallen wordt de verklaring neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel.

      Art. 80. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de kapitein een buitenlandse haven aandoet, is hij verplicht zich aan te melden bij de Belgische consul, een scheepsverklaring voor hem af te leggen en zich een getuigschrift te doen afgeven waaruit het tijdstip van aankomst en vertrek, alsmede de staat en de aard van de lading blijken.

      Art. 81. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Wordt de kapitein gedurende de reis genoodzaakt een Belgische haven binnen te lopen, dan is hij gehouden de redenen daarvan op te geven aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de plaats.
      Wordt de kapitein genoodzaakt een buitenlandse haven binnen te lopen, dan wordt de opgave gedaan aan de Belgische consul of, bij zijn ontstentenis, aan de plaatselijke overheid.

      Art. 82. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein die schipbreuk heeft geleden en alleen of samen met een deel van zijn schepelingen is ontkomen, moet zich aanmelden, in België bij de rechter van de plaats of, bij zijn ontstentenis, bij enige andere burgerlijke overheid, in het buitenland bij de Belgische consul of, bij zijn ontstentenis, bij de plaatselijke overheid, een scheepsverklaring afleggen, deze doen bevestigen door de geredde schepelingen die hem vergezellen, en zich daarvan een expeditie ter hand doen stellen.

      Art. 83. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Ter bevestiging van de verklaring van de kapitein verhoort de rechter de schepelingen en, zo mogelijk, de passagiers, onverminderd alle andere bewijzen.
      Een niet-bevestigde verklaring kan de kapitein niet strekken tot ontlasting en heeft geen bewijskracht in rechte, uitgezonderd wanneer alleen de kapitein behouden aangekomen is op de plaats waar hij zijn verklaring heeft afgelegd.
      De partijen worden toegelaten tot het tegenbewijs.

      Art. 84. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Indien er gedurende de reis gebrek aan levensmiddelen ontstaat, kan de kapitein, na zich met de voornaamste schepelingen te hebben beraden, opvarenden die nog eigen mondvoorraad hebben, dwingen deze tegen betaling van de waarde beschikbaar te stellen voor allen.

      § 2. Het cognossement

      Art. 85. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Het cognossement moet de aard en hoeveelheid van de te vervoeren goederen opgeven.
      Het vermeldt:
      - de naam en de woonplaats van de afzender;
      - de naam en het adres van de persoon aan wie de goederen worden verzonden;
      - de naam en de woonplaats van de kapitein;
      - de naam, de nationaliteit en de tonnenmaat van het schip;
      - de plaats van afvaart en van bestemming;
      - de bedingen betreffende de vracht.
      Het vermeldt op de kant de merken en nummers van de te vervoeren goederen.
      Het vermeldt het aantal afgegeven exemplaren.
      Het cognossement kan aan order zijn, aan toonder of op naam.

      Art. 86. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Elk cognossement wordt opgemaakt in ten minste vier originelen: één voor de afzender, één voor de persoon aan wie de goederen worden verzonden, één voor de kapitein, één voor de reder.
      Het exemplaar voor de kapitein wordt getekend door de afzender; de andere exemplaren worden getekend door de kapitein.
      Wanneer er meer exemplaren zijn voor de persoon aan wie de goederen worden verzonden, wordt op elk van die exemplaren vermeld of het een eerste exemplaar is of een tweede of een derde enz.
      Het cognossement moet worden getekend binnen vierentwintig uren na de inlading.
      De afzender is gehouden binnen dezelfde tijd de bewijzen van de douane betreffende de ingeladen goederen aan de kapitein af te geven.

      Art. 87. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Onverminderd het bij artikel 91 bepaalde geldt het cognossement dat in de hierboven voorgeschreven vorm is opgemaakt, als bewijs tussen alle bij de lading belanghebbende partijen en tussen hen en de verzekeraars.
      Aldus vervangen bij artikel 2 van de wet van 28 november 1928 (III).

      Art. 88. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> In geval van verschil tussen het door de afzender getekend cognossement en de door de kapitein getekende cognossementen, heeft elk origineel bewijskracht tegen de partij die het getekend heeft.

      Art. 89. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> Alleen hij die houder is van het cognossement, zelfs krachtens een endossement in blanco, heeft het recht om zich de lading door de kapitein te doen afleveren.
      Wanneer verscheidene exemplaren van een cognossement worden vertoond, wendt de kapitein zich in België tot de rechtbank van koophandel, in het buitenland tot de Belgische consul of tot de plaatselijke overheid, ten einde een bewaarder te doen aanwijzen aan wie hij de lading zal afleveren tegen betaling van de vracht.

      Art. 90. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> In geval van schipbreuk of van binnenlopen in een noodhaven kan iedere houder van een cognossement, zelfs op naam, alle rechten van de afzender uitoefenen, zich de goederen door de kapitein doen afleveren en de opbrengst ervan in ontvangst nemen, onder verplichting borg te stellen, en met machtiging, in België, van de rechtbank van koophandel, en in het buitenland, van de Belgische consul of van de plaatselijke overheid, die tot bewaring van de rechten van derden zodanige maatregelen zullen voorschrijven als zij passend achten.

