Arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.03.1993

Datum :
26-03-1993
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
3 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Belgian justice
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Afschrijvingen,Bepaling waarde grond en waarde gebouw

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.03.1993
Arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.03.1993
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.03.1993
Tax year : 2005
Document date : 26/03/1993
Document language : NL
Modification date : 15/11/2006 14:37:57
Name : B 93/29
Version : 1
Court : appeal

ARREST B 93/29


Arrest van het Hof van Beroep te Brussel dd. 26.03.1993



FJF 93/219

Afschrijvingen - Bepaling waarde grond en waarde gebouw

    De verdeling binnen de aangschaffingsprijs voor de berekening van de afschrijving tussen de prijs van de grond en deze van de gebouwen, wordt niet bekomen door van de werkelijke verkoopprijs de geschatte waarde van één van deze elementen af te trekken, maar deze verdeling dient te gebeuren aan de hand van een schatting waarbij terzelfder tijd de waarde van de grond en van de gebouwen wordt geschat.



Voorzittend raadsheer: dhr. Delvoie

Raadsheren: dhr. Van Herck, dhr. Maffei

Advocaten: mr. Lindemans, mr. Van Helshoecht



N.V. I.

tegen

de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën



F.V. 219/85



Gezien:

-- het tussenarrest van deze kamer van het hof, anders samengesteld, dd. 14 maart 1989;



F.V. 564/89



Gezien:

-- de fiscale voorziening, tesamen met de aanzegging ervan, neergelegd ter griffie van het hof op 20 december 1989 en gericht tegen de directoriale beslissing van 24 oktober 1989, aan de belastingplichtige betekend op 23 november 1989, waarbij diens bezwaar werd afgewezen, ingediend tegen de aanslag in de vennootschapsbelasting, gevestigd onder kohiernummer 8.831.015 voor het aanslagjaar 1977;



Overwegende dat de fiscale voorziening in de zaak 564/89 ontvankelijk is;

Overwegende dat de belasting gevestigd werd overeenkomstig de aanslagprocedure voorzien in artikel 251 WIB;



Overwegende dat beide betwistingen samenhangen en meer bepaald de betwisting in de zaak 564/89 voor een vorig aanslagjaar (1977) precies dezelfde betwisting betreft dan deze waarvoor in de zaak 219/85 met betrekking tot de twee volgende aanslagjaren (1978 en 1979) een tussenarrest geveld werd en een deskundige aangesteld, zodat niets er zich tegen verzet in te gaan op het verzoek van partijen, beide zaken, ondanks het tussenarrest en het deskundig verslag in de zaak 219/85, samen te voegen;

Overwegende dat partijen te dezen verklaarden het gezag van gewijsde van het tussenarrest in de zaak 219/85 te aanvaarden in de zaak 564/89;



Overwegende dat de betwisting betrekking heeft op de afschrijving ten titel van bedrijfslasten, van industriële gebouwen, in 1976 aangekocht voor de prijs van 26.666.667 frank; dat verzoekster hiervan 22.414.399 frank, zijnde 84,054%, wenst af te schrijven als aankoopprijs van de gebouwen en 4.252.267 frank, zijnde 15,946%, beschouwt als (niet afschrijfbare) aankoopprijs van de grond;

Overwegende dat de administratie daar een door het bestuur van registratie en domeinen geschatte grondwaarde van 10.000.000 frank tegenoverstelde en slechts het saldo van de verkoopprijs, te weten 16.666.667 frank, als afschrijfbaar aanvaardt;

Overwegende dat het tussenarrest waarvan gewag, onder verwijzing naar het bepaalde in de artikelen 48, eerste lid en 45, 4° WIB, besliste dat de verdeling, binnen de aanschaffingsprijs, tussen de prijs van de grond en deze van de gebouwen, niet bekomen wordt door van de werkelijke verkoopprijs de geschatte waarde van één van deze elementen, met name deze van de grond, af te trekken (wat de door de administratie voorgestelde methode was), maar dat daarentegen de verdeling dient te gebeuren aan de hand van een schatting waarbij terzelfder tijd de waarde van de grond en deze van de gebouwen wordt geschat;

Overwegende dat het tussenarrest een deskundige aanstelde om tot deze dubbele schatting over te gaan;

Overwegende dat de deskundige de waarde van de gebouwen op de datum van de aankoop schat op 35.750.000 frank en deze van de grond op 6.600.000 (in feite slaat de schatting op het volledig commercieel complex, waarvan verzoekster slechts de eigendomsrechten ten belope van de 2/3 aankocht);

Overwegende dat niet betwist wordt dat deze schattingswaarde een procentuele verdeling tussen gebouwen en grond geeft van 84.416% voor de gebouwen en 15.584% voor de grond, verhouding die praktisch identiek is als deze voorgesteld door verzoekster;

Overwegende dat op grond van hetgeen door het tussenarrest beslist werd, geen van de partijen in de huidige stand van de procedure nog vermag voor te houden dat een andere verdeelsleutel kan worden toegepast op de werkelijke aankoopprijs, dan deze die blijkt uit de verhouding tussen de geschatte waarde van de grond en de geschatte waarde van de gebouwen;

Overwegende dat uit het op zichzelf door geen van de partijen betwiste deskundigenverslag blijkt dat deze verhouding overeenstemt met deze door verzoekster aangevoerd ter staving van de door haar gevoerde betwisting in bezwaar en voor het hof; dat de administratie haar conclusies na tussenarrest weliswaar formuleert `onder alle voorbehoud, onder meer wat betreft de schending van de artikelen 973 en 979 Ger. W.', maar dit voorbehoud niet nader uitwerkt in concrete middelen;

Overwegende dat uit een en ander voortvloeit dat de fiscale voorzieningen gegrond zijn in de mate dat ze betrekking hebben op de verdeling van de totale aankoopprijs tussen gebouwen en grond; dat hieruit terzelfdertijd voortvloeit dat, nu de vraag tot herziening van de afschrijving van bijkomende kosten slechts gebeurde in de optiek van een wijziging, door de administratie van het fiscale resultaat waarop de door verzoekster oorspronkelijk genomen optie steunde en nu dit resultaat niet gewijzigd wordt, het verzoek zonder voorwerp is;



Om deze redenen,

Het Hof,

Rechtsprekend na tegenspraak;

Gelet op artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;

Gehoord in openbare terechtzitting voorzittend raadsheer G. Delvoie in zijn verslag;

Voegt de zaken ingeschreven in de fiscale rol onder nummers 219/85 en 564/89 samen;

Het tussenarrest dd. 14 maart 1989 verder uitwerkend:

Verklaart de voorziening in de zaak 564/89 eveneens ontvankelijk;

Verklaart de voorzieningen gegrond;

Beveelt de ontlasting van de litigieuze aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de aanslagjaren 1977, 1978 en 1979 in de mate dat ze geen rekening hielden met bedrijfslasten bepaald op de afschrijfbare aanschafprijs van de gebouwen te T. ten bedrage van 22.414.399 frank;

Veroordeelt de Belgische Staat tot terugbetaling van alle bedragen die teveel werden geïnd in uitvoering van de aldus gedeeltelijk ontlaste aanslagen;

Veroordeelt de Belgische Staat tot de kosten van beide voorzieningen, met inbegrip van de kosten van het deskundig verslag.