Artikel 63/7, KB/WIB 92 (inkomsten 2017)

Datum :
22-05-2017
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Royal decrees
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

personenbelasting - pensioensparen - erkenning van de pensioenspaarfondsen

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Artikel 63/7, KB/WIB 92 (inkomsten 2017)
Artikel 63/7, KB/WIB 92 (inkomsten 2017)
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Effective date : 16.06.2017
Document type : Royal decrees
Title : Artikel 63/7, KB/WIB 92 (inkomsten 2017)
Document date : 22/05/2017
Keywords : personenbelasting / pensioensparen / erkenning van de pensioenspaarfondsen
Document language : NL
Name : Artikel 63/7, KB/WIB 92
Version : 1
Previous document   Next document   Show list of documents

Artikel 637, KB/WIB 92

(Art. 14516, 1°, WIB 92)

 

Art. 637, § 1 en 3, is van toepassing vanaf 16.06.2017 (art. 6, KB 22.05.2017 - B.S. 06.06.2017; Numac: 2017030371)

 

[Historiek]

 

§ 1. Het naleven van de verplichtingen bedoeld in artikel 14511, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt nagegaan op grond van de in § 2 bedoelde bescheiden die door de beheersvennootschap bij de Minister van Financiën worden ingediend uiterlijk één maand na het einde van ieder volledig kalenderkwartaal sedert de erkenning van het fonds, ondertekend door de leiders bedoeld in artikel 25, van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders en zonder enig voorbehoud gewaarmerkt door de in artikel 636, § 1, 7, bedoelde commissaris-revisor.

§ 2. De in § 1 bedoelde bescheiden worden gevormd door de gedetailleerde toestand van het fonds zoals die is opgesteld op het einde van de laatste bankwerkdag van iedere maand die deel uitmaakt van ieder kalenderkwartaal.

Die bescheiden geven de gedetailleerde samenstelling van het fonds op het einde van de maand, de waardering van respectievelijk elk element van het patrimonium en van het geheel van dit laatste overeenkomstig de in § 3 vermelde regels, enerzijds in kapitaal, anderzijds in inkomsten, evenals de netto inschrijvingen in kapitaal bij het fonds voor ieder van de drie voorgaande maanden.

§ 3. De methodes tot waardering van het patrimonium van het fonds moeten beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in B van onderafdeling I, Afdeling II, Hoofdstuk 3, Titel I, Boek I, deel II van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, in de afdelingen IV en V, van hoofdstuk II, van titel II van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging en moeten overeenstemmen met de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

Wanneer er voor een element van het patrimonium geen gereglementeerde liquide markt bestaat, moeten de in het eerste lid bedoelde methodes tot waardering in het bijzonder door een commissaris-revisor zijn aanvaard.

§ 4. De voorwaarden bedoeld in artikel 14511, van hetzelfde Wetboek worden nageleefd indien uit de in §§ 1 en 2 bedoelde bescheiden blijkt:

a) dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal:

- van de in het bezit zijnde investeringen die in een andere munt dan de euro uitgedrukt zijn, niet hoger is dan 20 pct van de refertewaarde van het fonds;

- van de in bezit zijnde activa die, binnen de grenzen en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 14511, 2°, van hetzelfde Wetboek, in obligaties en andere schuldinstrumenten die op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, in hypothecaire leningen en in gelddeposito's worden geïnvesteerd, niet hoger is dan 75 pct van de refertewaarde van het fonds;

- van de in bezit zijnde activa die, binnen de grenzen en overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 14511, 3°, van hetzelfde Wetboek, rechtstreeks in aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waarden worden geïnvesteerd, niet hoger is dan 75 pct van de refertewaarde van het fonds;

- van de tegoeden die in contanten op een rekening in euro of in een munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte bij een kredietinstelling die is erkend en wordt gecontroleerd door een toezichthoudende overheid van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, worden geïnvesteerd, niet hoger is dan 10 pct van de refertewaarde van het fonds;

b) dat de refertewaarde van het fonds die dient om de in a bedoelde coëfficiënten te meten, voor ieder kalenderkwartaal wordt bepaald door de gemiddelde waarde in kapitaal van het fonds te verminderen met een derde van de waarde in kapitaal van de netto inschrijvingen bij het fonds tijdens de derde maand die voorafgaat aan het kalenderkwartaal waarvoor de refertewaarde wordt berekend, met twee derde van de netto inschrijvingen tijdens de tweede maand die het betrokken kwartaal voorafgaat en met het totaal van dezelfde inschrijvingen tijdens de maand die hetzelfde kalenderkwartaal voorafgaat.