      Art. 91. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> A. Op het verhandelbaar cognossement, opgemaakt voor het vervoer van goederen in enig schip van welke nationaliteit ook, uit of naar een haven van het Rijk, zijn de volgende regels van toepassing:
      § 1. In dit artikel worden de navolgende woorden gebruikt in de hieronder aangegeven zin:
      a) "vervoerder" omvat de scheepseigenaar of de bevrachter die partij is bij een vervoerovereenkomst met een afzender;
      b) "vervoerovereenkomst" slaat slechts op een vervoerovereenkomst waarvan blijkt uit een cognossement of een dergelijk stuk recht gevend op het vervoer van goederen over zee; het slaat ook op het cognossement of dergelijk stuk uitgegeven krachtens een charterpartij van het ogenblik af dat dit de betrekkingen regelt van de vervoerder en de cognossementhouder;
      c) "goederen" omvat zaken, voorwerpen, koopmanschappen en waren van welke aard ook, met uitzondering van levende dieren en van lading die, bij de vervoerovereenkomst, opgegeven is als geplaatst op het dek en feitelijk aldus wordt vervoerd;
      d) "schip" betekent elk vaartuig gebruikt voor het vervoer van de goederen over zee;
      e) "vervoer van goederen" dekt de tijd verlopen van de inlading der goederen aan boord van het schip tot de lossing ervan uit het schip.
      § 2. Onverminderd de bepalingen van § 6 is de vervoerder in alle overeenkomsten tot vervoer van goederen over zee, met betrekking tot de lading, de behandeling, de stuwing, het vervoer, de bewaking, de verzorging en de lossing dier goederen, belast met de aansprakelijkheden en verplichtingen hieronder vermeld gelijk hij geniet van de daarbedoelde rechten en ontheffingen.
      § 3. 1° De vervoerder is gehouden voor en bij de aanvang van de reis een redelijke zorg aan te wenden voor:
      a) het zeewaardig maken van het schip;
      b) het voldoende bemannen, uitrusten en bevoorraden van het schip;
      c) het geschikt maken en in goede staat brengen van de ruimen, koel- en vrieskamers en alle andere delen van het schip, waarin goederen worden vervoerd, om deze daarin te bergen, te vervoeren en goed te houden.
      2° Onder voorbehoud van het bepaalde bij § 4 is de vervoerder verplicht zorg te dragen voor de behoorlijke en zorgvuldige lading, behandeling, stuwing, vervoer, bewaking, verzorging en lossing van de vervoerde goederen.
      3° Na de goederen ontvangen en aangenomen te hebben, moet de vervoerder of de kapitein of vertegenwoordiger van de vervoerder op verlangen van de afzender aan deze een cognossement afgeven, dat onder meer vermeldt:
      a) de voornaamste, voor het onderkennen van de goederen nodige merken, zoals deze voor het begin der inlading door de afzender schriftelijk zijn opgegeven, mits deze merken op de niet verpakte goederen of op de kisten of verpakkingen die de goederen inhouden, door stempeling of anderszins duidelijk aangebracht zijn op zodanige wijze dat zij in normale omstandigheden tot het einde van de reis leesbaar blijven;
      b) het aantal colli's of het stuktal der goederen of de hoeveelheid of het gewicht, al naar het geval, zoals zulks door de afzender schriftelijk is opgegeven;
      c) de uiterlijke staat en de uiterlijke gesteldheid van de goederen;
      met dien verstande dat geen vervoerder, kapitein of vertegenwoordiger van de vervoerder verplicht zal zijn een cognossement af te geven inhoudende merken, getal, hoeveelheid of gewicht, wanneer hij redelijke gronden heeft te vermoeden dat zij niet nauwkeurig de in werkelijkheid door hem ontvangen goederen weergeven of tot het toetsen waarvan hij geen redelijke gelegenheid heeft gehad.
      4° Zulk een cognossement geldt als vermoeden, behoudens tegenbewijs, van de ontvangst door de vervoerder van de goederen zoals zij beschreven zijn overeenkomstig nr 3, a, b, en c. Nochtans wordt het tegenbewijs niet toegelaten indien het cognossement is overgedragen geworden aan een derde persoon die er te goeder trouw houder van is.
      5° De afzender wordt geacht ten behoeve van de vervoerder in te staan voor de juistheid op het ogenblik van de inontvangstneming van de door hem opgegeven merken, getal, hoeveelheid en gewicht, en de afzender zal de vervoerder schadeloos stellen voor alle verlies, schade en kosten, ontstaan tengevolge van onjuistheden in de opgave van deze bijzonderheden. Het recht van de vervoerder op dergelijke schadeloosstelling beperkt in genen dele zijn aansprakelijkheid en zijn verbintenissen, zoals zij uit de vervoerovereenkomst voortvloeien, tegenover elke andere persoon dan de afzender.
      6° Tenzij aan de vervoerder of zijn vertegenwoordiger in de loshaven, voor of op het ogenblik van het weghalen van de goederen en van hun overgifte aan de krachtens de vervoerovereenkomst op de aflevering recht hebbende persoon, schriftelijk kennis is gegeven van het verlies of de schade en van de algemene aard van dat verlies of die beschadiging, geldt bedoelde weghaling, tot bewijs van het tegendeel, als vermoeden dat de goederen door de vervoerder werden afgeleverd zoals zij in het cognossement zijn omschreven.
      Is het verlies of de beschadiging niet uiterlijk zichtbaar, dan moet de kennisgeving binnen drie dagen na de aflevering geschieden.
      Schriftelijk voorbehoud is overbodig als de staat van het goed op het ogenblik van de inontvangstneming door beide partijen gezamenlijk vastgesteld werd.
      Behoudens het bepaalde bij 6°bis, zijn de vervoerder en het schip van alle aansprakelijkheid wegens verlies of beschadiging van of met betrekking tot de goederen ontheven, tenzij een rechtsvordering wordt ingesteld binnen één jaar nadat de goederen zijn of behoorden te worden afgeleverd. Deze termijn kan echter door de partijen worden verlengd op voorwaarde dat zij hiermee hebben ingestemd na de feiten die tot de rechtsvordering aanleiding hebben gegeven.
      Indien er zekerheid of vermoeden bestaat dat er verlies of beschadiging heeft plaatsgehad, moeten de vervoerder en de ontvanger elkander over en weer in redelijkheid alle middelen verschaffen om het onderzoek van het goed en het natellen van de colli's gemakkelijk te maken.
      6°bis. Regresvorderingen kunnen zelfs na het verstrijken van de bij ten 6° voorziene termijnen worden ingesteld, wanneer dit geschiedt binnen de termijn van drie maanden vanaf de dag waarop de persoon die de regresvordering instelt, de klacht heeft geregeld of waarop de dagvaarding aan die persoon werd betekend, op voorwaarde dat de regeling van de klacht of de betekening van de dagvaarding heeft plaatsgehad voor het verstrijken van de eerder vermelde termijn van één jaar of van de termijn tussen partijen overeengekomen volgens 6°, vierde lid, van deze paragraaf.
      7° Als de goederen ingeladen zijn, wordt door de vervoerder, kapitein of vertegenwoordiger van de vervoerder aan de afzender op zijn verlangen een cognossement afgegeven met de vermelding "geladen", mits de afzender, indien hij vooraf enig op die goederen rechtgevend document heeft ontvangen, het tegen afgifte van het "geladen" -cognossement teruggeeft. De vervoerder, de kapitein of de vertegenwoordiger heeft eveneens het recht in de haven van inlading op het oorspronkelijk afgegeven document de naam van het schip of van de schepen waarin de goederen werden geladen en de datum of de data van inlading aan te tekenen, in welk geval het aldus aangevulde document, mits inhoudende de in § 3, 3°, vermelde bijzonderheden, als een "geladen" -cognossement in de zin van dit artikel wordt beschouwd.
      8° Iedere bepaling, beding of afspraak in een vervoerovereenkomst, waardoor de vervoerder of het schip wordt ontheven van aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van of met betrekking tot goederen, voortvloeiende uit nalatigheid, schuld of tekortkoming in het voldoen aan de verplichtingen in deze paragraaf gesteld, of waardoor deze aansprakelijkheid mocht worden verminderd op andere wijze dan in dit artikel is voorgeschreven, is nietig, van onwaarde en zonder gevolg. Een beding krachtens hetwelk de uitkering op grond van een gesloten verzekering aan de vervoerder komt, of elk ander beding van dergelijke strekking wordt geacht te zijn gemaakt teneinde de vervoerder van aansprakelijkheid te ontheffen.
      § 4. 1° Noch de vervoerder, noch het schip is aansprakelijk wegens verlies of schade, ontstaan tengevolge van of voortvloeiend uit onzeewaardigheid, tenzij deze te wijten is aan gebrek aan redelijke zorg aan de zijde van de vervoerder om het schip zeewaardig te maken of om het behoorlijk te bemannen, uit te rusten of te bevoorraden, of om de ruimen, koel- en vrieskamers en alle andere delen van het schip, waarin goederen vervoerd worden, geschikt te maken en in goede staat te brengen, opdat zij kunnen dienen tot het bergen, het vervoeren en het bewaren van de goederen, alles overeenkomstig het bepaalde bij § 3, 1°. Telkens als verlies of schade het gevolg is van onzeewaardigheid, rust de bewijslast ten aanzien van de uitoefening van de redelijke zorg op de vervoerder of op elke andere persoon, die mocht beweren krachtens deze paragraaf van aansprakelijkheid te zijn ontheven.
      2° Noch de vervoerder, noch het schip is aansprakelijk wegens verlies of schade, voortvloeiend uit of ontstaan tengevolge van:
      a) een handeling, onachtzaamheid of nalatigheid van de kapitein, een lid van de bemanning, de loods of een ondergeschikte van de vervoerder, gepleegd bij de navigatie of de behandeling van het schip;
      b) brand, tenzij veroorzaakt door opzet of schuld van de vervoerder;
      c) gevaren en onheilen van de zee of van andere bevaarbare wateren;
      d) onvermijdelijke natuurlijke toevallen;
      e) oorlogshandelingen;
      f) daden van vijanden van de Staat;
      g) aanhouding of maatregelen van hogerhand of gerechtelijk beslag;
      h) quarantainemaatregelen;
      i) een handeling of een nalatigheid van de afzender of eigenaar der goederen, van zijn vertegenwoordiger of lasthebber;
      j) werkstakingen of uitsluitingen of stilstand of belemmering van de arbeid, tengevolge van welke oorzaak ook, hetzij gedeeltelijk, hetzij geheel;
      k) oproer of ongeregeldheden;
      l) redding of poging tot redding van mensenlevens of goederen op zee;
      m) verlies aan volume of gewicht of elk ander verlies, of elke andere beschadiging, veroorzaakt door een verborgen gebrek, de bijzondere aard of een eigen gebrek aan het goed;
      n) onvoldoende verpakking;
      o) onvoldoende of ondoelmatige merken;
      p) verborgen gebreken, indien zij ondanks behoorlijke zorg niet te ontdekken waren;
      q) een andere oorzaak, niet bestaand uit opzet of schuld van de vervoerder, noch uit opzet of schuld van de vertegenwoordigers of ondergeschikten van de vervoerders; doch de bewijslast rust op degene die zich op deze ontheffing beroept, en het staat aan hem aan te tonen dat noch de schuld van de vervoerder zelf, noch zijn opzet, noch de schuld of het opzet van de vertegenwoordigers of de ondergeschikten van de vervoerder heeft bijgedragen tot het verlies of de schade.
      3° De afzender is niet aansprakelijk wegens door de vervoerder of het schip geleden verlies of schade, ontstaan door of voortvloeiend uit enigerlei oorzaak zonder dat er sprake is van handeling, schuld of nalatigheid van de afzender, zijn vertegenwoordigers of zijn ondergeschikten.
      4° Generlei afwijking van de koers tot redding of poging tot redding van mensenlevens of goederen op zee en generlei redelijke afwijking van de koers wordt beschouwd als een inbreuk op de verplichtingen voortvloeiend uit dit artikel of uit de vervoerovereenkomst en de vervoerder is niet aansprakelijk voor enig verlies of enige beschadiging, daardoor ontstaan.
      5° a) Tenzij de aard en de waarde van de goederen door de inlader zijn aangegeven voordat de goederen zijn ingeladen en deze aangifte in het cognossement is opgenomen, zijn in geen geval de vervoerder, noch het schip aansprakelijk voor verlies of beschadiging van of met betrekking tot de goederen tot een bedrag boven 666,67 rekeneenheden per collo of eenheid, of 2 rekeneenheden per kilogram brutogewicht, van de verloren of beschadigde goederen, met dien verstande dat het hoogste bedrag in aanmerking moet worden genomen.
      b) Het totaal verschuldigd bedrag wordt berekend op basis van de waarde die de goederen hebben op de plaats waar en op de dag waarop, volgens de vervoerovereenkomst, de goederen aan land zijn gezet of behoorden te worden gezet.
      De waarde van de goederen wordt bepaald volgens de beursnotering of, bij gebreke hiervan, volgens de marktprijs of nog, bij gebreke van beide, volgens de gebruikelijke waarde van goederen van dezelfde aard en hoedanigheid.
      c) Wanneer een container, een palet of een dergelijk tuig wordt gebruikt om de goederen te verzamelen of op te stapelen, wordt elke collo of eenheid, welke naar luid van het cognossement dat tuig omvat, beschouwd als een collo of een eenheid in de zin van deze paragraaf. Buiten de hierboven voorziene gevallen wordt het tuig als collo of eenheid beschouwd.
      d) De rekeneenheid bedoeld in dit artikel is het Speciaal Trekkingsrecht zoals dit is omschreven door het Internationaal Monetair Fonds.
      De omrekening in Belgische frank van de bedragen bepaald in § IV, 5°, a), geschiedt op de datum waarop de goederen werden geleverd of hoorden geleverd te worden.
      e) De vervoerder noch het schip zijn gerechtigd het voordeel van de beperking van de aansprakelijkheid te genieten als bewezen werd dat de schade het gevolg is van een handelen of een nalaten van de vervoerder, begaan hetzij met het opzet de schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat er waarschijnlijk schade zou uit voortvloeien.
      f) De in lid a) vermelde aangifte, opgenomen in het cognossement, schept een vermoeden behoudens tegenbewijs, doch zij bindt de vervoerder niet en deze behoudt het recht de juistheid daarvan te betwisten.
      g) Bij overeenkomst tussen de vervoerder, kapitein of agent van de vervoerder en de inlader kan een ander dan in lid a) vermeld maximumbedrag bepaald worden mits dit overeengekomen maximum niet lager is dan het in dat lid vermeld maximumbedrag.
      h) In geen geval is de vervoerder noch het schip aansprakelijk voor verlies of beschadiging van of met betrekking tot de goederen indien de aard of de waarde hiervan door de inlader met opzet verkeerdelijk in het cognossement is aangegeven.
      6° Goederen van ontvlambare, ontplofbare of gevaarlijke aard, tot welker inlading de vervoerder, de kapitein of de vertegenwoordiger van de vervoerder geen toestemming zou hebben gegeven, wanneer hij de aard of de gesteldheid daarvan gekend had, mogen te allen tijde voor de lossing op iedere plaats door de vervoerder worden gelost of vernietigd of onschadelijk gemaakt zonder schadevergoeding, en de afzender van deze goederen is aansprakelijk voor alle schaden en onkosten, middellijk of onmiddellijk ontstaan ten gevolge van de inlading ervan. Indien een van deze goederen, ingeladen met voorkennis en toestemming van de vervoerder, een gevaar wordt voor het schip of de lading, mag het eveneens door de vervoerder worden gelost of vernietigd of onschadelijk gemaakt zonder enige aansprakelijkheid van de vervoerder, tenzij voor gemene averij, indien daartoe grond bestaat.
      § 4bis. 1. De bij dit artikel voorziene ontheffingen en beperkingen van de aansprakelijkheid gelden voor elke rechtsvordering die tegen die vervoerder wordt ingesteld tot het bekomen van schadeloosstelling voor verlies of beschadiging van uit hoofde van een vervoerovereenkomst vervoerde goederen, om het even of die rechtsvordering is ingesteld geworden op grond van de contractuele of de niet-contractuele aansprakelijkheid van de vervoerder.
      2. Indien zulke rechtsvordering wordt ingesteld tegen een aangestelde van de vervoerder, kan die evenzeer een beroep doen op de ontheffingen en de beperkingen welke de vervoerder zelf krachtens het artikel kan inroepen.
      3. In dit geval mag het totaal der bedragen ten laste van de vervoerder en zijn aangestelden de bij dit artikel voorziene grens van aansprakelijkheid niet overschrijden.
      4. De aangestelde kan echter de bepalingen van deze paragraaf niet doen gelden, indien bewezen is dat de schade het gevolg is van het feit dat de aangestelde heeft gehandeld of heeft nagelaten te handelen, hetzij met inzicht schade te veroorzaken, hetzij op roekeloze wijze en met het bewustzijn dat de handeling of het verzuim waarschijnlijk schade zou teweegbrengen.)
      § 5. Een vervoerder is vrij zijn rechten en ontheffingen geheel of gedeeltelijk op te geven of zijn aansprakelijkheden en verplichtingen te vermeerderen, zoals deze en gene bepaald zijn in dit artikel, mits deze afstand of deze vermeerdering vermeld wordt in het aan de afzender afgegeven cognossement.
      Geen bepaling van dit artikel is van toepassing op charterpartijen; maar als in het geval van een bevracht schip cognossementen worden afgegeven, zijn deze onderworpen aan de voorschriften van dit artikel. Geen voorschrift in deze regels wordt beschouwd als een beletsel voor de opneming in een cognossement van enig geoorloofd beding omtrent gemene averij.
      § 6. Onverminderd de bepalingen der voorgaande paragrafen, zijn een vervoerder, kapitein of vertegenwoordiger van de vervoerder en een afzender vrij, omtrent bepaalde goederen, welke ook, een overeenkomst aan te gaan met zodanige bedingen als hun goed zullen dunken aangaande de aansprakelijkheid en de verplichtingen van de vervoerder betreffende deze goederen, alsmede de rechten en ontheffingen van de vervoerder ten aanzien van deze goederen, of aangaande zijn verplichtingen wat betreft de staat van zeewaardigheid van het schip voor zover zodanig beding niet strijdig is met de openbare orde, of aangaande de zorg of achtzaamheid van zijn ondergeschikten of vertegenwoordigers voor wat betreft de inlading, de behandeling, de stuwing, het vervoer, de bewaking, de verzorging en de lossing der over zee vervoerde goederen, mits in dit geval geen cognossement is of wordt uitgegeven en de bedingen van de getroffen overeenkomst opgenomen worden in een ontvangbewijs dat een niet verhandelbaar stuk is en zulks vermeldt.
      Elke zo gesloten overeenkomst heeft volledig rechtsgevolg.
      Deze paragraaf is echter niet van toepassing op gewone handelsverschepingen, bewerkstelligd bij gelegenheid van gewone handelsverrichtingen, maar slechts op andere verladingen, waarbij het karakter en de gesteldheid van de te vervoeren goederen en de omstandigheden, de bedingen en de bepalingen, waarop het vervoer plaats moet vinden, zodanig zijn dat ze een bijzondere afspraak rechtvaardigen.
      § 7. Geen bepaling van dit artikel verbiedt een vervoerder of een afzender in een overeenkomst bedingen, bepalingen, voorbehouden of ontheffingen op te nemen betreffende de verplichtingen en aansprakelijkheden van de vervoerder of het schip wegens verlies of beschadiging van de goederen of aangaande hun bewaking, zorg en behandeling voor de inlading in en na de lossing uit het schip waarmee zij over zee worden vervoerd.
      § 8. De bepalingen van dit artikel laten onverlet de rechten en de verplichtingen van de vervoerder, voortvloeiend uit enige thans geldende wet betreffende de beperking van de aansprakelijkheid van eigenaars van zeeschepen.
      B. Op elk volgens de vorenstaande bepalingen opgemaakt cognossement moet worden vermeld dat de "regels van artikel 91" er toepasselijk op zijn.)
      Vervangen bij artikel 1 van de wet van 28 november 1928(III); A, § III, 4° en 6° gewijzigd, § III, 6°bis ingevoegd, § IV, 5° vervangen en § IVbis ingevoegd bij artikel 5 van de wet van 11 april 1989; rekening houdend met de impliciete wijziging bij artikel 259 van de wet van 19 mei 1960, A, eerste lid gewijzigd bij de artikelen 2 en 3, § 2, 6° van deze wet; de aanduiding van de paragrafen met Romeinse cijfers vervangen door Arabische cijfers bij de artikelen 2 en 3, § 2, 7° van deze wet.

