Arrêt de la Cour d?appel d?Anvers dd. 19.04.2016

Datum :
19-04-2016
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
8 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Belgian justice
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Impôt sur les revenus ? Procédure- Cotisation subsidiaire

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d’appel d’Anvers dd. 19.04.2016
Arrêt de la Cour d’appel d’Anvers dd. 19.04.2016
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d’appel d’Anvers dd. 19.04.2016
Tax year : 2016
Document date : 19/04/2016
Keywords : cotisation subsidiaire / taxation d'office / avis de rectification / notification d'imposition d'office
Decision : favorable
Document language : FR
Name : Arrêt de la Cour d’appel d’Anvers dd. 19.04.2016
Version : 1
Court : firstAuthority/Antwerpen_firstAuthority

 

Arrêt de la Cour d’appel d’Anvers dd. 19.04.2016

 

Impôt sur les revenus – Procédure- Cotisation subsidiaire

 

Résumé

Dans le cadre de l’article 356, CIR92, il n’existe aucune obligation légale d’envoyer un avis de rectification/notification d’imposition d’office.

L’ avis de rectification de la déclaration et la notification d’imposition d’office ont pour objectif essentiel de garantir les droits de la défense et de donner au contribuable la possibilité de faire valoir son point de vue au sujet du contenu et de l’établissement des cotisations, ce qui lui est accordé dans le cadre du litige judiciaire portant sur la cotisation subsidiaire.

La cotisation subsidiaire n’est en outre régulière et recouvrable qu’en exécution de la décision judiciaire.  Les droits de la défense sont au moins aussi bien garantis par l’intervention du juge que dans la procédure de réclamation administrative où un directeur régional se penche sur les griefs.

Dans la mesure où l’envoi d’un avis de rectification/notification d’imposition d’office n’est une formalité substantielle que dans la phase de taxation, le défaut d’un nouvel avis de rectification/notification d’imposition d’office lors de la soumission au juge d’une cotisation subsidiaire, n’est pas susceptible d’entraîner la nullité de cette cotisation subsidiaire.

 

Texte complet

 

Hof van Beroep Antwerpen

 

19.04.2016

 

2014/AR/2318

 

 

E. I., wonende te …

eiser in hoger beroep,

 

Eiser in hoger beroep verschijnt niet, noch iemand voor hem.

 

tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen van 6 juni 2014

 

tegen

 

DE BELGISCHE STAAT, Federale Overheidsdienst Financiën, 1000 BRUSSEL, Wetstraat 12, in de persoon van de Minister van Financiën, met kantoor te 2000 ANTWERPEN, Italiëlei 4 bus 2

verweerder in hoger beroep,

 

vertegenwoordigd door Mr. D. A., advocaat te …

 

Gelet op de door de wet vereiste processtukken in behoorlijke vorm overgelegd waaronder het bestreden vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen van 6 juni 2014, waarvan geen akte van betekening wordt voorgelegd, alsmede het verzoekschrift tot hoger beroep neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Antwerpen op 1 september 2014, waarbij een naar vorm en termijn regelmatig en ontvankelijk hoger beroep wordt ingesteld.

 

 

1.         Voorafgaande feiten en procedure

 

 

1.1.      Voorwerp van de betwisting.

 

De betwisting heeft betrekking op de subsidiaire aanslag in de personenbelasting voor aanslagjaar 2010, kohierartikel …, voor een te betalen bedrag van … euro.

 

 

1.2.      Administratieve fase.

 

Eiser in hoger beroep diende voor aanslagjaar 2010 blijkbaar een tijdige en geldige aangifte in de personenbelasting in.

 

Bij bericht van wijziging van 12 januari 2011 deelde de belastingadministratie aan eiser in hoger beroep mee de inkomsten en andere gegevens te moeten wijzigen die eiser in hoger beroep in zijn aangifte voor aanslagjaar 2010 had vermeld of schriftelijk had erkend. De belastingadministratie maakte toepassing van artikel 341 WIB 92 en stelde dat er een indiciair tekort was van … euro als volgt berekend:

"Uitgaven" … euro (… euro evolutie rekening-courant in de BVBA M. en … euro levensonderhoud bestaansminimum) en "Ontvangsten" … euro (bezoldiging bedrijfsleider … euro). Tevens werd een belastingverhoging van 10% aangekondigd wegens het indienen van een onjuiste aangifte, 1ste overtreding, zonder opzet de belasting te ontduiken.

