Décision anticipée n° 700.321 dd. 16.10.2007

Datum :
16-10-2007
Taal :
Frans
Grootte :
6 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Impôt des personnes physiques

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Décision anticipée n° 700.321 dd. 16.10.2007
Décision anticipée n° 700.321 dd. 16.10.2007
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Décision anticipée n° 700.321 dd. 16.10.2007
Tax year : 0
Document date : 16/10/2007
Keywords : Impôt des personnes physiques
Document language : FR
Name : 700.321

700.321

Décision anticipée n° 700.321 dd. 16.10.2007


   Impôt des personnes physiques
   Plus-value
   Plus-value sur actions
   Patrimoine privé
   Gestion normale du patrimoine privé


Résumé

La demande vise à obtenir une décision anticipée sur la question de savoir si l'apport prévu, à la valeur du marché, par M. X des actions qu'il détient dans la SPRL A et dans la SPRL B et par M. Y des actions qu'il détient dans la SPRL B dans la société holding SCRL C déjà existante, suivi d'une vente limitée d'actions de la SCRL C par M. X à M. Z, peut être considéré comme une opération de gestion normale d'un patrimoine privé comme stipulé à l'article 90, 1°, CIR 92.

Il a été décidé que l'opération envisagée ne peut être considérée comme spéculative et que, compte tenu les engagements des demandeurs, l'article 90, 1°, CIR 92 ne sera pas appliqué.

La décision est publiée uniquement dans la langue dans laquelle la demande a été introduite.

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen of de geplande inbreng tegen marktwaarde door dhr. X van de aandelen die hij bezit in de BVBA A en in de BVBA B en door dhr. Y van de aandelen die hij bezit in de BVBA B in de reeds bestaande holdingvennootschap CVBA C, gevolgd door een beperkte verkoop van aandelen van de CVBA C door dhr. X aan dhr. Z, als een normale verrichting van beheer van privé-vermogen als bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92 kan worden beschouwd.

II. Omschrijving van de verrichting

II.A. Beschrijving van de functies van de betrokken personen en de activiteiten en aandeelhoudersstructuur van de betrokken vennootschappen

2. Dhr. X is zaakvoerder in de voormelde drie vennootschappen en staat in voor het algemeen beleid. Dhr. Y is leidinggevend bediende en filiaalhouder van de BVBA B terwijl dhr. Z leidinggevend bediende en filiaalhouder is in de BVBA A.

3. De CVBA C heeft als hoofdactiviteit het nemen van participaties en deelnemingen in andere vennootschappen, en treedt aldus reeds op als holdingvennootschap.

4. De BVBA A en de BVBA B hebben dezelfde commerciële activiteiten, namelijk de uitbating van een winkel waarin dezelfde artikelen worden verkocht.

5. Dhr. X bezit op één na alle aandelen van de CVBA C. Mevr. W, een derde persoon, bezit 1 aandeel van deze vennootschap.

6. Dhr. X bezit tevens een kleine meerderheid van de aandelen van de BVBA A en een grote meerderheid van de aandelen van de BVBA B. De overige aandelen van de BVBA A zijn reeds in handen van de CVBA C en de overige aandelen van de BVBA B zijn in handen van dhr. Y.

7. Bovendien bezit dhr. X de meerderheid van de aandelen van de NV D. De overige aandelen zijn ook reeds in handen van de CVBA C.

8. De activiteiten van de NV D zijn totaal verschillend van de activiteiten van de BVBA A en de BVBA B en hebben geen verband met elkaar.

9. Naast de hierboven vermelde vennootschappen, is dhr. X tevens aandeelhouder van de NV E. Deze vennootschap wordt niet betrokken in deze aanvraag, gezien zij ook totaal andere activiteiten uitoefent dan de BVBA A en de BVBA B. Dhrn. Y en Z zijn niet betrokken bij de activiteiten en werking van deze vennootschap.

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting

10. De verrichting waarover een voorafgaande beslissing aan de DVB wordt gevraagd omhelst de inbreng in natura tegen marktwaarde in de reeds bestaande holdingvennootschap, de CVBA C (die reeds een minderheid van de aandelen van de BVBA A bezit), door dhr. X van enerzijds de overige aandelen van de BVBA A en anderzijds van de meerderheidsparticipatie die hij bezit in de BVBA B en de inbreng in natura, eveneens tegen marktwaarde, in de CVBA C door dhr. Y van zijn minderheidsparticipatie in de BVBA B.

11. Dhr. Y zal ter vergoeding van de inbreng van zijn aandelen van de BVBA B aandelen (+/- 5 %) van de CVBA C verkrijgen.