      Afdeling II. Matrozen en schepelingen.

      Art. 92. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 93. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 94. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 95. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 96. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 97. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 98. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 99. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 100. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 101. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 102. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 103. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 104. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 105. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 106. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 107. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 108. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 109. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Art. 110. (opgeheven) <W 05-06-1928, art. 174>

      Bepaling aan de twee vorige afdelingen gemeen

      Art. 111. <W 1997-10-21/30, art. 2, 008; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein en de schepelingen mogen onder geen enkel voorwendsel voor eigen rekening goederen inladen zonder toestemming van de eigenaars van het schip en zonder vracht te betalen, indien zij daartoe niet gerechtigd zijn krachtens de arbeidsovereenkomst.
      Worden onrechtmatig ingeladen goederen niet voor de afvaart aan wal gebracht, dan betalen degenen die ze hebben doen inladen, het dubbele van de vracht die zij verschuldigd zouden zijn geweest indien de goederen met toestemming van de eigenaars waren ingeladen, onverminderd de vergoeding van meerdere schade, indien daartoe grond bestaat.

      TITEL III. _ Charterpartij of overeenkomst van scheepsduur.

      EERSTE HOOFDSTUK. _ Aard en vorm van de overeenkomst.

      Art. 112. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De overeenkomst van scheepshuur wordt bewezen door de in zaken van koophandel toegelaten middelen. Wat in de overeenkomst niet bepaald is, wordt geregeld volgens het plaatselijk gebruik.

      Art. 113. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> In de huur van een geheel schip zijn de kajuit en de overige ruimte voor de bemanning niet begrepen; het is echter aan de kapitein niet geoorloofd in de kajuit of in de overige ruimte voor de bemanning goederen te laden zonder toestemming van de bevrachter.
      In geval van overtreding is (het tweede lid) van artikel 111 van toepassing op de kapitein.
      Aldus gewijzigd bij artikel 2 en 3, § 2, 8° van deze wet.

      Art. 114. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer het schip vervracht is tegen een prijs berekend naar tijdsduur, loopt de vracht vanaf de dag van de afvaart, tenzij het tegendeel bedongen is.

      Art. 115. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De huurprijs voor een zeeschip of een ander zeevaartuig wordt vracht genoemd.
      Deze wordt vastgesteld bij overeenkomst van partijen.
      Zij kan worden bedongen voor het gehele vaartuig of voor een gedeelte, voor een gehele reis of voor een bepaalde tijd, bij het gewicht, het getal of de maat, tegen vaste prijs of bij het stuk.

      Art. 116. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De ingeladen goederen zijn verbonden voor de nakoming van de overeenkomsten der partijen.

      HOOFDSTUK II. - Gevolgen van de overeenkomst.

      Afdeling I. - Verplichtingen van de vervrachter.

      Art. 117. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De vervrachter moet aan de bevrachter het genot van het schip bezorgen zoals bij de overeenkomst is bedongen.
      Wanneer het schip in zijn geheel is gehuurd, mag de kapitein geen goederen innemen zonder toestemming van de bevrachter, zelfs indien deze het niet volledig heeft beladen.
      De vrachtprijs voor de ingenomen bijlading komt ten goede aan de bevrachter die het gehele schip heeft gehuurd.

      Art. 118. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Indien de kapitein voor het schip een groter laadvermogen heeft opgegeven dan het werkelijk heeft, is hij jegens de bevrachter tot schadevergoeding gehouden.

      Art. 119. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De opgave van de tonnenmaat van een schip wordt niet onjuist geacht wanneer het verschil niet groter is dan een veertigste of wanneer de opgave overeenstemt met de meetbrief.

      Afdeling II. - Verplichtingen van de bevrachter.

      § 1. Algemene regels.

      Art. 120. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De bevrachter heeft twee hoofdverplichtingen:
      1° de lading te verschaffen waartoe hij zich verbonden heeft;
      2° de bedongen vracht te betalen.
      Wanneer hij de in de charterpartij vermelde hoeveelheid goederen niet ingeladen heeft, is hij niettemin verplicht de volle vracht te betalen voor de gehele overeengekomen lading.
      Wanneer hij meer ingeladen heeft, moet hij voor het meerdere vracht betalen op de voet van de bij de charterpartij bedongen prijs.
      Wanneer hij niets ingeladen heeft en de reis opzegt voor de afvaart, betaalt hij als vergoeding aan de kapitein de helft van de vracht bij de charterpartij bedongen voor de gehele lading die hij moest verschaffen.
      Hij kan de reis niet meer opzeggen zodra een gedeelte van de lading aan boord is; indien het schip, in dat geval, zonder volle lading vertrekt, is aan de kapitein de volle vracht verschuldigd, tenzij bij aanleg op stukgoederen.

      Art. 121. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de goederen zonder vertraging ter bestemmingsplaats aangekomen zijn, kan de afzender in geen geval vermindering van de vracht vorderen.

      Art. 122. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De afzender kan goederen die in waarde verminderd zijn of beschadigd door een eigen gebrek of door toeval, niet afstaan voor de vracht.
      Vaten met wijn, olie, honig of andere vloeistof die leeg- of bijna leeggelopen zijn, kunnen echter wel worden afgestaan voor de vracht.

      Art. 123. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de ontvanger weigert de goederen aan te nemen, kan de kapitein op rechterlijk gezag zoveel daarvan doen verkopen als nodig is tot betaling van zijn vracht, en de bewaargeving van het overige doen bevelen.
      Zijn de goederen ontoereikend, dan behoudt hij zijn verhaal tegen de afzender.

      Art. 124. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein mag de goederen niet aan boord houden wegens niet-betaling van de vracht.
      Hij kan tijdens het lossen vorderen dat de goederen onder een derde bewaard zullen blijven totdat de vracht betaald is.

      Art. 125. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is voor de vracht en, in voorkomend geval, voor de vergoeding van de averij bevoorrecht op de goederen van de lading gedurende vijftien dagen na de aflevering, indien zij niet in een derde hand zijn overgegaan.

      Art. 126. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> In geval van faillissement van de afzenders of ontvangers voor het verstrijken van de termijn van vijftien dagen is de kapitein boven alle schuldeisers bevoorrecht voor de betaling van de vracht en van wat hem wegens averij verschuldigd is.

      § 2. Vertraging bij de aankomst ter bestemming.

      Art. 127. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer een schip bij de afvaart, gedurende de reis of op de plaats van de lossing wordt opgehouden door de schuld van de bevrachter, moet deze de kosten wegens vertraging vergoeden.
      Wanneer een schip dat voor een heen- en terugreis vervracht is, terugvaart zonder lading of met een onvolledige lading, is aan de kapitein de volle vracht verschuldigd, alsmede schadevergoeding wegens vertraging.

      Art. 128. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer het schip bij de afvaart, gedurende de reis of op de plaats van de lossing wordt opgehouden of vertraagd door de schuld van de kapitein, is deze jegens de bevrachter tot schadevergoeding gehouden.

      Art. 129. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer het uitlopen van een schip slechts voor een tijd verhinderd wordt door overmacht, blijven de gesloten overeenkomsten bestaan en is er geen grond tot schadevergoeding wegens vertraging.

      Art. 130. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wordt het schip door overmacht opgehouden in de loop van de reis, dan is er voor de duur van het oponthoud geen vracht verschuldigd bij tijdbevrachting, noch vermeerdering van vracht bij reisbevrachting.
      Voeding en loon van de bemanning gedurende het oponthoud van het schip worden als averij gerekend.

      Art. 131. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De afzender kan gedurende het oponthoud van het schip zijn goederen op eigen kosten doen uitladen, mits hij ze weer inlaadt of de kapitein schadeloos stelt.

      § 3. Het niet ter bestemming aankomen van de lading.

      Art. 132. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer een schip op stukgoederen aanlegt, hetzij bij het gewicht, bij de maat of tegen vaste prijs, kan de afzender zijn goederen voor de afvaart terugnemen, tegen betaling van de halve vracht.
      Te zijnen laste komen ook de kosten van het inladen, alsmede die van het uitladen en het weer inladen van de andere goederen die moeten worden verplaatst, en de kosten wegens vertraging.

      Art. 133. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein kan de in zijn schip aangetroffen goederen waarvan hem geen aangifte is gedaan, aan wal doen brengen in de plaats van de lading, of daarvoor vracht aanrekenen tegen de hoogste prijs die in dezelfde plaats voor soortgelijke goederen wordt betaald.

      Art. 134. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De afzender die zijn goederen gedurende de reis terugneemt, moet de volle vracht en alle door het uitladen veroorzaakte kosten van verplaatsing betalen; neemt hij zijn goederen terug wegens een handeling of een nalatigheid van de kapitein, dan staat deze in voor alle kosten.

      Art. 135. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de handel met het land van bestemming verboden wordt voor de afvaart, zijn de overeenkomsten ontbonden, zonder dat partijen elkaar schadevergoeding verschuldigd zijn.
      De afzender betaalt de kosten van het inladen en het uitladen van zijn goederen.

      Art. 136. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de handel met het land van bestemming verboden wordt na de afvaart en het schip genoodzaakt is met zijn lading terug te keren, is aan de kapitein alleen vracht voor de heenreis verschuldigd, ook al is het schip voor de heen- en terugreis bevracht.

      Art. 137. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Ingeval het schip verhinderd wordt de haven van bestemming binnen te lopen door blokkade van die haven of door enige andere overmacht en de kapitein geen bevelen heeft ontvangen of de ontvangen bevelen niet kan uitvoeren, is hij gehouden de belangen van de afzender zo goed mogelijk te dienen, hetzij door zich naar een naburige haven te begeven, hetzij door naar de plaats van afvaart terug te keren.

      Art. 138. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Vracht is verschuldigd voor de goederen die de kapitein heeft moeten verkopen om te voorzien in de mondbehoeften, de herstellingen of andere dringende behoeften van het schip, mits hij de waarde daarvan verrekent tegen de prijs waarvoor de overgebleven goederen of goederen van dezelfde soort en hoedanigheid worden verkocht in de plaats van de lossing, indien het schip in behouden haven aankomt.
      Indien het schip vergaat, brengt de kapitein de goederen in rekening tegen de prijs waarvoor hij ze verkocht heeft, insgelijks na aftrek van de in de cognossementen bedongen vracht.
      Brengt het uitoefenen van dit recht een verlies mee voor degenen wier goederen zijn verkocht of in pand gegeven, dan wordt dit verlies naar evenredigheid verdeeld over de waarde van deze goederen en van alle goederen ter bestemming aangekomen of uit de schipbreuk gered na de zeeongevallen die de verkoop of de inpandgeving noodzakelijk hebben gemaakt.

      Art. 139. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de kapitein gedurende de reis het schip moet laten herstellen, is de bevrachter gehouden te wachten of de volle vracht te betalen.
      Ingeval het schip niet kan worden hersteld, is de kapitein verplicht een ander schip te huren.
      Kan de kapitein geen ander schip huren, dan wordt de vracht geregeld overeenkomstig artikel 142.