 

Het bericht van wijziging kwam terug met de vermelding niet afgehaald.

 

Er werd niet geantwoord op het bericht van wijziging binnen de door de wet gestelde termijn.

 

Bij kennisgeving van aanslag van ambtswege van 22 februari 2011 liet de belastingadministratie aan eiser in hoger beroep weten de aanslag krachtens artikel 351 WIB 92 ambtshalve te vestigen op het bedrag van de belastbare inkomsten die zij kon vermoeden op grond van de gegevens waarover zij beschikte. De belastbare inkomsten werden vastgesteld zoals vermeld in het bericht van wijziging van 12 januari 2011 waarvan kopie in bijlage gevoegd werd.

 

De aanslag voor aanslagjaar 2010, kohierartikel …, voor een te betalen bedrag van … euro werd gevestigd op 28 maart 2011.

 

Door de gevolmachtigde van eiser in hoger beroep werd er bij schrijven van 06 mei 2011, ontvangen bij de belastingadministratie op 10 mei 2011, bezwaar ingediend.

 

Bij directorale beslissing van 05 september 2011 werd het bezwaarschrift gedeeltelijk ingewilligd en werd rekening gehouden met … euro betaalde sociale bijdragen, voor het overige werd het bezwaarschrift afgewezen.

 

 

1.3.      Procedure voor de eerste rechter.

 

Bij verzoekschrift op tegenspraak neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 28 november 2011 werd een vordering in rechte ingesteld teneinde de vernietiging te bekomen van de aanslag in de personenbelasting aanslagjaar 2010, kohierartikel ….

 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen van 19 april 2013 werd de vordering van eiser in hoger beroep toelaatbaar en als volgt gegrond verklaard. De bestreden aanslag werd vernietigd en er werd voor recht gezegd dat de zaak overeenkomstig artikel 356 WIB 92 gedurende een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de uitspraak van het vonnis ingeschreven bleef op de rol teneinde de administratie toe te laten een subsidiaire aanslag aan het oordeel van de rechtbank te onderwerpen. De uitspraak over de kosten werd aangehouden.

 

De rechtbank oordeelde dat de toename van de creditstand van de lopende rekening in de BVBA M. ten bedrage van … euro een geldige indicie kan zijn, doch zulks slechts het geval is wanneer eiser in hoger beroep effectief een betaling ten gunste van de vennootschap heeft verricht, feit waarvan het bewijs voor slechts … euro voorligt gezien eiser in hoger beroep voor de aankoop van een onroerend goed door de BVBA M. een bedrag van … euro heeft betaald.

 

De rechtbank oordeelde verder dat de kost voor levensonderhoud op willekeurige wijze werd vastgesteld zodat de aanslag willekeurig was en aldus diende vernietigd te worden.

 

De belastingadministratie stuurde in het kader van de procedure van voorlegging van een subsidiaire aanslag overeenkomstig artikel 356 WIB 92 ingevolge het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 19 april 2013 een bericht van wijziging dd. 22 juli 2013. De belastingadministratie maakte toepassing van artikel 341 WIB 92 en bepaalde het indiciair tekort op … euro als volgt: "Uitgaven" … euro (… euro evolutie rekening courant in de BVBA M. namelijk de aankoop van een onroerend goed door de BVBA M. waarvoor de heer E. A. een bedrag van … euro heeft betaald) en "Ontvangsten" … euro. Er werd een belastingverhoging van 10% aangekondigd wegens het indienen van een onjuiste aangifte, eerste overtreding zonder opzet de belasting te ontduiken.

 

Het bericht van wijziging werd niet afgehaald bij de post en bij gewone zending opnieuw verstuurd.

 

Bij conclusie na tussenvonnis, neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen op 27 september 2013, werd een subsidiaire aanslag, opgenomen in het kohier van de gemeente Antwerpen onder artikelnummer … overeenkomstig artikel 356 WIB 92, voorgelegd teneinde deze geldig en invorderbaar te horen verklaren.