12. Tevens wordt een beslissing gevraagd over het feit dat, na deze inbrengverrichting dhr. X een beperkt deel van zijn aandelen in de CVBA C aan marktwaarde zal verkopen aan dhr. Z, met name hetzelfde percentage als dhr. Y zal bezitten in de CVBA C, zodat dhrn. Y en Z ieder evenveel aandelen in de holdingvennootschap zullen bezitten. De prijs voor de aandelen van de CVBA C wordt op basis van een voorlopige 1e berekening geraamd op ongeveer x EUR en zal door dhr. Z worden betaald via privé-middelen die voorafgaandelijk niet afkomstig zijn van de betrokken vennootschappen. Dhr. X zal de ontvangen middelen uit deze verkoop aanwenden voor de terugbetaling van zijn R/C bij de BVBA A. De bedoeling van dhr. X is om deze R/C af te lossen zodat de BVBA A deze liquiditeiten kan gebruiken voor de uit te voeren renovatiewerken aan de gebouwen.

13. Om de éénhoofdigheid van de BVBA A en de BVBA B te voorkomen zal dhr. X zelf 1 aandeel behouden in deze vennootschappen.

14. Mevr. W zal haar één aandeel in de CVBA C, dat zij momenteel aanhoudt om de éénhoofdigheid van die vennootschap te vermijden, verkopen aan dhr. X, tegen marktwaarde.

15. Voorafgaand aan de voormelde verrichtingen zal de minderheidsparticipatie die de CVBA C bezit in de NV D verkocht worden aan dhr. X voor een bedrag van x EUR. Gezien dhr. X de overige aandelen van de NV D reeds bezit zal om de éénhoofdigheid van die vennootschap te vermijden, één aandeel worden verkocht aan Mevr. W. Deze voorafgaande verkoop zal plaatsvinden omdat de activiteiten van de NV D volledig los staan van de activiteiten van de BVBA A en de BVBA B en niet passen binnen de beoogde toekomstige structuur. Daarom worden de aandelen van de NV D door dhr. X uit de beoogde toekomstige groepsstructuur gehouden.

16. De waarde van de betrokken vennootschappen, de BVBA A, de BVBA B en de CVBA C zal worden bepaald door een externe adviseur gespecialiseerd in de waardering van ondernemingen, die de waarde van de aandelen zal bepalen aan de hand van gangbare en algemeen aanvaarde waarderingstechnieken. Deze waarde zal gehanteerd worden ter gelegenheid van de inbreng in natura en de beperkte verkoop van de aandelen aan dhr. Z. Een kopie van dit waarderingsverslag zal aan de DVB worden bezorgd ter gelegenheid van de inbrengverrichtingen.

17. De aanvragers bevestigen uitdrukkelijk dat zij zich verbinden tot de engagementen, zoals vooropgesteld door dhr. Minister van Financiën in zijn antwoord van 27.9.2005 op de parlementaire vraag nr 657 van dhr. L. Van Campenhout van 23.2.2005.

18. Voor de financiering van de in punt 15 hiervoor vermelde aankoop door dhr. X zullen geen dividenduitkeringen noch kapitaalverminderingen gebeuren binnen de bij de geplande verrichting betrokken vennootschappen. De betaling zal immers gebeuren met privé-gelden.

III. Motivering van de aanvraag

19. Het lijdt geen twijfel dat de participaties in de BVBA A, de BVBA B en de CVBA C tot het privé-patrimonium van de respectievelijke aanvragers behoren. De voorgenomen transacties (inbreng van deze aandelen in de reeds bestaande holdingvennootschap CVBA C en een beperkte verkoop van de aandelen van deze holdingvennootschap aan een derde partner (dhr. Z)), kaderen in het normaal beheer van hun privé-vermogen.

Specifieke verantwoording

a) Financiële beweegredenen

20. Momenteel bestaan er twee exploitatievennootschappen, de BVBA A en de BVBA B, met een identieke activiteit.

21. De aandeelhoudersstructuur van beide vennootschappen is verschillend. De aandelen van één exploitatievennootschap zijn reeds gedeeltelijk in handen van de holdingvennootschap de CVBA C.

22. Het is de bedoeling om beide vennootschappen onder te brengen in de holding.

23. Naar de toekomst toe biedt de holdingvennootschap de mogelijkheid om de financiële middelen van de groep te centraliseren om aldus in te spelen op de verschillende financiële behoeften van de werkvennootschappen (de BVBA A en de BVBA B). De nieuwe structuur biedt dus betere perspectieven met betrekking tot de financieel-economische plannen van de groep.

24. Concreet ligt het in de bedoeling om de liquide middelen van de werkvennootschappen die niet onmiddellijk dienstig zijn voor hun werking in de holding te centraliseren, om er vervolgens de volgende bestemmingen aan te geven :

- Verwerven bijkomende participaties

25. Het is de bedoeling van de groep om nog uit te breiden met bijkomende vestigingen in de sector. Momenteel zijn er reeds onderhandelingen bezig voor een eventuele overname van een nieuwe vestiging.