      Art. 140. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein verbeurt zijn vracht en is tot schadevergoeding gehouden jegens de bevrachter, indien deze bewijst dat het schip bij de afvaart onzeewaardig was.
      Het bewijs wordt toegelaten ondanks en tegen het certificaat van deugdelijkheid.

      Art. 141. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein heeft recht op de vracht van de goederen die tot gemeen behoud overboord zijn geworpen, onder verplichting van omslag.

      Art. 142. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Er is geen vracht verschuldigd voor goederen die bij schipbreuk of bij stranding teniet zijn gegaan, of die door zeerovers of vijanden genomen zijn.
      De kapitein is gehouden de hem vooraf betaalde vracht terug te geven, tenzij het tegendeel is bedongen.
      Er is geen vracht verschuldigd voor goederen die na schipbreuk of verklaring van onzeewaardigheid van het schip niet ter bestemming zijn aangekomen.
      Komen de goederen ter bestemming tegen een mindere vracht dan met de kapitein van het verloren gegane of onzeewaardig verklaarde schip was overeengekomen, dan moet het verschil aan de kapitein worden betaald. Er is hem echter niets verschuldigd indien de nieuwe vracht gelijk is aan die welke met hem was overeengekomen; indien de nieuwe vracht hoger is, komt het verschil ten laste van de afzender.

      Art. 143. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein die bij het bergen of het afkopen van de niet ter bestemming aangekomen goederen hulp heeft verleend, heeft recht op een vergoeding, die in geval van geschil door de rechter wordt bepaald.

      HOOFDSTUK III. - Averij en averijregeling.

      Art. 144. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Alle buitengewone kosten ten dienste van het schip en de goederen, gezamenlijk of afzonderlijk gemaakt, alle schade aan het schip of aan de goederen overkomen vanaf de lading en afvaart tot aan de terugkomst en lossing worden als averij gerekend.

      Art. 145. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Bij gebreke van bijzondere bedingen tussen partijen wordt de averij geregeld overeenkomstig de navolgende bepalingen.

      Art. 146. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Er zijn twee soorten van averij: gemene averij en bijzondere averij.

      Art. 147. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Als gemene averij gelden de buitengewone kosten en de schade opzettelijk gemaakt of toegebracht tot behoud en gemeen welzijn van schip en lading.
      Alle andere averij is bijzondere averij.

      Art. 148. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Als gemene averij worden niettemin beschouwd de kosten wegens het binnenlopen in een noodhaven ten gevolge van een onheil op zee dat schip en lading in gemeen gevaar zou brengen, indien de vaart werd voortgezet.
      Onder deze kosten zijn begrepen het loon en de voeding van de bemanning, vanaf het binnenlopen van de haven tot wanneer het schip weer in staat is om zijn reis te vervolgen.
      Geschiedt het binnenlopen wegens averij die blijkt voort te komen uit een eigen gebrek van het schip of die te wijten is aan de kapitein of aan de schepelingen, dan worden de kosten als bijzondere averij van het schip gerekend.
      Geschiedt het binnenlopen wegens spontane gisting of enig ander eigen gebrek van de goederen, dan worden alle kosten als bijzondere averij van de goederen gerekend.

      Art. 149. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Gemene averij wordt gedragen door de goederen, door het schip en door het nettobedrag van de vracht, naar evenredigheid van hun waarde.
      Bijzondere averij wordt gedragen en betaald door de eigenaar van de zaak die de schade geleden of het verlies veroorzaakt heeft.

      Art. 150. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Niet betaalde vracht of vooraf betaalde en terug te geven vracht draagt in de averij slechts tot de helft van haar brutobedrag.

      Art. 151. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Munitie en mondvoorraad, kleren en loon van de schepelingen en bagage van de reizigers dragen niet in de gemene averij; hun waarde wordt vergoed bij omslag over alle andere goederen.

      Art. 152. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Alle behouden gebleven goederen dragen in de averij naar hun netto-waarde op de plaats van de lossing of naar hun netto-opbrengst, na aftrek van de te betalen vracht. De vooraf betaalde en niet terug te geven vracht wordt niet afgetrokken.
      De geworpen of opgeofferde goederen worden vergoed naar hun waarde, vracht inbegrepen, onder verplichting de vracht te betalen. Zij dragen in de averij naar hun waarde, na aftrek van de vracht, op dezelfde wijze als de behouden gebleven goederen.

      Art. 153. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De hoedanigheid van de goederen wordt vastgesteld door overlegging van de cognossementen en facturen, zo die er zijn.
      Wanneer de hoedanigheid van de goederen in het cognossement verkeerd is opgegeven en deze een grotere waarde blijken te hebben, dragen zij in de averij op de voet van hun schatting, indien zij behouden zijn gebleven.
      Zij worden vergoed volgens de hoedanigheid in het cognossement opgegeven, indien zij verloren zijn gegaan.
      Wanneer de goederen van mindere hoedanigheid zijn dan in het cognossement is aangegeven, dragen zij in de averij volgens de hoedanigheid in het cognossement vermeld, indien zij behouden zijn gebleven.
      Zij worden vergoed op de voet van hun waarde, indien zij zijn geworpen of beschadigd.

      Art. 154. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Goederen waarvan geen cognossement of verklaring van de kapitein bestaat, worden niet vergoed, indien zij zijn geworpen; zij dragen in de averij, indien zij behouden zijn gebleven.
      Goederen, op de overloop van het schip geladen, dragen in de schade, indien zij behouden zijn gebleven.
      Zijn zij geworpen of door werping beschadigd, dan is de eigenaar niet gerechtigd een vordering tot omslag in te stellen; hij heeft alleen verhaal op de kapitein.

      Art. 155. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Het schip draagt in de averij naar zijn waarde op de plaats van de lossing.

      Art. 156. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Indien het schip niettegenstaande werping vergaat, heeft geen omslag plaats.
      De geborgen goederen zijn niet gehouden tot betaling of tot vergoeding van de geworpen of beschadigde goederen.

      Art. 157. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Indien het schip door de werping behouden blijft en naderhand bij het vervolgen van de reis vergaat, dragen de geborgen goederen in de werping naar hun waarde in de staat waarin zij zich bevinden, na aftrek van het bergloon.

      Art. 158. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De geworpen goederen dragen in geen geval in de vergoeding van de schade die na de werping aan de behouden gebleven goederen is overkomen.
      De goederen dragen niet in de vergoeding van het schip dat vergaan of onzeewaardig geworden is.

      Art. 159. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> In alle voormelde gevallen zijn de kapitein en de schepelingen op de goederen of op de ervoor verkregen prijs bevoorrecht ten belope van de omslag.
      Zij kunnen echter de goederen niet terughouden, wanneer de ontvanger borg stelt voor de betaling van de omslag.

      Art. 160. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> Indien na gedane omslag de eigenaars weer in het bezit komen van de geworpen goederen, zijn zij gehouden hetgeen zij in de verdeling ontvangen hebben, ten behoeve van de kapitein en van de belanghebbenden in te brengen, onder aftrek van de door de werping veroorzaakte schade en van de bergingskosten.

      Art. 161. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is gehouden, zodra daartoe gelegenheid is, een proces-verbaal op te maken van de werping en de andere opofferingen. Het proces-verbaal vermeldt de redenen die tot de opoffering hebben doen besluiten, alsmede de zaken die zijn opgeofferd, achtergelaten, geworpen of beschadigd. Het wordt door de kapitein en de voornaamste schepelingen getekend of geeft de reden op waarom deze geweigerd hebben te tekenen. Het wordt overgeschreven in het scheepsdagboek.

      Art. 162. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> In de eerste haven die het schip aandoet, is de kapitein verplicht binnen vierentwintig uren na zijn aankomst de in het proces-verbaal vermelde feiten te bevestigen.

      Art. 163. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De staat van verlies en schade wordt op verzoek van de kapitein door dispacheurs opgemaakt ter plaatse waar het schip gelost wordt.
      De dispacheurs worden benoemd door de rechtbank van koophandel, wanneer de lossing plaatsheeft in een Belgische haven.
      Zij worden benoemd door de Belgische consul, of bij zijn ontstentenis, door de plaatselijke overheid, wanneer de lossing plaatsheeft in een buitenlandse haven.
      De dispacheurs worden beëdigd voordat zij hun werkzaamheden beginnen.

      Art. 164. <W 1997-10-21/30, art. 2, 009; En vigueur : 07-12-1997> De krachtens het vorige artikel benoemde dispacheurs maken de omslag op van het verlies en de schade.
      De omslag is uitvoerbaar na homologatie door de rechtbank.
      In buitenlandse havens wordt de omslag uitvoerbaar verklaard door de Belgische consul of, bij zijn ontstentenis, door een ter plaatse bevoegde rechtbank.

      TITEL IV. _ Vervoer van reizigers over zee.

      Art. 165. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De reiziger kan zijn rechten uit de vervoerovereenkomst niet overdragen zonder toestemming van de kapitein.

      Art. 166. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De kosten van voeding van de reiziger zijn in het passagegeld begrepen, indien het tegendeel niet is bedongen.
      In het laatstgenoemde geval is de kapitein gehouden aan de reiziger de noodzakelijke levensmiddelen te verstrekken tegen een redelijke prijs.

      Art. 167. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De reiziger wordt als inlader beschouwd ten aanzien van de goederen die hij aan boord heeft.

      Art. 168. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De reiziger is gehouden zich te gedragen naar de bevelen van de kapitein tot handhaving van de orde aan boord.

      Art. 169. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De goederen van de reiziger, die zich aan boord bevinden, zijn als pand verbonden voor de betaling van het passagegeld en, in voorkomend geval, van de onderhoudskosten.

      Art. 170. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein draagt zorg voor de bewaring van de goederen van de reiziger die onderweg komt te overlijden.

      Art. 171. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein moet, tenzij het tegendeel bedongen is, zich rechtstreeks naar de bestemmingsplaats begeven, op straffe van ontbinding van de overeenkomst en van schadevergoeding, indien daartoe grond bestaat.

      Art. 172. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is niet verplicht te wachten op de reiziger die in de inschepingshaven of gedurende de reis niet bijtijds aan boord komt. In dat geval moet de reiziger het volle passagegeld betalen.

      Art. 173. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein heeft recht op de helft van het passagegeld, indien de reiziger acht dagen voor de afvaart verklaart dat hij van de overeenkomst afziet; is de verklaring niet tijdig gedaan, dan is het volle passagegeld verschuldigd.
      De kapitein heeft recht op een vierde van het passagegeld, wanneer de reiziger tengevolge van overlijden, zware ziekte of overmacht in de onmogelijkheid verkeert om in te schepen. Bovendien worden in dat geval de onderhoudskosten teruggegeven, indien zij in het passagegeld begrepen zijn.

      Art. 174. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De reiziger heeft recht op schadevergoeding en kan ontbinding van de overeenkomst vorderen indien de afvaart niet op de gestelde dag heeft plaatsgehad door de schuld van de kapitein.

      Art. 175. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De overeenkomst is ontbonden, zonder dat partijen elkaar schadevergoeding verschuldigd zijn, indien de afvaart niet heeft kunnen plaatsvinden tengevolge van verbod om handel te drijven met de haven van bestemming, blokkade of enige andere overmacht.

      Art. 176. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De reiziger die vrijwillig het schip verlaat gedurende de reis, is het volle passagegeld verschuldigd.
      Indien de reiziger komt te overlijden of door ziekte genoodzaakt wordt het schip te verlaten, is het passagegeld slechts in verhouding tot de afgelegde reis verschuldigd.

      Art. 177. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Ingeval het schip niet ter bestemming aankomt tengevolge van neming, schipbreuk of verklaring van onzeewaardigheid, heeft de kapitein enkel recht op vergoeding van de gemaakte onderhoudskosten.

      Art. 178. Wanneer de kapitein het schip gedurende de reis moet laten herstellen, is de reiziger gehouden te wachten of het volle passagegeld te betalen.
      Zolang het werk duurt, heeft de reiziger recht op kosteloos logies en op onderhoud overeenkomstig hetgeen bedongen is, tenzij de kapitein aanbiedt hem de reis op een soortgelijk schip te laten volbrengen.

      TITEL V. - Bodemerij.

