Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 20.06.2000

Datum :
20-06-2000
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
3 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Belgian justice
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Impôt personnes physiques,IPP,Procédure,Appel,Délai appel,Habitant royaume,Question fait

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 20.06.2000
Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 20.06.2000
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 20.06.2000
Tax year : 2005
Document date : 20/06/2000
Document language : FR
Name : A 00/6
Version : 1
Court : appeal

ARRET A 00/6


Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 20.06.2000



Le Courrier Fiscal 2000/386

Impôt personnes physiques - IPP - Procédure - Appel - Délai appel - Habitant royaume - Question fait

    Dès lors que la décision attaquée a été envoyée à l'adresse que le requérant avait indiquée dans sa réclamation et que celui-ci n'avait fait état d'aucune autre adresse, la Cour estime que cette décision a été envoyée à la bonne adresse. Par ailleurs, le requérant conteste également la date de la signification de cette décision. A cet égard, la Cour confirme que là, la charge de la preuve incombe à l'Administration. Comme la date de remise de la décision à la poste ne correspond pas à la date de présentation au contribuable, et étant donné que l'Administration ne démontre pas à quelle date la décision a été présentée au requérant, la Cour déclare le recours de ce dernier recevable. Quant au fond, le litige porte sur la qualité d'habitant du Royaume du requérant. Sur ce point, juge la Cour, un séjour temporaire en Belgique, fût-il régulier, n'implique pas que le requérant, qui réside en Espagne, y paie des impôts et n'a jamais été assujetti à l'impôt des personnes physiques en Belgique entre 1987 et aujourd'hui, soit un habitant du Royaume. Au contraire, poursuit la Cour, des éléments connus et contrôlables indiquent qu'il séjourne de façon plutôt durable en Espagne et que l'Administration fiscale l'a en outre considéré comme un non-résident. La possession d'un véhicule belge et la disposition d'un usufruit sur une habitation sise en Belgique ne sont pas en soi, selon la Cour, des éléments qui permettent de conclure que le requérant est un habitant du Royaume. La Cour en conclut que le requérant ne peut dès lors pas être soumis à l'impôt des personnes physiques et déclare son recours en appel fondé.



Zesde kamer

Voorzitter: Dhr. R. Thys
Raadsheren: Mevr. A. Winants, Mevr. D. Wouters
Griffier: Dhr. A. van Lint
Partij: Thiron Johannes t. De Belgische Staat

Gelet op de aanslag in de personenbelasting, gemeente Antwerpen:

- aanslagjaar 1990 - artikel 2718626 d.d. van 5.6.1992;

Gelet op het bezwaarschrift tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur op 30.6.1992;

Gelet op de bestreden beslissing genomen door de gedelegeerde ambtenaar van de gewestelijke directeur van de directe belastingen te Antwerpen op 13.3.1996 en op diezelfde datum ten postkantore neergelegd met het oog op aangetekende verzending waardoor de bezwaren werden afgewezen;

Gelet op het verzoekschrift tot voorziening ingediend ter griffie van dit Hof op 13.5.1996 samen met het exploot van betekening d.d. 10.5.1996;

Overwegende dat het Hof naar de bestreden beslissing verwijst in zoverre de aanslagprocedure, de onderliggende feiten en de bezwaren worden toegelicht;

Overwegende dat verweerder de niet ontvankelijkheid van de voorziening inroept wegens laattijdigheid nu de directoriale beslissing aangetekend zou zijn verzonden op 13.3.1996 zodat de vervaltermijn van veertig dagen verstreek op 16.4.1996 terwijl de voorziening betekend werd op 10.5.1996;

Overwegende dat eiser voorhoudt slechts kennis te hebben genomen van de bestreden beslissing op 16.4.1996 nu deze beslissing aan een verkeerd adres werd verzonden namelijk Montemar A 29 Benisa-Alicante in de plaats van Montemar 14;

Overwegende dat de directoriale beslissing verzonden werd naar het adres dat eiser zelf in zijn bezwaarschrift had opgegeven en hij hangende de bezwaarprocedure geen opgave heeft gedaan van enig ander adres;

Dat de bestreden beslissing dan ook aan het juiste adres werd verzonden;

Dat evenwel de vervaltermijn van 40 dagen om een voorziening in te stellen begint te lopen vanaf de kennisgeving van de bestreden beslissing en eiser kennelijk ook deze datum betwist;

Dat de kennisgeving geschiedt door aanbieding der beslissing aan de betrokkene en het bewijs van de datum der aanbieding door verweerder dient geleverd te worden;

Dat de datum van afgifte der beslissing aan het postkantoor niet samenvalt met de datum van aanbieding aan de belastingplichtige en verweerder niet aantoont op welke datum de directoriale beslissing aan eiser werd aangeboden zodat diens voorziening gelet op de door hem aangegeven datum van 16.4.1996 ontvankelijk is;