26. De bedoeling van de reorganisatie is, zoals gesteld, een doorzichtige en eenvoudige structuur, waarbij elke vestiging wordt ondergebracht in een afzonderlijke vennootschap, en waarbij de aandelen voor quasi 100 % in handen zijn van de holdingvennootschap.

27. De nieuwe vestigingen worden bij voorkeur niet onderbracht in een vennootschap, samen met een andere vestiging, noch in een dochteronderneming, daar zulks een ongewenste risico-accumulatie inhoudt. Men wenst de nieuwe vestigingen uit te baten zonder vermenging met en zonder mogelijke negatieve weerslag op de bestaande vestigingen.

28. Een zusteronderneming is de meest gewenste structuur doch daartoe is een holdingvennootschap nodig teneinde (via o.a. dividenden) vlot gelden te laten transfereren van één vennootschap naar de andere vennootschap.

29. Bovendien kan via de holdingstructuur een eenvoudige en transparante groepsstructuur aangehouden worden door alle deelnemingen in één enkele vennootschap te centraliseren. De verwerving van bijkomende deelnemingen door werkvennootschappen zou, naast voormelde accumulatie van risico's, ook leiden tot een onoverzichtelijke, complexe groepsstructuur.

- Bijkomende financieringen onderhandelen met bankiers op groepsniveau

30. Door de holdingstructuur zal het mogelijk zijn om op groepsniveau betere voorwaarden te bekomen bij toekomstige kredietonderhandelingen. De centralisatie van het aandelenpakket verhoogt de kredietwaardigheid (grotere waarborgen) van de groep waardoor de onderhandelingspositie naar de financiële instellingen toe wordt verstevigd. Dit laatste is vooral belangrijk voor het aantrekken van toekomstige investeringen of het nemen van participaties in dochtervennootschappen. De holdingstructuur biedt hieromtrent meer financieringsmogelijkheden.

b) Bedrijfseconomische beweegredenen

- Afscherming tegen bedrijfsrisico's

31. Het ligt in de bedoeling om het kapitaal en de reserves van de exploitatievennootschappen af te schermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van een exploitatie, meer bepaald een faillissement. Door het onderbrengen van de overtollige liquiditeiten in de holding kan voorkomen worden dat schuldeisers erop aanspraak kunnen maken.

32. Door de afscheiding van het gespaarde vermogen wordt het ook mogelijk om als interne financier voor de werkmaatschappijen op te treden. De liquide middelen die niet onmiddellijk dienstig zijn voor de werking zullen via de holdingvennootschap geïnvesteerd worden.

- Groepsstructuur

33. Via de holdingstructuur kan een eenvoudige en transparante groepsstructuur worden aangehouden door alle deelnemingen in één enkele vennootschap te centraliseren en bestaat de mogelijkheid het management vanuit één vennootschap te centraliseren. Elke vestiging kan in een afzonderlijke vennootschap en profit center worden ondergebracht, met een aparte financiële rapportering en verantwoordelijkheid.

34. Het administratieve personeel, dat instaat voor de boekhouding, administratie, personeelsbeleid … voor de exploitatievennnootschappen, kan op die manier worden ondergebracht in de centrale holdingvennootschap, die de dienstprestaties doorrekent aan de werkvennootschappen.

35. De gemeenschappelijke inspanningen voor marketing, algemene publiciteit, ondersteuning van de software voor kassabeheer, kan gebeuren vanuit de centrale holdingvennootschap, die de dienstprestaties doorrekent aan de werkvennootschappen.

36. De aandeelhouders van de BVBA B zijn dhn. X en Y. De aandeelhouders van de BVBA A zijn dhr. X en de holdingvennootschap C, waarvan de aandelen ook in handen zijn van dhr. X.

37. Dhr. X is algemeen zaakvoerder van de verschillende vennootschappen en staat in voor het algemeen beleid. Dhr. Y is leidinggevend bediende en filiaalhouder in de BVBA B. Dhr. Z is leidinggevend bediende en filiaalhouder in de BVBA A.

38. De bedoeling bestaat erin om een eenvoudige en doorzichtige structuur in de groep te brengen, waarbij de beide filiaalhouders op gelijke wijze ook kunnen participeren in het kapitaal van de holding, die aandeelhouder is van de exploitatievennootschappen.

39. Gezien dhr. Y reeds aandeelhouder is in de BVBA B en dhr. Z nog geen aandelen bezit, ligt het voor de hand dat dhr. Y zijn aandelen inbrengt in de holdingvennootschap, waarna dhr. Z een gelijk percentage aandelen aankoopt van dhr. X, zodat de beoogde structuur wordt verkregen.