      Art. 179. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Een lening op bodemerij kan door de kapitein alleen worden aangegaan voor de bekostiging van herstellingen of andere buitengewone behoeften van schip of lading, of voor de vervanging van voorwerpen die door zeeongevallen verloren zijn gegaan.
      Daartoe moet in België machtiging worden verleend door de rechtbank van koophandel; in het buitenland door de consul, de vice-consul of, bij ontstentenis, door de plaatselijke overheid.

      Art. 180. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> In de machtiging moet worden vermeld of de lening plaatsheeft onder verband van de lading of van een deel ervan. Zij kan nooit worden gesloten onder verband van goederen die niet waren ingeladen ten tijde van het voorval dat aanleiding heeft gegeven tot de lening.

      Art. 181. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Het is verboden te lenen op de winst die uit de goederen wordt verwacht. De geldschieter heeft in dat geval enkel recht op terugbetaling van het kapitaal, zonder enige rente.

      Art. 182. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Indien twee of meer leningen op bodemerij zijn aangegaan op dezelfde zaken, heeft de latere lening de voorrang boven de voorgaande.
      Leningen, in dezelfde noodhaven gedurende hetzelfde oponthoud aangegaan, zijn gelijkgerechtigd.

      Art. 183. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De zaken waarop de lening is aangegaan, zijn bij voorrecht en naar evenredigheid van het aandeel van elk ervan verbonden voor het bedrag van het bodemerijgeld in kapitaal en rente.

      Art. 184. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Bij gebreke van betaling op de vervaldag is de rente van het kapitaal en van de bodemerijpremie verschuldigd te rekenen van de dag van het protest van niet-betaling.

      Art. 185. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Elke bodemerijbrief kan worden verhandeld door endossement, indien hij aan order is gesteld.
      Het endossement geschiedt volgens de regels vastgelegd in de wetten betreffende de wisselbrieven en de orderbriefjes.
      In dat geval heeft de verhandeling van de bodemerijbrief dezelfde gevolgen en doet zij dezelfde rechtsvorderingen tot vrijwaring ontstaan als de verhandeling van ander handelspapier.

      Art. 186. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De zekerheid voor de betaling strekt zich niet uit tot de bodemerijpremie, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bedongen is.

      Art. 187. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de zaken waarop bodemerij is aangegaan, tijdens de duur en op de plaats van het risico geheel verloren zijn gegaan door toeval of door schelmerij van de schipper als bedoeld in de artikelen 201 en 207, kan het uitgeleende bedrag niet worden teruggevorderd.
      De bodemerijnemer moet al het nodige doen om schade te voorkomen of te beperken, overeenkomstig hetgeen artikel 17 van de wet van 11 juni 1874 aan de verzekerde voorschrijft.

      Art. 188. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> In geval van schipbreuk is de terugbetaling van het bodemerijgeld beperkt tot de waarde van de geborgen en voor de bodemerijovereenkomst verbonden zaken na aftrek van het bergloon.
      In hetzelfde geval is de terugbetaling van het bodemerijgeld onder verband van de vracht beperkt tot hetgeen voor vracht verschuldigd is, na aftrek van het loon van de bemanning en van het aandeel van de bodemerijgever in het bergloon.

      Art. 189. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> In geval van werping van de zaak die voor de bodemerij verbonden is, wordt het bij omslag betaalde bedrag bij voorrecht aangewend tot voldoening van de rechten van de bodemerijgever.

      Art. 190. <W 1997-10-21/30, art. 2, 010; En vigueur : 07-12-1997> De bodemerij draagt niet in de bijzondere averij van de verbonden zaken.
      Zij draagt in de gemene averij die ontstaan is na de lening, indien de akte niet vermeldt dat de bodemerijgever daarvan vrijgesteld is.

      TITEL VI. _ Zeeverzekering.

      EERSTE AFDELING. _ Vorm en inhoud van de verzekeringsovereenkomst.

      Art. 191. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De zeeverzekering kan omvatten :
      - het casco en de kiel van het schip;
      - het tuig en de takelage;
      - de uitrusting en de mondvoorraad;
      - de vracht;
      - het passagegeld;
      - het op bodemerij gegeven geld en de bodemerijpremie;
      - de ingeladen goederen;
      - de uit de goederen verwachte winst;
      - het loon van de bemanning;
      - de winst op de bevrachting;
      - het makelaarsloon en het commissieloon op aankoop, verkoop en consignatie;
      - de geldsommen voor en tijdens de reis besteed ten behoeve van het schip en van de verzending van de goederen;
      - in het algemeen, alle op geld waardeerbare zaken of waarden die aan scheepvaartrisico onderhevig zijn, onverminderd de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, in zoverre zij betrekking heeft op de persoonsverzekeringen.

      Art. 192. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In geval van bedrog in de waardering van de verzekerde zaken, alsmede van verdichting of vervalsing, kan de verzekeraar de zaken laten onderzoeken en waarderen, onverminderd alle andere burgerrechtelijke of strafrechtelijke vorderingen.

      Art. 193. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Zaken waarvan de waarde in de overeenkomst in een vreemde munt is uitgedrukt, worden gewaardeerd in Belgische munt volgens de koers van de vreemde munt ten tijde van de ondertekening van de polis.

      Art. 194. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Is de waarde van de verzekerde zaken in de overeenkomst niet uitgedrukt, dan wordt zij bewezen overeenkomstig de bepalingen van afdeling II van deze titel.

      Art. 195. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de duur van het risico bij de overeenkomst niet bepaald is, loopt het risico ten aanzien van het schip, het tuig en de takelage, de uitrusting, de mondvoorraad en de vracht, zodra het inladen is begonnen, en, indien het schip in ballast vertrekt, zodra het innemen van ballast is begonnen; het risico eindigt op het tijdstip van de lossing of eenentwintig dagen na de aankomst op de plaats van bestemming, bij gebreke van lossing binnen die termijn.
      Ten aanzien van de goederen, loopt het risico van de dag dat zij in het schip of in de overslaglichters zijn geladen, tot de dag dat zij op de wal zijn geplaatst.
      Ten aanzien van alle andere zaken begint en eindigt voor de verzekeraar de aansprakelijkheid op het tijdstip dat voor de verzekerde het zeerisico begint en eindigt.

      Art. 196. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Indien in tijd van vrede een premieverhoging bedongen is voor het geval van oorlog en de hoegrootheid ervan in de verzekeringsovereenkomst niet is bepaald, wordt zij door de rechtbank vastgesteld met inachtneming van de risico's, de omstandigheden en de bedingen van de verzekeringspolis.

      Art. 197. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In geval van verlies van goederen voor rekening van de kapitein verzekerd en geladen in het schip waarover hij het bevel voert, is de kapitein gehouden aan de verzekeraars het bewijs van de aankoop van de goederen te leveren en daarvan een cognossement te bezorgen, door twee van de voornaamste schepelingen getekend.

      Art. 198. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Een schepeling of een passagier die in België verzekerde goederen in het schip laadt, is verplicht daarvan een cognossement te laten ter plaatse waar de inlading geschiedt. In België wordt het gelaten ter griffie van de rechtbank van koophandel; in het buitenland, in handen van de Belgische consul of, bij zijn ontstentenis, in handen van de plaatselijke overheid.

      Art. 199. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeringsovereenkomst is nietig, wanneer zij op bodemerij genomen geld tot voorwerp heeft.

      AFDELING II. _ Verplichtingen van de verzekeraar en van de verzekerde.

      Art. 200. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekering wordt nietig verklaard en de verzekeraar ontvangt als schadevergoeding een half ten honderd van het verzekerde bedrag :
      - wanneer vóór de aanvang van het risico de reis wordt gestaakt, zelfs door toedoen van de verzekerde;
      - wanneer de bevrachter de vracht heeft laten verzekeren en deze door omstandigheden niet verschuldigd is;
      - wanneer de verzekerde, in het geval van artikel 10 van de wet van 11 juni 1874, recht heeft op teruggave van de premie.
      Wanneer de premie minder dan een ten honderd bedraagt, is de schadevergoeding gelijk aan de helft van de premie.

      Art. 201. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Voor rekening van de verzekeraar is alle verlies en schade ontstaan ten gevolge van storm, schipbreuk, stranding, aanvaring, gedwongen verandering van koers, reis of schip, werping, brand, ontploffing, plundering en in het algemeen door enig ander zeegevaar.
      Ingeval de verzekeraar het oorlogsrisico voor zijn rekening neemt, staat hij in voor alle schade en verlies die verzekerde zaken overkomen door vijandelijkheden, vergeldingsmaatregelen, oorlogsverklaring, blokkade, aanhouding op last van hogerhand, molest van de zijde van een erkende of niet-erkende regering en in het algemeen door alle oorlogsvoorvallen en -gevaren.

      Art. 202. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Ingeval het oorlogsrisico niet in de verzekering is begrepen, is de overeenkomst ontbonden, indien een oorlogshandeling het verloop van de reis komt te wijzigen.
      Wanneer die handeling echter plaats vindt op zee, gaat de ontbinding van de overeenkomst niet in voordat het schip geankerd of gemeerd ligt in de eerste haven die het bereikt.

      Art. 203. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In het geval van het vorige artikel wordt vermoed dat de verzekerde goederen ten gevolge van enig zeegevaar verloren zijn gegaan, behoudens tegenbewijs.

      Art. 204. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De oorlogsmolestverzekering, ongeacht de verplichtingen daaraan verbonden voor de verzekeraars, treedt ten aanzien van de gewone risico's in de plaats van de verzekering onder het beding "vrij van oorlogsmolest", te rekenen van het tijdstip waarop de laatstgenoemde overeenkomst ontbonden wordt ingevolge artikel 202.

      Art. 205. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Verandering van koers, reis of schip, door de verzekerde bevolen, en verlies of schade, door zijn toedoen ontstaan, komen niet ten laste van de verzekeraar; deze heeft zelfs recht op de premie, ingeval het risico voor hem is beginnen te lopen.

      Art. 206. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Schade veroorzaakt door toedoen en schuld van de eigenaar, bevrachter of inlader, komt niet ten laste van de verzekeraar.

      Art. 207. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar is aansprakelijk voor de daden van ontrouw en fouten van de kapitein en de schepelingen, bekend onder de naam van schelmerij van de schipper, tenzij het tegendeel is bedongen.
      Hij is niet aansprakelijk voor de daden van ontrouw van de kapitein die door de verzekerde is aangesteld, tenzij het tegendeel is bedongen.

      Art. 208. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In de polis moet melding worden gemaakt van de goederen die uit hun aard bijzonder aan bederf of aan vermindering onderhevig zijn, zoals koren of zout, of van goederen die schade kunnen lijden door lekkage, anders is de verzekeraar niet aansprakelijk voor de schade en het verlies aan die goederen overkomen, tenzij de verzekerde bij de ondertekening van de polis de aard van de lading niet kende.

      Art. 209. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de verzekering betrekking heeft op goederen voor de heenreis en voor de terugreis en het schip op zijn eerste bestemmingsplaats geen teruglading of een onvolledige teruglading heeft ingenomen, ontvangt de verzekeraar slechts tweederde van de overeengekomen premie, naar evenredigheid, tenzij anders bedongen is.

      Art. 210. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Voor de verzekering worden de goederen geschat naar de waarde die zij hadden ten tijde en ter plaatse van de inlading, met inbegrip van alle rechten en kosten tot aan boord, alsmede van de verzekeringspremie en de bijkomende kosten.
      Casco, kiel, tuig en takelage worden geschat naar hun waarde op de dag waarop het risico is begonnen.
      Mondvoorraad, uitrusting en alle andere op geld waardeerbare zaken worden geschat naar hun waarde ter plaatse en ten tijde van het begin van het risico.

      Art. 211. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Een overeenkomst van verzekering of van herverzekering voor een hoger bedrag dan de waarde van de verzekerde zaken, is ten aanzien van de verzekerde alleen nietig, wanneer bewezen wordt dat er zijnerzijds bedrog of arglist is geweest.

      Art. 212. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer er, in het voormelde geval, geen bedrog of arglist is geweest, blijft de overeenkomst gelden ten belope van de geschatte of overeengekomen waarde van de verzekerde zaken.

      Art. 213. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de partijen overeengekomen zijn omtrent het bedrag van de verwachte winst, is deze schatting bindend, zonder dat nader bewijs vereist is.

      Art. 214. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In de verzekering van op bodemerij te leen gegeven geldsommen wordt de bodemerijpremie niet geacht begrepen te zijn.