Overwegende dat eiser geen aangifte indiende in de personenbelasting en de bestreden aanslag van ambtswege werd gevestigd op grond van een belastbaar inkomen van 13.803.869 F. te belasten als netto-winst te verhogen met 50%;

Dat deze aanslag gevestigd werd na verzending van een kennisgeving van aanslag van ambtswege die in de aanhef vermeldde dat eiser overeenkomstig artikel 3 Wetboek van de Inkomstenbelastingen als rijksinwoner moest beschouwd worden;

Overwegende dat eiser in bezwaar ging en volgende grieven inriep:

- ontbreken van hoedanigheid van rijksinwoner; - ontbreken van inkomsten behaald in België; - de taxaties missen elke grond en zijn gesteund op loutere veronderstellingen; - onterecht opgelegde belastingverhoging;

Dat gelet op de afwijzende directoriale beslissing deze bezwaren in het verzoekschrift tot voorziening worden gehandhaafd;

Dat in de ruim buiten de termijn van zestig dagen neergelegde conclusies eiser tevens de nietigheid der aanslag inroept op grond van het feit dat de kennisgeving van aanslag van ambtswege d d 7.11.1991 naar een verkeerd adres zou zijn gestuurd;

Overwegende dat deze grief die wel de schending van een procedurevorm betreft laattijdig wordt ingeroepen en derhalve niet door het Hof mag beoordeeld worden;

Overwegende dat eiser in zijn conclusies uitsluitend zijn grief met betrekking tot het rijksinwonerschap ontwikkelt en hij ter zitting verklaarde enkel deze grief staande te houden;

Overwegende dat artikel 3 Wetboek van de Inkomstenbelastingen bepaalt dat aan de personenbelasting zijn onderworpen de rijksinwoners dit wil zeggen de natuurlijke personen die in België hun woonplaats of zetel van fortuin hebben gevestigd;

Dat onder "zetel van fortuin" dient begrepen te worden het centrum van de zakelijke bezigheden en/of patrimoniale belangen en onder (fiscale)woonplaats de plaats van daadwerkelijk verblijf gekenmerkt door een zekere standvastigheid en waar het gezins- en sociaal leven is gevestigd;

Dat het rijksinwonerschap derhalve een onderzoek van feitelijke gegevens veronderstelt;

Dat eiser in 1986 werd afgeschreven uit de bevolkingsregisters van België en zich in Spanje gevestigd heeft en daar een domicilie heeft;

Dat hij in Spanje onderworpen is aan een belastingregime en met uitzondering van onderhavig aanslagjaar sedert zijn vertrek naar Spanje nooit werd onderworpen aan de personenbelasting in België;

Dat niet wordt betwist dat hij het merendeel van het jaar in Spanje verblijft en hij wanneer aanwezig in België bij zijn vriendin verblijft die samen met hem een appartement huurt in Antwerpen;

Dat volgens de beschikbare gegevens de huurgelden en aanverwante kosten betaald worden door zijn vriendin;

Dat hij in België een personenwagen aankocht ingeschreven op zijn naam en hij tevens het vruchtgebruik heeft van een weekendhuisje in België;

Dat eiser kennelijk niet over een bankrekening in België beschikt en hij sedert jaren niet meer wordt opgeroepen om zijn kiesverplichtingen uit te voeren;

Dat eiser geen beroepsactiviteiten ontwikkelt in België;

Overwegende dat een tijdelijk verblijf in België weze dit op regelmatige basis niet impliceert dat eiser die in Spanje woonachtig is, daar belastingen betaalt en tussen 1987 en nu (behalve wat dit aanslagjaar betreft) nooit werd onderworpen aan de personenbelasting in België, een rijksinwoner is;

Dat integendeel de gekende en controleerbare gegevens uitwijzen dat hij op eerder bestendige wijze in Spanje verblijft en door de belastingadministratie bovendien als niet rijksinwoner werd beschouwd;

Dat het bezit van een Belgisch voertuig en het beschikken over een vruchtgebruik van een woning in België op zich geen elementen zijn die in acht genomen de andere vaststellingen toelaten te besluiten dat eiser een rijksinwoner is;

Dat de beschikbare elementen in casu aantonen dat eiser geen rijksinwoner is en hij derhalve niet kan onderworpen worden aan de personenbelasting;

Dat de voorziening dan ook gegrond is;

OM DEZE REDENEN,

HET HOF,

recht doende op tegenspraak:

Gelet op artikel 24bis van de wet van 15 juni 1935;

Gehoord in openbare zitting het verslag van raadsheer A. Winants;

Verklaart de voorziening ontvankelijk en gegrond;

Bevestigt de bestreden beslissing en opnieuw recht doende, doet de bestreden aanslag te niet;

Beveelt de teruggave van de onterecht geïnde bedragen meer de moratoriumintresten op de belastingen;

Verwijst verweerder in de kosten, begroot aan de zijde van eiser op: (orig. + kopie: 324 + rollen: 152) = 476 fr.