194_04_00_01_00_rev2018_v04_WIB_art_194quater

Datum :
25-12-2017
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Codes and legislation
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Artikel 194quater, WIB 92 (inkomsten 2018). Artikel 194quater, WIB 92 (inkomsten 2018). Art. 194quater, § 1, treedt in werking op 01.01.2018 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Artikel 194quater, WIB 92 (inkomsten 2018)
Artikel 194quater, WIB 92 (inkomsten 2018)
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Effective date : 01.01.2018
Document type : Codes and legislation
Title : Artikel 194quater, WIB 92 (inkomsten 2018)
Document date : 25/12/2017
Keywords : vennootschapsbelasting / belastbare grondslag in de Ven.B / vrijgestelde winst / investeringsreserve / vrijstellingsvoorwaarde
Document language : NL
Name : 194_04_00_01_00_rev2018_v04_WIB_art_194quater
Version : 1

 

Art. 194quater, § 1, treedt in werking op 01.01.2018 en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 (art. 31, 1°, en 86 A, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)

[Hoofdstuk 1, W 25.12.2017 (B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414) heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt en de omzetting van richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (art. 2, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]

[Elke wijziging die vanaf 26 juli 2017 aan de afsluitingsdatum van het boekjaar wordt aangebracht, blijft zonder uitwerking voor de toepassing van de in dit hoofdstuk bedoelde bepalingen (art. 86 D, W 25.12.2017 - B.S. 29.12.2017; Numac: 2017014414)]

 

[Historiek]

 

§ 1. De investeringsreserve die bij het verstrijken van een belastbaar tijdperk dat ten laatste afsluit op 30 december 2018 is aangelegd door vennootschappen die op grond van artikel 15, §§ 1 tot 6, van het Wetboek van vennootschappen, als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslagjaar dat verbonden is aan dat belastbare tijdperk, wordt niet als winst aangemerkt binnen de grenzen en onder de hierna gestelde voorwaarden.

§ 2. Het bedrag van de investeringsreserve wordt vrijgesteld tot beloop van 50 % van het gereserveerde belastbare resultaat van het belastbaar tijdperk, vóór aanleg van de investeringsreserve, en verminderd met:

1° de krachtens artikel 192 vrijgestelde meerwaarden op aandelen;

2° het gedeelte van de meerwaarde op in artikel 66 vermelde voertuigen dat niet in aanmerking wordt genomen krachtens artikel 24, derde lid;

3° de vermindering van het gestort kapitaal, berekend als gewogen gemiddelde van het belastbaar tijdperk tegenover het vorig belastbaar tijdperk waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten;

4° de vermeerdering van de vorderingen van de vennootschap, berekend zoals sub 3°, op de volgende natuurlijke personen:

- personen die aandelen bezitten van de vennootschap;

- personen die een opdracht of functies als vermeld in artikel 32, eerste lid, 1°, uitoefenen;

- de echtgenoot ervan of hun kinderen, wanneer die personen of hun echtgenoot het wettelijk genot van de inkomsten van die kinderen hebben.

Het gereserveerde belastbare resultaat welke, na vermindering, in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de investeringsreserve overeenkomstig het eerste lid, wordt beperkt tot 37.500 euro per belastbaar tijdperk.

De aldus berekende investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld indien en in zoverre de belaste reserves, vóór aanleg van de investeringsreserve, op het einde van het belastbaar tijdperk hoger zijn dan de belaste reserves op het einde van het vorig belastbaar tijdperk, waarin laatst het voordeel van het aanleggen van een investeringsreserve werd genoten.

De investeringsreserve wordt slechts vrijgesteld voorzover voldaan is aan de voorwaarden als vermeld in artikel 190.

§ 3. Een bedrag gelijk aan de investeringsreserve moet door de vennootschap worden geïnvesteerd:

a) in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die recht kunnen geven op het voordeel van de investeringsaftrek;

b) binnen een termijn van drie jaar die aanvangt op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarvoor de investeringsreserve is aangelegd, en ten laatste bij de ontbinding van de vennootschap.

De vaste activa die als herbelegging in aanmerking worden genomen krachtens artikel 47, worden voor de toepassing van het vorige lid uitgesloten als investering.

§ 4. Indien niet wordt geïnvesteerd op de wijze en binnen de termijn gesteld in § 3 wordt de voorheen vrijgestelde investeringsreserve aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de investeringstermijn verstreken is.

De voorheen vrijgestelde investeringsreserve wordt aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de in § 3 in aanmerking genomen investering, wordt vervreemd, wanneer die investering op het ogenblik van de vervreemding minder dan drie jaar in de vennootschap is belegd, en zulks, naar verhouding tot de nog niet aangenomen afschrijvingen op die investering. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de vervreemding geschiedt naar aanleiding van een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis.

§ 5. Om het voordeel van de investeringsreserve te rechtvaardigen moet de vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting een opgave voegen waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld, voor het aanslagjaar waarvoor de reserve wordt aangelegd en de erop volgende aanslagjaren tot wanneer de investering moet zijn verricht.

§ 6. De Koning bepaalt de investeringsmodaliteiten als vermeld in § 3, in geval van inbreng van een tak van werkzaamheid of een bedrijfsafdeling of van een algemeenheid van goederen als vermeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, en ingeval van fusie of splitsing als vermeld in artikel 211, § 1.

De Koning kan, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit, een bedrag vaststellen dat hoger is dan 37.500 euro.