40. De structuur met de holdingvennootschap, die de aandelen aanhoudt in de exploitatievennootschappen, is ook de reden waarom de bestaande holding CVBA C haar participatie in de NV D voorafgaand aan de herstructurering verkoopt aan dhr. X. De activiteit van de NV D bestaat immers onafhankelijk van de werking van de twee exploitatievennootschappen. Gezien wordt gestreefd naar een holdingstructuur, met participaties in vennootschappen die dezelfde activiteiten hebben, én het de bedoeling is de leidinggevende medewerkers van deze exploitatievennootschappen te laten participeren in het kapitaal van de holdingvennootschap, dient de participatie in de NV D niet langer meer te worden aangehouden door de CVBA C.

- Aandeelhouders - beheer

41. In de voorgestelde structuur, met name drie aandeelhouders natuurlijke personen, die aandeelhouder zijn van de holdingvennootschap, waaronder op een doorzichtige en eenvoudige manier alle exploitatievennootschappen zijn onder gebracht, worden de rechtstreekse en leidinggevende medewerkers, rechtstreeks betrokken bij het bestuur van de volledige groep. Via hun aandelenbezit worden zij extra gemotiveerd voor de expansie van de gehele groep. Het is dan ook de bedoeling van deze medewerkers een gelijk aantal aandelen van de holding te verwerven.

42. Dit opzet kan het best worden gerealiseerd via de voorgestelde reorganisatie.

43. Binnen de huidige structuur van de groep kan het vooropgestelde doel niet op een eenvoudige en transparante manier worden bereikt.

44. Het ligt ook in de bedoeling om CVBA C om te vormen naar een BVBA en om een aandeelhoudersovereenkomst op te maken, waar de overdracht van de aandelen in geval van leven en overlijden wordt geregeld. Tenslotte zal ook een regeling van het bestuur van de groep worden overeengekomen tussen de verschillende aandeelhouders en ook hier is een overkoepelende holdingvennootschap voor aangewezen.

c) Besluit

45. De aanvragers zijn van mening dat de geplande verrichting beantwoordt aan een normale verrichting van beheer van een privé-vermogen overwegende dat :

45.1. de inbreng tegen marktwaarde van de deelnemingen in de BVBA A en de BVBA B in de reeds bestaande holdingvennootschap CVBA C door de aanvragers louter een juridische reorganisatie van de groep betreft;

45.2. de verkoop van een kleine minderheidsparticipatie door dhr. X aan een derde partner, de heer Z, gebeurt tegen marktwaarde en om hem als verantwoordelijk medewerker te laten participeren in het kapitaal van de groep;

45.3. er naar aanleiding van de inbreng op geen enkel ogenblik op korte en middellange termijn effectieve verrijking in hoofde van de aanvragers zou plaatsvinden;

45.4. de managementfees aangerekend voor diensten verricht door de CVBA C aan de andere groepsvennootschappen marktconform zullen zijn;

45.5. de waarde van de betrokken vennootschappen bepaald zal worden door een externe adviseur gespecialiseerd in de waardering van ondernemingen.

IV. Beslissing

46. De inbreng door dhr. X van de aandelen die hij bezit in de BVBA A en de BVBA B en de inbreng door dhr. Y van de aandelen die hij bezit in de BVBA B in de reeds bestaande holdingvennootschap CVBA C en de daaropvolgende beperkte verkoop van aandelen van de CVBA C door dhr. X aan dhr. Z moet als een verrichting worden beschouwd.

47. De meerwaarde die bij de inbreng van de aandelen wordt gerealiseerd is niet het gevolg van speculatie als bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92.

48. De aandelen zijn portefeuillewaarden als bedoeld in artikel 90, 1°, WIB 92 en behoren tot het privé-vermogen van de aanvrager.

49. Gelet op het feit dat de aanvragers zich uitdrukkelijk verbinden tot de engagementen (zie punt 17 en 18) kan worden aangenomen dat de verrichting niet als hoofddoel belastingontwijking heeft en zal artikel 90, 1°, WIB 92 niet worden toegepast.

50. Er wordt opgemerkt dat deze beslissing geen betrekking heeft op de in punt 15 hiervoor beschreven voorafgaande verrichting en op het martkconform zijn van de managementfees aangerekend voor diensten verricht door de CVBA DK Consult aan de andere groepsvennootschappen (zie punt 45.4).

51. De beslissing is slechts geldig voor zover het verslag van de bedrijfsrevisor, dat de waarde van de aandelen van de BVBA A, de BVBA B en de CVBA C op het ogenblik van de overdracht van de aandelen van de BVBA A en de BVBA B aan de CVBA C en de verkoop van een beperkt aantal aandelen van de CVBA C aan dhr. Z weergeeft, wordt overgemaakt aan de DVB.