      Art. 215. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Bij verzekering van de vracht van de verzekerde zaken wordt, in geval van bijzondere averij, verhoudingsgewijze evenveel voor de vracht uitgekeerd als voor de verzekerde zaken.

      Art. 216. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar van het passagegeld is gehouden tot vergoeding van het verlies dat de verzekerde op dit passagegeld heeft geleden ten gevolge van zeerisico's, zoals kosten van ontscheping en herinscheping, voeding en logies van de reizigers in een noodhaven, vervanging van verloren gegane of beschadigde levensmiddelen en verder vervoer aan boord van een ander schip.

      Art. 217. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Indien de verzekering bij verdeling plaatsheeft ten aanzien van goederen die moeten worden geladen in verscheidene nader aangeduide schepen, met vermelding van de geldsom die op elk schip verzekerd wordt, en alle goederen worden geladen in één schip of in een kleiner aantal schepen dan in de overeenkomst is bepaald, is de verzekeraar enkel gehouden tot betaling van de som die hij verzekerd heeft op het schip of de schepen die de lading hebben ingenomen, niettegenstaande alle bedoelde schepen vergaan zijn; hij ontvangt niettemin de bij artikel 200 bepaalde vergoeding.

      Art. 218. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar is ontslagen van het risico en heeft recht op de premie, indien de verzekerde het schip naar een verder gelegen plaats zendt dan in de overeenkomst genoemd is, zij het op dezelfde route.
      De verzekering heeft volkomen gevolg indien de reis verkort wordt, mits de kapitein daartoe een van de aanleghavens kiest.
      De verzekeraar staat nochtans in voor het verlies, de schade en de uitgaven, die dagtekenen van voor de verlenging of de verandering van de reis.

      Art. 219. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Elke verzekering aangegaan na het verlies of de aankomst van de verzekerde zaken is nietig, indien bewezen wordt dat de verzekerde het verlies, of de verzekeraar de aankomst moet hebben vernomen voor de ondertekening van de overeenkomst.

      Art. 220. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wordt het bewijs geleverd tegen de verzekerde, dan betaalt deze aan de verzekeraar een dubbele premie.
      Wordt het bewijs geleverd tegen de verzekeraar, dan betaalt deze aan de verzekerde een bedrag gelijk aan het dubbele van de overeengekomen premie.

      Art. 221. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Het beding "vrij van beschadigdheid" ontslaat de verzekeraar van elke gemene of bijzondere averij, uitgezonderd in de gevallen waarin abandonnement kan worden gedaan; in die gevallen heeft de verzekerde de keus tussen abandonnement en het instellen van een rechtsvordering wegens averij.

      Afdeling III. - Abandonnement.

      Art. 222. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Abandonnement van de verzekerde zaken kan geschieden:
      - in geval van neming,
      - schipbreuk,
      - stranding met verbrijzeling,
      - onzeewaardigheid tengevolge van zeegevaar,
      - aanhouding door een vreemde mogendheid,
      - verlies of beschadiging van de verzekerde zaken, indien het verlies of de beschadiging ten minste drie vierde bedraagt.
      Abandonnement kan geschieden in geval van aanhouding door de regering na het begin van de reis.

      Art. 223. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Abandonnement kan niet gedaan worden voor het begin van de reis.

      Art. 224. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Alle andere schade wordt als averij beschouwd en tussen verzekeraars en verzekerden geregeld naar verhouding van hun belangen.

      Art. 225. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Abandonnement van de verzekerde zaken kan noch gedeeltelijk noch voorwaardelijk gedaan worden.
      Het strekt zich niet verder uit dan tot de zaken waarop de verzekering en het risico betrekking hebben.

      Art. 226. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Het abandonnement moet aan de verzekeraar gedaan worden:
      - binnen zes maanden na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in een haven of op de kust van Europa, of op die van Azië en Afrika van de Middellandse Zee;
      - binnen een jaar na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in Afrika aan deze zijde van Kaap de Goede Hoop of in Amerika aan deze zijde van Kaap Hoorn;
      - binnen achttien maanden na ontvangst van de tijding van het verlies, wanneer het zich heeft voorgedaan in andere gedeelten van de wereld.
      Na het verstrijken van die termijnen zijn de verzekerden niet meer tot abandonnement gerechtigd.
      In geval van neming en van aanhouding op last van hogerhand beginnen de voormelde termijnen eerst te lopen bij het verstrijken van de in artikel 243 bepaalde termijnen.

      Art. 227. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar kan, zonder het verstrijken van de voormelde termijnen af te wachten, de verzekerde aanmanen om abandonnement te doen. Indien de verzekerde dit niet doet binnen een maand, is hij er niet meer toe gerechtigd.

      Art. 228. Ingeval van herverzekering moeten de herverzekerden het abandonnement ter kennis van de herverzekeraar brengen binnen de volgende termijnen:
      - binnen een maand, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in het Verenigd Koninkrijk of in een aan België grenzende Staat;
      - binnen twee maanden, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in een andere Staat van Europa, dan wel in een Staat aan de Afrikaanse of Aziatische kust van de Middellandse Zee of aan de Aziatische kust van de Zwarte Zee;
      - binnen vijf maanden, wanneer het verlies zich heeft voorgedaan in een staat buiten Europa, aan deze zijde van de zeeëngten van Malakka en van Soenda, en aan deze zijde van Kaap Hoorn;
      - binnen acht maanden, indien het verlies zich heeft voorgedaan in de Staten aan gene zijde van die zeeëngten en aan gene zijde van Kaap Hoorn.
      Deze termijnen lopen vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verzekerden van hun abandonnement kennis hebben gegeven.
      In geval van oorlog ter zee worden de in het eerste lid bepaalde termijnen verdubbeld ten aanzien van de overzeese landen.

      Art. 229. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In de gevallen waarin abandonnement kan worden gedaan en bij andere ongevallen waarvan het risico voor de verzekeraar is, moet de verzekerde elk bericht dat hij ontvangt aan de verzekeraar betekenen op straffe van schadevergoeding.
      De betekening moet geschieden binnen drie dagen na ontvangst van het bericht.

      Art. 230. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer te rekenen van de dag van de afvaart of van de dag waar de laatst ontvangen tijding betrekking op heeft, zes maanden verlopen zijn in geval van een gewone reis, of een jaar in geval van een lange reis, kan de verzekerde die verklaart geen tijding van zijn schip te hebben ontvangen, abandonnement doen aan de verzekeraar en betaling van de verzekeringssom vorderen, zonder dat het verlies behoeft te worden bewezen.
      Na die zes maanden of na dat jaar kan de verzekerde optreden binnen de termijnen gesteld in artikel 226.

      Art. 231. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Indien een verzekering voor een bepaalde tijd is aangegaan, wordt, na verloop van de termijnen hiervoren gesteld voor gewone en voor lange reizen, vermoed dat het schip vergaan is binnen de looptijd van de verzekering.

      Art. 232. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Als lange reizen worden beschouwd die welke verder gaan dan:
      - zuidwaarts, de 30e graad noorderbreedte;
      - noordwaarts, de 72e graad noorderbreedte;
      - westwaarts, de 15e lengtegraad vanaf de meridiaan van Parijs;
      - oostwaarts, de 44e lengtegraad vanaf de meridiaan van Parijs.

      Art. 233. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Bij de betekening ingevolge artikel 229 kan de verzekerde of abandonnement doen met aanmaning aan de verzekeraar om de verzekeringssom te betalen binnen de termijn in de overeenkomst gesteld, of zich het recht voorbehouden om abandonnement te doen binnen de termijnen in de wet gesteld.

      Art. 234. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Bij het doen van abandonnement is de verzekerde gehouden de verzekeringen op te geven die hij op de verzekerde zaken heeft gesloten of doen sluiten, evenals die waartoe hij last heeft gegeven, en die waarvan hij weet dat zij door anderen op dezelfde zaken zijn gesloten, bij gebreke waarvan de termijn van betaling, die moet ingaan op de dag van het abandonnement, opgeschort wordt tot de dag dat hij gemelde opgave zal hebben laten doen, zonder dat daaruit enige verlenging volgt van de termijn bepaald om de rechtsvordering tot abandonnement in te stellen.

      Art. 235. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In geval van bedrieglijke opgave is de verzekerde verstoken van de voordelen der verzekering.

      Art. 236. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Indien de tijd van de betaling niet vastgesteld is bij de overeenkomst, moet de verzekeraar de verzekeringssom betalen binnen drie maanden na de betekening van het abandonnement.

      Art. 237. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De stukken tot bewijs van inlading en verlies moeten aan de verzekeraar worden betekend voordat tegen hem een vordering tot betaling van de verzekerde bedragen kan worden ingesteld.

      Art. 238. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar wordt toegelaten tot het tegenbewijs van de feiten die in de bewijsstukken opgetekend zijn.
      Door die toelating wordt de veroordeling van de verzekeraar tot voorlopige uitkering van de verzekeringssom niet opgeschort, mits de verzekerde borg stelt.
      De verbintenis van de borg vervalt na twee volle jaren, indien er geen rechtsvordering is ingesteld.

      Art. 239. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Is het abandonnement betekend en aangenomen of bij vonnis geldig verklaard, dan behoren de verzekerde zaken aan de verzekeraar te rekenen van de dag van het abandonnement.
      De verzekeraar kan de terugkeer van het schip niet voorwenden om zich te onttrekken aan de betaling van de verzekeringssom.

      Art. 240. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar van de verwachte winst kan, in geval van abandonnement, niets uit de zaak vorderen van degene die ze heeft laten verzekeren.

      Art. 241. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In geval van abandonnement van de vracht heeft de vrachtverzekeraar recht op de vracht voor het deel van de lading dat geborgen of in de aanleghavens ontscheept is en op het ten tijde van het schadegeval verschuldigde passagegeld, zelfs al is het voor of tijdens de reis betaald, onverminderd de rechten van de bodemerijgevers, het recht van de matrozen op loon en repatriëring en de kosten en uitgaven gedurende de reis.

      Art. 242. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In hetzelfde geval kan de vrachtverzekeraar het loon van de bemanning en alle andere in de verzekering begrepen uitgaven waarvan de verzekerde door de gebeurtenis bevrijd is, van de verzekeringssom aftrekken.
      Voor het afgetrokken bedrag wordt de premie volledig terugbetaald.

      Art. 243. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> In geval van neming door kapers of vijanden of van aanhouding op last van hogerhand, is de verzekerde gehouden daarvan aan de verzekeraar betekening te doen binnen drie dagen na de ontvangst van de tijding.
      Het abandonnement van de verzekerde zaken kan eerst gedaan worden:
      - na verloop van zes maanden te rekenen van de betekening, wanneer de neming of de aanhouding heeft plaatsgehad in een Europese zee of in een zee die Europa van Azië of van Afrika scheidt;
      - na verloop van een jaar, wanneer de neming of de aanhouding in een verder gelegen gebied heeft plaatsgehad.
      Ingeval de genomen of aangehouden goederen aan bederf onderhevig zijn, worden de voormelde termijnen verkort tot anderhalve maand in het eerste geval en tot drie maanden in het tweede geval.
      Is de verzekerde zaak tot goede prijs verklaard of is zij verbeurdverklaard voor het verstrijken van die termijnen, dan kan abandonnement worden gedaan door betekening van de tijding daarvan aan de verzekeraars.

      Art. 244. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Gedurende de termijnen in het vorige artikel bepaald, zijn de verzekerden verplicht alles te doen wat in hun vermogen ligt om de genomen of aangehouden zaken terug te krijgen of te doen vrijgeven.
      Hunnerzijds kunnen ook de verzekeraars daartoe het nodige doen, samen met de verzekerden of afzonderlijk.

      Art. 245. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Abandonnement wegens onzeewaardigheid kan niet worden gedaan wanneer het mogelijk is het gestrande schip weer vlot te maken, te herstellen en in staat te brengen om zijn reis naar de plaats van bestemming te vervolgen.
      In dat geval behoudt de verzekerde zijn verhaal op de verzekeraars voor de kosten en averij door de stranding veroorzaakt.

      Art. 246. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer het schip onzeewaardig is verklaard, is degene die de lading heeft laten verzekeren, gehouden daarvan kennis te geven binnen drie dagen na ontvangst van de tijding.

      Art. 247. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein is in dat geval verplicht al het mogelijke te doen om een ander schip te vinden teneinde de goederen naar de plaats van bestemming te brengen.