 

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen van 06 juni 2014 werd de subsidiaire aanslag in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2010, kohierartikel …, geldig en invorderbaar verklaard. Eiser in hoger beroep en verweerder in hoger beroep werden ieder tot de helft van de kosten van het geding veroordeeld door eiser in hoger beroep begroot op … euro rechtsplegingsvergoeding en door de rechtbank ambtshalve vereffend op de helft van … euro rechtsplegingsvergoeding zijnde … euro en door verweerder in hoger beroep niet begroot en derhalve door de rechtbank niet vereffend.

 

De eerste rechter oordeelde dat de toename van … euro van de credit van de rekening-courant van eiser in hoger beroep in de BVBA M. ongetwijfeld een geldige indicie is, zeker in de mate eiser in hoger beroep effectief een betaling van deze vennootschap heeft verricht (vgl. Cass. 20 maart 2014 inzake rolnummer F.13.0089.N).

 

Verder oordeelde de eerste rechter: "De accountant van eiser heeft in het bezwaarschrift uitdrukkelijk erkend dat de BVBA M. in het jaar 2009 een vastgoed heeft aangekocht, doch zelf niet over voldoende financiële middelen beschikte om de aankoop te betalen, zodat eiser voor deze aankoop van zijn privé-bankrekening een overschrijving heeft gedaan naar de notaris voor een bedrag van … EUR zoals duidelijk blijkt uit het door hem bijgevoegde bankuittreksel.

 

Bijgevolg staat het dan ook ontegensprekelijk vast dat voornoemde toename voor een bedrag van minstens … EUR toe te schrijven is aan een effectieve betaling door eiser ten gunste van de BVBA M..

 

Het weerhouden van dit bedrag van … EUR als een te verantwoorden evolutie op de rekening-courant is dan ook ongetwijfeld gesteund op werkelijke en vaststaande gegevens.

 

Het is dan ook bewezen dat de tekenen en indiciën voldoende vaststaand zijn zodat terecht een indiciair tekort van … EUR wordt weerhouden.

 

Een indiciair tekort impliceert een onjuiste aangifte zodat eveneens terecht een belastingverhoging van 10% wordt toegepast (vergelijk Cass. 17 september 1998, Arr.Cass. 1998, 407 en Cass. 15 oktober 1998, Arr. Cass., 1998, 446)."

 

Tegen dit vonnis heeft eiser in hoger beroep bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het hof op 01 september 2014, hoger beroep ingesteld.

 

 

1.4.      Procedure voor het hof van beroep.

 

Eiser in hoger beroep vordert:

-       het hoger beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

-       derhalve het vonnis van de 1F kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen dd. 6 juni 2014, rolnummer … integraal te hervormen;

-       derhalve de aangevochten directoriale beslissing van 05 september 2011 te vernietigen minstens te ontlasten en opnieuw rechtdoende het ingediende bezwaarschrift dd. 01 mei 2011 ontvankelijk en gegrond te verklaren;

-       bijgevolg de aanslag in de personenbelasting met betrekking tot het aanslagjaar 2010 te vernietigen, minstens de passende ontheffingen toe te staan en de Belgische Staat te veroordelen om aan eiser in hoger beroep terug te betalen alle uit hoofde van kwestieuze aanslag ten onrechte betaalde of ingehouden sommen, te verhogen met de moratoriuminteresten overeenkomstig artikel 418 WIB 92;

-       verweerder in hoger beroep te veroordelen in de kosten van het geding langs zijde van eiser in hoger beroep geraamd op de RPV ad … EUR (standaardtarief schijf van … tot … EUR)onder voorbehoud van indexering tijdens de procedure.

 

Verweerder in hoger beroep besluit tot de toelaatbaarheid doch ongegrondheid van het hoger beroep en eiser in hoger beroep te veroordelen tot een rechtsplegingsvergoeding van … EUR hoger beroep.

 

Ofschoon regelmatig opgeroepen ter zitting van 14 maart 2016 verschijnt eiser in hoger beroep niet noch iemand voor hem.

 

De raadsman van verweerder in hoger beroep vordert ter zitting van 14 maart 2016 toepassing van art. 747 Ger.W. ten aanzien van eiser in hoger beroep.

 

 

2.         Bespreking

 

Door eiser in hoger beroep werd enkel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen afdeling Antwerpen van 06 juni 2014 en niet tegen het tussenvonnis van 19 april 2013, waarbij de bestreden aanslag in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2010, kohierartikel … reeds werd vernietigd.