      Art. 248. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De goederen die in het geval van het vorige artikel in een ander schip zijn geladen, blijven voor risico van de verzekeraar, totdat zij aangekomen en uitgeladen zijn.

      Art. 249. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> De verzekeraar is bovendien aansprakelijk voor de averij, de kosten van de lossing, opslag en herlading, de meerdere vracht en alle andere kosten die gemaakt zijn om de goederen te bergen.

      Art. 250. <W 1997-10-21/30, art. 2, 011; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de kapitein binnen de bij artikel 243 voorgeschreven termijnen geen ander schip heeft kunnen vinden om de goederen weer in te laden en naar de plaats van bestemming te brengen, kan de verzekerde abandonnement doen.

      TITEL VII. _ Aanvaring.

      Art. 251. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Wanneer de aanvaring is toe te schrijven aan toeval, wanneer zij veroorzaakt is door overmacht, of wanneer twijfel rijst omtrent de oorzaken van de aanvaring, wordt de schade gedragen door hen die ze hebben geleden.
      Deze bepaling is ook toepasselijk ingeval de schepen of een daarvan tijdens het ongeval voor anker liggen.
      Indien de aanvaring is veroorzaakt door de schuld van één der schepen, komt de vergoeding van de schade ten laste van het schip dat de fout heeft begaan.
      In geval van wederzijdse schuld is de aansprakelijkheid van elk der schepen evenredig aan het gewicht van de wederzijds begane fouten; wanneer evenwel die verhouding uit de omstandigheden niet kan worden afgeleid of wanneer de fouten tegen elkander schijnen op te wegen, wordt de aansprakelijkheid gelijkelijk gedeeld.
      De schade toegebracht, hetzij aan schepen, hetzij aan hun ladingen, hetzij aan bagage of andere goederen van de bemanningen, reizigers of andere personen die zich aan boord bevinden, wordt in bovengemelde verhouding gedragen door de schuldige schepen, zonder hoofdelijkheid ten aanzien van derden.
      De schuldige schepen zijn hoofdelijk aansprakelijk ten aanzien van derden voor schade veroorzaakt door dood of verwonding, behoudens recht van verhaal voor het schip dat een groter deel betaald heeft dan het overeenkomstig het vierde lid van dit artikel dragen moet.
      De in de voorgaande bepalingen vastgestelde aansprakelijkheid blijft bestaan ingeval de aanvaring is veroorzaakt door de schuld van een loods, ook al is het gebruik van een loods verplicht.

      Art. 252. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De rechtsvordering tot vergoeding van schade tengevolge van aanvaring geleden is niet afhankelijk van enig protest of enige andere bijzondere formaliteit.

      Art. 253. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De vordering op het aanvarend schip wordt ingesteld tegen de kapitein of de eigenaars.
      De kapitein is niet persoonlijk aansprakelijk, tenzij er zijnerzijds schuld of nalatigheid aanwezig is.

      Art. 254. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De kapitein of de eigenaar van het aangevaren schip kan optreden voor rekening van de bemanning, van de derden-afzenders, van de reizigers en van alle andere partijen die door de aanvaring schade hebben geleden.
      De rechtsvordering door de kapitein of de eigenaar ingesteld wegens schade aan het schip, houdt het recht van de andere belanghebbenden in stand.

      Art. 255. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Na een aanvaring is de kapitein van elk der in aanvaring gekomen schepen gehouden aan het andere schip, zijn bemanning en reizigers hulp te verlenen, voor zover hij zulks kan doen zonder ernstig gevaar voor zijn eigen schip, bemanning en reizigers.
      Hij is, binnen de grenzen van het mogelijke, eveneens gehouden aan het andere schip de naam en de thuishaven van zijn schip kenbaar te maken, alsmede de plaats waar het vandaan komt en die waar het heen gaat.
      (...)

      Art. 256. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De bepalingen van deze titel zijn mede van toepassing op de vergoeding van de schade die een schip, hetzij door het uitvoeren of nalaten van een maneuver, hetzij door het niet nakomen van de reglementen, heeft toegebracht aan een ander schip of aan de zich aan boord bevindende zaken of personen, ook al heeft er geen aanvaring plaatsgehad.

      TITEL VIII. - (Hulp en berging). <ingevoegd bij W 12-08-1911, art. 3>

      Art. 257. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Iedere daad van hulp of berging, die met gunstige uitslag is bekroond, geeft recht op een billijk loon.
      Geen loon is verschuldigd als de verleende hulp zonder gunstige uitslag is gebleven.
      In geen geval mag de te betalen som de waarde van de geredde zaken overtreffen.

      Art. 258. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Personen die aan de hulpverlening hebben deelgenomen ondanks het uitdrukkelijk en redelijk verbod van de zijde van het geholpen schip, hebben geen recht op enig loon.

      Art. 259. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Het slepende schip heeft geen recht op loon voor hulp of berging van het gesleepte schip of zijn lading, dan wanneer het buitengewone diensten heeft bewezen die niet kunnen worden beschouwd als uitvoering van de sleepovereenkomst.

      Art. 260. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Ook dan wanneer hulp of berging heeft plaatsgehad tussen schepen die aan dezelfde eigenaar toebehoren, is loon verschuldigd.

      Art. 261. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Het bedrag van het loon wordt vastgesteld door de overeenkomst der partijen en, bij gebreke daarvan, door de rechter.
      Hetzelfde geldt voor de verhouding waarin het loon tussen de bergers moet worden verdeeld en voor de verdeling tussen de eigenaars, de kapiteins en de andere personen in dienst van de schepen die aan de berging hebben deelgenomen.

      Art. 262. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Elke overeenkomst betreffende hulp en berging aangegaan tijdens en onder de invloed van het gevaar, kan ten verzoeke van een der partijen door de rechter worden vernietigd of gewijzigd, wanneer deze van oordeel is dat de overeengekomen voorwaarden niet billijk zijn.
      In alle gevallen waarin bewezen is dat de toestemming van een der partijen door bedrog of verzwijging waardeloos is gemaakt of waarin het loon in buitengewone mate naar de ene of de andere kant buiten verhouding staat tot de bewezen dienst, kan ten verzoeke van de belanghebbende partij de overeenkomst door de rechter worden vernietigd of gewijzigd.

      Art. 263. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De rechter stelt het loon vast naar omstandigheden, daarbij tot grondslag nemende:
      a) in de eerste plaats de verkregen uitslag, de moeite en de verdienste van hen die de hulp hebben verleend, het gevaar waarin het geholpen schip, zijn reizigers, bemanning en lading, de bergers en het bergende schip hebben verkeerd, de gebruikte tijd, de gemaakte kosten en de geleden schade, alsmede het risico van aansprakelijkheid en andere risico's door de bergers gelopen, de waarde van het door hen aan gevaar blootgestelde materieel, waarbij in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met de bijzondere uitrusting van het helpende schip;
      b) in de tweede plaats de waarde van de geredde zaken.
      Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op de verdeling waarvan sprake is in artikel 261, tweede lid.
      De rechter kan het loon van de bergers verminderen of het hun ontzeggen, wanneer blijkt dat zij door hun schuld de berging of hulp hebben nodig gemaakt, of dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal, heling of andere bedrieglijke handelingen.

      Art. 264. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Geen loon is verschuldigd door geredde personen.
      Zij die mensenlevens hebben gered ter gelegenheid van de ramp die tot berging of hulp aanleiding heeft gegeven, zijn gerechtigd tot een billijk deel van het loon dat aan de bergers van schip, lading en toebehoren wordt toegekend.

      Art. 265. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Iedere kapitein is gehouden, voor zover hij zulks kan doen zonder ernstig gevaar voor zijn schip, bemanning en reizigers, hulp te verlenen aan eenieder, zij het een vijand, die hij in zee aantreft in levensgevaar.
      (...)

      TITEL IX. - Middelen van niet-ontvankelijkheid en verjaring. (De titel en de artikelen 266-270 vernummerd bij W 10-02-1908,art. 4 en bij W 12-08-1911, art. 6.)

      Art. 266. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Tenzij aan de vervoerder of zijn vertegenwoordiger in de loshaven, voor of op het ogenblik van het weghalen van de goederen en van hun overgifte aan de krachtens de vervoerovereenkomst op de aflevering recht hebbende persoon, schriftelijk kennis is gegeven van het verlies of de schade en van de algemene aard van het verlies of die beschadiging, geldt bedoelde weghaling, tot bewijs van het tegendeel, als vermoeden dat de goederen door de vervoerder werden afgeleverd zoals zij in het cognossement zijn omschreven.
      Is het verlies of de beschadiging uiterlijk niet zichtbaar, dan moet de kennisgeving binnen drie dagen na de aflevering geschieden.
      In elk geval zijn de vervoerder en het schip van alle aansprakelijkheid wegens verlies of schade ontheven, tenzij een rechtsvordering wordt ingesteld binnen een jaar nadat de goederen zijn of behoorden te zijn afgeleverd.
      De regresvorderingen kunnen na het verstrijken van de in het derde lid bepaalde termijn van één jaar worden ingesteld gedurende een termijn van drie maanden vanaf de dag waarop de persoon die de regresvordering instelt, de klacht heeft geregeld of waarop de dagvaarding aan die persoon werd betekend, op voorwaarde dat de regeling van de klacht of de betekening van de dagvaarding heeft plaatsgehad voor het verstrijken van de eerder vermelde termijn van één jaar of van de termijn tussen partijen overeengekomen na de feiten die tot de rechtsvordering aanleiding hebben gegeven.

      Art. 267. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Het voorbehoud waarvan sprake is in het vorige artikel, is overbodig, als de staat van de vervoerde zaken op het ogenblik van de inontvangstneming gezamenlijk is vastgesteld, hetzij door partijen, hetzij door deskundigen.
      De voorzitter van de rechtbank van koophandel van de loshaven is bevoegd op gewoon verzoekschrift een of drie deskundigen aan te wijzen, met opdracht de staat van de vervoerde goederen vast te stellen, alsmede de oorzaken en het bedrag van de schade te bepalen.
      De tegenpartij wordt voor het deskundigenonderzoek opgeroepen bij aangetekende brief.
      De beschikking kan bevelen dat de goederen in bewaring worden gegeven of onder sekwester gesteld, alsook dat zij naar een openbare of particuliere opslagplaats zullen worden gebracht.
      Zij kan de verkoop van de goederen ten belope van de verschuldigde vracht bevelen.
      Verzet tegen de beschikking wordt gebracht voor de rechtbank van koophandel; het moet worden gedaan uiterlijk de tweede dag na die waarop van de beschikking bericht is ontvangen, zon- en feestdagen niet meegerekend.
      (...)

      Art. 268. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> In geval van gemene averij is de houder van een cognossement, aan wie de kapitein de goederen heeft afgeleverd zonder voorbehoud, niet verplicht bij te dragen in de omslag, indien hij bewijst dat hij houder van het cognossement was voor rekening van een derde en dat hij de goederen niet meer in zijn bezit heeft. In zodanig geval kan de kapitein rechtstreeks optreden tegen hem die eigenaar van de goederen was op het ogenblik van de aflevering, doch hij is aansprakelijk tegenover de massa ten belope van hetgeen in de omslag voor deze goederen is verschuldigd.

      Art. 269. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Alle rechtsvorderingen, ontstaan uit een bodemerijcontract, uit een charterpartij of, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 266, uit een cognossement, verjaren door verloop van drie jaar, ingaande:
      1° de dag dat de schuldvordering opeisbaar wordt, indien het een bodemerijcontract betreft;
      2° de dag dat de reis eindigt, indien het een charterpartij of een cognossement betreft.

      Art. 270. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Voorts verjaren:
      - de rechtsvorderingen tot vergoeding van schade door aanvaring, twee jaar na het voorval; voor het instellen van de verhaalsvorderingen door het voorlaatste lid van artikel 251 toegelaten, is de termijn een jaar; deze verjaring begint eerst te lopen vanaf de dag van de betaling;
      - de rechtsvorderingen tot betaling van hulp- en bergloon, twee jaar na de dag waarop de hulp- of bergingswerkzaamheden zijn geëindigd;
      - de rechtsvorderingen wegens gemene averij, een jaar na de dag van het voorval;
      - de rechtsvorderingen tot betaling van vracht en van loon van de officieren, matrozen en andere schepelingen, een jaar na het eindigen van de reis;
      - de rechtsvorderingen wegens voeding aan de matrozen verstrekt op last van de kapitein, een jaar na de levering;
      - de rechtsvorderingen wegens het leveren van zaken die noodzakelijk zijn voor de uitrusting en de bevoorrading van het schip, een jaar na de levering;
      - de rechtsvorderingen wegens loon van werklieden en wegens gedaan werk, een jaar na de oplevering van het werk;
      - de rechtsvorderingen tot aflevering van goederen, een jaar na de aankomst van het schip.