 

Het hof kan hierover niet meer opnieuw oordelen zonder het gezag van gewijsde van voormeld tussenvonnis van 19 april 2013 te schenden.

 

Bovendien heeft eiser in hoger beroep ook thans geen belang meer om de vernietiging te vorderen van voormelde aanslag in de personenbelasting voor aanslagjaar 2010, kohierartikel …, noch om de vernietiging te vorderen van de directorale beslissing van 05 september 2011.

 

Het voorwerp van huidige betwisting en het debat is beperkt tot de subsidiaire aanslag in de personenbelasting kohierartikel … die ter goedkeuring wordt voorgelegd.

 

In de mate het hoger beroep van eiser in hoger beroep thans strekt tot vernietiging van de oorspronkelijke aanslag in de personenbelasting aanslagjaar 2010, kohierartikel … en de directorale beslissing van 05 september 2011 is deze ontoelaatbaar.

 

In de mate de argumentatie van eiser in hoger beroep betrekking heeft op voormelde aanslag in de personenbelasting aanslagjaar 2010, kohierartikel … en de directorale beslissing van 05 september 2011, zal het hof hierop dan ook niet verder ingaan.

 

 

2.1       Motivering bericht van wijziging?.

 

Vooreerst merkt het hof op dat er desbetreffende door eiser in hoger beroep slechts algemene beschouwingen worden gegeven zonder dat dit in concreto wordt getoetst.

 

Het is het hof dan ook onduidelijk over welk bericht van wijziging eiser in hoger beroep het heeft. In de mate dit argument betrekking heeft op het oorspronkelijk bericht van wijziging voorafgaandelijk aan het vestigen van de bij tussenvonnis van 19 april 2013 reeds vernietigde aanslag in de personenbelasting 2010, kohierartikel …, zal het hof hierop dan ook niet verder ingaan om de hoger reeds aangehaalde redenen.

 

Indien dit argument betrekking heeft op het bericht van wijziging dat het vestigen van de subsidiaire aanslag voorafgaat, is het hof van oordeel dat dit argument iedere feitelijke en juridische grondslag mist.

 

Uit artikel 356 WIB 92 dat ertoe strekt het voeren van een geheel nieuwe procedure te vermijden en door een versnelde procedure uitspraak te verkrijgen over de verschuldigdheid van de belasting, volgt dat de bevoegdheid van de administratie beperkt is tot het vestigen van de subsidiaire aanslag en de administratie er dus mee kan volstaan deze aanslag aan de rechter ter beoordeling voor te leggen (vgl. Cass. AR F.13.0150.N, 13 februari 2015, www.cass.be).

 

In het kader van artikel 356 WIB 92 is er geen wettelijke verplichting tot het versturen van een bericht van wijziging/kennisgeving van aanslag van ambtswege.

 

Het bericht van wijziging van de aangifte en de kennisgeving van de aanslag van ambtswege hebben in essentie te maken met het vrijwaren van de rechten van verdediging en om de belastingplichtigen de mogelijkheid te geven om een standpunt in te nemen omtrent de inhoud en de vestiging van de aanslagen, welke hem nu meer dan ooit wordt verleend binnen het gerechtelijk geschil over de subsidiaire aanslag.

 

De subsidiaire aanslag is bovendien maar geldig en invorderbaar door de uitvoering van de gerechtelijke beslissing. Door de tussenkomst van de rechter zijn de rechten van verdediging dan ook minstens even goed gevrijwaard als in de administratieve bezwaarprocedure waar een gewestelijk directeur zich over de grieven buigt.

In zoverre het verzenden van een bericht van wijziging/kennisgeving van aanslag van ambtswege slechts een substantiële formaliteit uitmaakt in de taxatiefase kan het ontbreken van een nieuw bericht van wijziging/kennisgeving van aanslag van ambtswege, bij het voorleggen van een subsidiaire aanslag, dan ook niet leiden tot de nietigheid van die subsidiaire aanslag (zie concl. THIJS, D. bij het cassatiearrest AR F.13.0150.N, 13 februari 2015, www.cass.be.)

 

Bijgevolg kan een eventuele gebrekkige motivering van het bericht van wijziging ook niet leiden dot de nietigheid van de subsidiaire aanslag.

 

 

2.2       Tekenen en indiciën.

 

Eiser in hoger beroep roept het willekeurig karakter in van de indiciaire afrekening.

 

Het hof treedt desbetreffende het standpunt van de eerste rechter bij zoals hierna weergegeven.

 

Krachtens art. 341 WIB 92 mag de administratie de belastbare grondslag ramen volgens tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten.

 

Het vermoeden van art. 341 WIB 92 kan altijd ingeroepen worden. Zowel voor rechtspersonen als voor natuurlijke personen mag de raming van de belastbare grondslag gedaan worden volgens tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten (art. 341 WIB 92).

 

De bewijslast van het bestaan en het bedrag van een hogere graad van gegoedheid berust bij de administratie der directe belastingen. Het betreft een weerlegbaar vermoeden van een hogere graad van gegoedheid dan die blijkt uit de aangegeven inkomsten. De administratie mag daarbij niet willekeurig te werk gaan.

 

Krachtens artikel 341 WIB 92 worden de uitgaven, bestedingen, investeringen en toenamen van vermogen vastgesteld tijdens een belastbaar tijdperk, die zijn aangemerkt als tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten, geacht, behoudens tegenbewijs door de belastingplichtige voort te komen van de belastbare inkomsten.

 

Eens de indiciën op wettige wijze zijn vastgesteld, heeft de belastingplichtige de verplichting om door positieve en controleerbare gegevens tegen dit weerlegbaar vermoeden het tegenbewijs te leveren onder meer door aan te tonen dat deze gegoedheid verantwoord kan worden door besparingen uit vorige belastbare tijdperken of het belastbaar tijdperk zelf, vermogensbezit, giften van derden of het bestaan van niet-belastbare inkomsten, teneinde de indiciaire taxatie af te wenden.

 

Als tekenen en indiciën waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven inkomsten, worden beschouwd de tijdens het belastbaar tijdperk vastgestelde uitgaven, beleggingen, investeringen en vermogensaangroei (vgl Cass. 26 april 2001, TFR, 2001, 1141).

 

Door verweerder in hoger beroep werd voor aanslagjaar 2010 in de subsidiaire aanslag een indiciair tekort weerhouden … euro.

 

De toename van … euro van het credit van de rekening-courant van eiser in hoger beroep in de BVBA M. is een geldige indicie.

 

Het betreft het bedrag dat eiser in hoger beroep had betaald ter aankoop van een onroerend goed door de BVBA M..

 

De accountant van eiser in hoger beroep heeft in het bezwaarschrift uitdrukkelijk erkend dat de BVBA M. in het jaar 2009 een vastgoed had aangekocht, doch zelf niet over voldoende financiële middelen beschikte om de aankoop te betalen, zodat eiser in hoger beroep voor deze aankoop van zijn privébankrekening een overschrijving heeft gedaan naar de notaris voor een bedrag van … euro, zoals duidelijk blijkt uit het door hem bijgevoegde bankuittrekstel.

 

Bijgevolg staat het vast dat voornoemde toename van de rekening-courant voor een bedrag van … euro toe te schrijven is aan een effectieve betaling door eiser in hoger beroep ten gunste van de BVBA M..

 

Het weerhouden van dit bedrag van … euro als een te verantwoorden evolutie op de rekening-courant is dan ook gesteund op werkelijke en vaststaande gegevens.

 

Terecht oordeelde de eerste rechter dat het te dezen bewezen is dat de tekenen en indiciën voldoende vaststaand zijn zodat terecht een indiciair tekort van … euro wordt weerhouden.

 

De aanvoeringen van eiser in hoger beroep gaan uit van een verkeerde veronderstelling en missen feitelijke grondslag.

 

 

2.3       Het tegenbewijs.

 

Aangezien verweerder in hoger beroep te dezen heeft aangetoond dat er een hogere graad van gegoedheid is, dient de belastingplichtige aan de hand van controleerbare gegevens het tegenbewijs te leveren onder meer door aan te tonen dat de gegoedheid verantwoord kan worden door besparingen uit vorige belastbare tijdperken of het belastbaar tijdperk zelf, door vermogensbezit, giften van derden of het bestaan van niet belastbare inkomsten in zijnen hoofde teneinde de indiciaire taxatie af te wenden.