      TITEL X. - Binnenschepen. <De titel en de artikelen 271-279 ingevoegd bij W 10-02-1908, art. 6, en vernummerd bij W 12-08-1911, art. 6.>

      Art. 271. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Voor de toepassing van deze wet worden als binnenschepen beschouwd, de vaartuigen, gewoonlijk gebruikt of bestemd voor de vaart in de (binnenwateren) ten behoeve van personen- of goederenvervoer, visserij, sleepvaart, baggerwerk of enige andere winstgevende scheepvaartverrichting.
      Voor de toepassing van deze wet worden met binnenschepen gelijkgesteld alle vaartuigen van minder dan 25 ton die gewoonlijk ter zee worden gebruikt voor soortgelijke verrichtingen.

      Art. 272. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Titel I van dit boek, met uitzondering van de artikelen 1 en 23, § 1, 5°, is van toepassing op de binnenschepen.
      De woorden "zeeschip" en "register der zeeschepen", worden, waar zij voorkomen in titel I, respectievelijk vervangen door de woorden "binnenschip" en "register van teboekstelling".
      Aldus vervangen bij art. 11 van de wet van 2 april 1965, daarna vervangen bij artikel 26 van de wet van 21 december 1990.

      Art. 272bis.<W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Elk binnenschip reeds gebouwd of in aanbouw kan op aanvraag van de belanghebbenden, worden teboekgesteld onder een speciaal nummer.
      Teboekstelling geschiedt op aangifte door de belanghebbenden op het [" rel="nofollow">3 Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">3.
      Binnenschepen worden hierna "schip" genoemd.
      § 2. Met het oog op de teboekstelling van het schip, moeten de eigenaars bij [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 een aangifte indienen met opgave van:
      1° naam en kenmerken van het schip, aard en vermogen van de voortstuwingsmachine, de thuishaven die de aangevers het hebben toegewezen en, in voorkomend geval, het volgnummer van het schip, voorafgegaan door de beginletters van zijn thuishaven;
      2° jaar en plaats van de bouw, naam en woonplaats van de bouwer;
      3° verkeer en verrichtingen waarvoor het schip gewoonlijk en hoofdzakelijk gebezigd wordt of zal worden;
      4° de huidige eigenaar van het schip, te weten:
      a) als het een natuurlijke persoon betreft, zijn naam, voornamen, beroep, nationaliteit, zijn woonplaats en in voorkomend geval, zijn gekozen woonplaats;
      b) als het een handelsvennootschap betreft, haar handelsnaam of benaming, haar maatschappelijke zetel en de plaats van haar hoofdinrichting, plaats en datum van haar oprichting, naam, voornamen, nationaliteit en woonplaats van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, van de beheerders of van de zaakvoerders.
      § 3. Indien verscheidene natuurlijke personen of rechtspersonen op het schip rechten van eigendom of vruchtgebruik hebben, vermeldt de aangifte aard en hoegrootheid van die rechten en geeft zij voor ieder van die personen de in § 2 genoemde gegevens op.
      § 4. Bij de aangifte moeten de volgende stukken worden gevoegd:
      1° het nationaliteitsbewijs van ieder van de personen en de statuten van ieder van de handelsvennootschappen die eigenaar of medeëigenaar zijn;
      2° de akte van vestiging, overdracht of aanwijzing van de rechten van eigendom of vruchtgebruik, als het een onderhandse, of een uitgifte als het een authentieke akte is. Een dubbel van de onderhandse of een voor eensluidend verklaard afschrift van de authentieke akte moet worden bijgevoegd en blijft ten kantore van [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 berusten;
      3° de meetbrief, met een duplicaat dat ten kantore blijft berusten;
      4° in voorkomend geval, een verklaring van de bevoegde overheid van de Staat waar het schip laatst was teboekgesteld of geregistreerd, betreffende de hypothecaire toestand van het schip, met aanduiding van de laatst ingeschreven eigenaar.
      § 5. Een schip dat in België in aanbouw is, wordt teboekgesteld op aangifte van de bouwer of door hem voor wiens rekening het wordt gebouwd, als deze zijn eigendomsrecht bewijst.
      De aangifte bevat de in § 2 genoemde gegevens voor zover die kunnen worden verstrekt. Bij de aangifte worden de in § 4, 1° en 2°, genoemde stukken gevoegd. Binnen dertig dagen nadat het schip voltooid is, worden die gegevens door de belanghebbenden aangevuld en wordt de meetbrief voorgelegd, samen met een duplicaat dat ten kantore blijft berusten.
      § 6. Van elk feit dat aanleiding geeft tot wijziging van de gegevens die luidens dit artikel moeten voorkomen in de aangifte en in de met het oog op teboekstelling over te leggen stukken, moet binnen dertig dagen nadat het zich heeft voorgedaan, door de aangevers aan [" rel="nofollow">2 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 kennis worden gegeven opdat het in het register van teboekstelling wordt geboekt. Bij overlijden van de aangever of aangevers rust de voormelde verplichting op de erfgenamen of legatarissen, evenwel met dien verstande dat de termijn van dertig dagen ingaat op het tijdstip waarop dezen kennis krijgen van het feit dat aanleiding geeft tot wijziging van de in dit artikel bedoelde gegevens.
      De kennisgeving moet vergezeld zijn van een in tweevoud opgemaakt stuk waaruit dat feit blijkt. Is dit stuk echter een authentieke akte, dan moet daarvan een uitgifte samen met een eensluidend verklaard afschrift worden overgelegd. Het dubbel van dat stuk of het eensluidend verklaard afschrift van de authentieke akte blijft ten kantore van [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 berusten.
      Elke kennisgeving van een wijziging in de tonnenmaat, in de afmetingen van het schip, in de aard en het vermogen van de voortstuwingsmachine, moet vergezeld gaan van de meetbrief waarop die wijziging is aangetekend, en van een duplicaat van dat document, dat ten kantore blijft berusten.
      § 7. Wanneer het schip teboekgesteld is op overlegging van een meetbrief opgemaakt volgens buitenlandse metingsregelen, wordt de meetbrief, opgemaakt volgens de in België geldende voorschriften, samen met een duplicaat van dat document, dat ten kantore blijft berusten, aan [" rel="nofollow">2 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 voorgelegd binnen het jaar na de teboekstelling.
      Wijzigingen die uit de nieuwe meting voortvloeien, worden in het register van teboekstelling opgetekend.
      § 8. [" rel="nofollow">2 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 tekent het nummer waaronder het schip is teboekgesteld en de datum van de teboekstelling aan op de meetbrief die tot staving van de aangifte wordt voorgelegd.
      § 9. De teboekstelling kan door [" rel="nofollow">1 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">1 worden doorgehaald, hetzij van ambtswege, hetzij op verzoek van belanghebbenden.
      Ondanks de doorhaling blijven de inschrijvingen betreffende de zakelijke rechten waarmede het schip is bezwaard bestaan en kunnen zij naderhand worden doorgehaald, verminderd of hernieuwd.
      Geen teboekstelling mag worden doorgehaald dan dertig dagen na de datum waarop alle bij [" rel="nofollow">3 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">3 ingeschreven schuldeisers en alle derden, die er een exploot van beslag lieten inschrijven, door [" rel="nofollow">2 het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 op de hoogte zijn gebracht. Die kennisgeving geschiedt bij een ter post aangetekende brief die aan de gekozen woonplaats van de ingeschrevene mag worden gezonden.
      [" rel="nofollow">2 Het Belgisch Scheepsregister]" rel="nofollow">2 vermeldt de doorhaling op de meetbrief.)
      Ingevoegd bij artikel 12 van de wet van 2 april 1965 daarna vervangen bij artikel 27 van de wet van 21 december 1990.
      ----------
      (1)<W 2016-12-25/46, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (2)<W 2016-12-25/46, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>
      (3)<W 2016-12-25/46, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 01-02-2017, maar ten vroegste op de eerste dag na de datum van inwerkingtreding van titel 3, hoofdstuk 1, van de wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen (W 2015-12-18/12 (zie art. 100)), namelijk op 02-11-2016>

      Art. 273. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> § 1. Onder voorbehoud van de §§ 2 tot 4 zijn van toepassing op de binnenvaartuigen en op de vaartuigen en drijvende tuigen door de Koning daarmede gelijkgesteld:
      1° de artikelen 1 tot en met 15, behalve artikel 6, § 5, van het Verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid voor zeevorderingen, gesloten te Londen op 19 november 1976, verder LLMC-Verdrag genoemd.
      Art. 2, § 1, litterae d en e, van het LLMC-Verdrag is van toepassing op de binnenvaartuigen en de daarmede gelijkgestelde vaartuigen en drijvende tuigen.
      2° De artikelen 46, 48 tot 58 en 67 van dit Boek.
      3° De artikelen 12 tot 14, 16 en 17 van de wet houdende goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart.
      § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt het begrip schip, waar het voorkomt in de aangeduide artikelen, vervangen door "binnenvaartuig".
      § 3. De aansprakelijkheidsgrenzen vermeld in de artikelen 6, §§ 1 en 4 en 7 van het LLMC-Verdrag, en de grondslag van de berekening van de aansprakelijkheidsbeperking worden vastgesteld door de Koning.
      De Koning is bevoegd om deze gegevens te allen tijde aan te passen, rekening houdend met de economische toestand.
      § 4. De vorderingen vermeld in artikel 2, § 1, litterae d en e van het LLMC-Verdrag omvatten mede de vorderingen van de overheid wegens de maatregelen en verrichtingen vermeld in artikel 14 van de wet vermeld in § 1, 3°.

      Art. 274. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> (Het eerste, het tweede en het derde lid opgeheven) <W 05-05-1936, art. 61>
      De artikelen 89 en 90 van dit boek zijn mede van toepassing op het cognossement bedoeld in artikel 9 van de wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting.

      Art. 275. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Hoofdstuk III van titel III betreffende averij en averijregeling, behalve artikel 154, is mede van toepassing op de binnenschepen.

      Art. 276. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De binnenvaartverzekering kan omvatten:
      het casco en de kiel van het schip;
      het tuig en de takelage;
      de uitrusting en de mondvoorraad;
      de vracht;
      het passagegeld;
      de ingeladen goederen;
      de uit de goederen verwachte winst;
      (het loon van de bemanning);
      de winst op de bevrachting;
      het makelaarsloon en het commissieloon op aankoop, verkoop en consignatie;
      de geldsommen voor en tijdens de reis besteed ten behoeve van het schip en van de verzending van de goederen;
      in het algemeen, alle op geld waardeerbare zaken of waarden die aan scheepvaartrisico onderhevig zijn, onverminderd de bepalingen (van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, in zoverre zij betrekking heeft op de persoonsverzekeringen.

      Art. 277. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> De bepalingen van titel VI zijn van overeenkomstige toepassing op de binnenvaartverzekering.

      Art. 278. <W 1997-10-21/30, art. 2, 012; En vigueur : 07-12-1997> Titel VII betreffende de aanvaring, titel VIII betreffende hulp en berging, de leden 1, 2, 3 en 4 van artikel 270, zijn van overeenkomstige toepassing.

      Art. 279. (Opgeheven) <W 28-11-1928 (II), art. 5>
    (opgeheven) <W 1997-08-08/80, art. 149, 008-011; En vigueur : 01-01-1998>
      (NOTA : Dit boek III van het Wetboek van Koophandel werd volledig vervangen door de Wet van 18 april 1851 en daarna opgeheven door de Faillissementswet.)
      (Voor de autonome Tekst : 1997-08-08/80)
    (Boek IV opgeheven) <W 1967-10-10/34, art. 2-8, 14°>
      (NOTA : het boek IV werd door de gerechtelijke Wetboek opgeheven. De bepalingen betreffende de rechtbanken van koophandel werden in de gerechtelijke Wetboek opgenomen.)