 

Dit bewijs kan geleverd worden met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Het bewijs kan geleverd worden door feitelijke vermoedens zijnde gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens, indien het geheel van overeenstemmende omstandigheden de rechter toelaat te besluiten over het bestaan van het aangevoerde feit.

 

Er worden te dezen geen positieve en controleerbare gegevens bijgebracht.

 

Eiser in hoger beroep vermeldt in zijn inventaris gehecht aan de conclusies 4 stukken.

 

Het zouden stukken betreffen inzake het bestaan van de vennootschap A. F. C. A. G. T. BVBA, Contracten en opbrengsten A., Overschrijving B. B. naar I. rekening eiser in hoger beroep van … euro dd. 04 november 2009 en Overschrijvingsbewijs B. B. naar I. rekening eiser in hoger beroep van … euro dd. 05 juni 2009.

 

Eiser in hoger beroep legt voormelde stukken echter niet aan het hof voor.

 

Het blijkt geenszins dat deze in de inventaris vermelde stukken het bewijs zouden inhouden van een terzake dienend feit.

 

Er worden geen documenten waarmee het indiciair tekort kan worden afgewend voorgelegd.

 

Eiser in hoger beroep faalt in het op hem berustende tegenbewijs.

 

De vordering van eiser in hoger beroep is derhalve ongegrond.

 

 

2.4       Belastingverhoging.

 

Er werd een belastingverhoging van 10 % opgelegd wegens onjuiste aangifte zonder het opzet de belasting te ontduiken, eerste overtreding.

 

De belastingverhoging van 10% werd opgelegd overeenkomstig artikel 444 WIB 92 en artikel 226, B K.B.WIB 92 wegens het indienen van een onjuiste aangifte zonder het opzet om de belasting te ontduiken, eerste overtreding.

 

Aangezien verweerder in hoger beroep bewijst dat er te dezen een hogere graad van gegoedheid is, worden de aangegeven inkomsten geacht onjuist te zijn en kan een belastingverhoging voor onjuiste aangifte worden toegepast (vgl. Cass. 15 oktober 1998 TFR 1999, afl.168, 506 en Cass. 26 april 2002, Fiscoloog 2002 afl. 851, 11).

 

De indiciën brengen te dezen het bewijs met zich mee van niet-aangifte, zodat de toepassing van het wettelijk minimum zonder opzet te dezen terecht is.

 

Het hof is van oordeel dat de betrokken belastingverhoging opgelegd werd overeenkomstig art. 444 WIB 92 en bovendien is ze wettelijk, afdoende gemotiveerd en kennelijk evenredig met de gepleegde inbreuk en de ernst van de feiten.

 

 

2.5       De rechtsplegingsvergoeding.

 

Wat betreft de kosten van de procedure dient er rekening gehouden te worden met de inwerkingtreding van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van een advocaat (B.S. 31 mei 2007) en de onmiddellijke toepassing van deze wet op alle hangende gedingen vanaf 01 januari 2008.

 

Overeenkomstig art. 1017 Ger.W dient eiser in hoger beroep, de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten in hoger beroep gewezen te worden.

 

Partijen zijn het erover eens dat de rechtsplegingsvergoeding dient begroot op … euro.

 

 

3.         Beslissing.

 

Het hof beslist bij arrest op tegenspraak overeenkomstig artikel 747 §2 Ger.W.

 

De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik van de taal in gerechtszaken.

 

Het hof verklaart het hoger beroep van eiser in hoger beroep ontoelaatbaar in de mate het hoger beroep van eiser in hoger beroep thans nog strekt tot vernietiging van de oorspronkelijke aanslag in de personenbelasting aanslagjaar 2010, kohierartikel … en de directorale beslissing van 05 september 2011.

 

Het hof verklaart het hoger beroep van eiser in hoger beroep voor het overige toelaatbaar doch ongegrond.

 

Het hof bevestigt het bestreden vonnis in al zijn beschikkingen.

 

Het hof verwijst eiser in hoger beroep in de gedingkosten in hoger beroep, vereffend aan de zijde van de Belgische Staat op … euro rechtsplegingsvergoeding in hoger beroep.

 

Dit arrest werd uitgesproken in de openbare zitting van 19 april 2016 door …