Mondelinge vragen nr. 1604 van de heer Van Biesen, nr. 1620 van de heer Doomst en nr. 1679 van de heer Devlies dd. 30.01.2008
- Sectie :
- Regelgeving
- Type :
- Parliamentary questions
- Subdomein :
- Fiscal Discipline
Samenvatting :
Bedrijfsvoorheffing,Fiscaal statuut voor sportbeoefenaars
Originele tekst :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
|
Home >
Advanced search >
Search results >
Mondelinge vragen nr. 1604 van de heer Van Biesen, nr. 1620 van de heer Doomst en nr. 1679 van de h...
Mondelinge vragen nr. 1604 van de heer Van Biesen, nr. 1620 van de heer Doomst en nr. 1679 van de h...
Document
Search in text:
Properties
Document type : Parliamentary questions Title : Mondelinge vragen nr. 1604 van de heer Van Biesen, nr. 1620 van de heer Doomst en nr. 1679 van de heer Devlies dd. 30.01.2008 Tax year : 0 Document date : 30/01/2008 Document language : NL Modification date : 07/02/2008 09:15:35 Name : 08/1604 Version : 1 Question asked by : Van Biesen
VRAAG 08/1604 Mondelinge vragen nr. 1604 van de heer Van Biesen, nr. 1620 van de heer Doomst en nr. 1679 van de heer Devlies dd. 30.01.2008 Beknopt Verslag, Kamercommissie Financiën, Com 089, blz. 12-16 Bedrijfsvoorheffing - Fiscaal statuut voor sportbeoefenaars VRAAG (nr. 1604 van de heer Van Biesen) Er is in de pers heel wat te doen over een nochtans heel goede wet, die tot doel heeft om de Belgische en buitenlandse profsporters fiscaal op gelijke voet te behandelen. Sportclubs krijgen financiële ademruimte doordat ze 80 procent van de bedrijfsvoorheffing terugkrijgen op voorwaarde dat een deel van het geld terugvloeit naar jeugdopleidingen. De pers en de sportvakbond Sporta hebben een hetze ontketend tegen deze wet omdat het geen goede maatregel zou zijn. volgens De Standaard zouden sommige sporters plotseling een derde loon derven, terwijl onze berekeningen winst opleveren voor Belgische sporters. Destijds werd op bevel van de heer Vande Lanotte in extremis aan de wet gesleuteld. Is het mogelijk die wijziging weer af te voeren? Is de minister beried om dat te doen of moet het via een parlementair initiatief gebeuren? Als men 80 procent terugstort aan de sportclubs, vraagt dat natuurlijk om sluitende akkoorden met de Gewesten. De jeugdopleiding is een materie die niet meer tot de federale bevoegdheid behoort. Hoe gebeurt de controle en wat zijn de sancties? VRAAG (nr. 1620 van de heer Doomst) Sinds 1 januari bestaat er een nieuw fiscaal statuut voor sportbeoefenaars. Buitenlanders en Belgen worden meer gelijkgeschakeld. Clubs reageren toch tevreden omdat ze in ruil 80 procent van de bedrijfsvoorheffing mogen houden op voorwaarde dat ze dat geld in jeugdopleiding investeren. Om hoeveel personen gaat het, graag per Gewest? Hoe worden de inkomsten van de Staat beïnvloed? Hoe zal gecontroleerd worden of de clubs het geld inderdaad in de jeugdopleiding investeren? Hoe is het begrip jeugdopleiding precies gedefinieerd? Wat zijn de sancties als de clubs hun verplichten niet nakomen? VRAAG (nr. 1679 van de heer Devlies) Deze wet is een goede wet, die na twee jaar werk in de commissie tot stand is gekomen. Ze krijgt ten onrechte kritiek. Destijds was een discussiepunt of de lonen van de opleiders van de jeugd ook met de ingehouden bedrijfsvoorheffing mochten worden betaald of niet. Verder was er discussie over het percentage van de bedrijfsvoorheffing dat mocht worden ingehouden. De minister heeft het percentage via een KB uiteindelijk opgetrokken tot 80 procent en graag had ik zijn redenen daarvoor gekend. Er is immers nog geen evaluatie geweest. Heeft de minister al overleg gepleegd met de sector? Met welke actoren precies? Welke verduidelijkingen heeft hij overgebracht? Welke initiatieven heeft de administratie genomen om de clubs voor te bereiden op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving? ANTWOORD (van de heer Reynders, vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen) De modaliteiten van de controle op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing van 80 procent met betrekking tot bezoldiging van sommige sportbeoefenaars werd opgenomen onder nummer 6 van bijlage 3ter, KB WIB 92. De controle daarop zal gebeuren door de taxatiedienst die het belastingdossier van de club beheert. Mijn administratie heeft het nieuwe belastingregime voor sportbeoefenaars reeds toegelicht aan de Koninklijke Belgische Voetbalbond en de Liga Beroepsvoetbal. Wat betreft het begrip loon komt hierbij in aanmerking de bruto bezoldiging, inclusief de RSZ-bijdrage werkgever, de werkgeversbijdrage van de groepsverzekering en de kostprijs van de voordelen van alle aard. Er was nog geen overleg met de Gemeenschappen, maar we kunnen het wel organiseren. Het percentage van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing moet kunnen variëren in de tijd, meer bepaald tussen 60 en 80 procent. Volgens de parlementaire documenten was de kostprijs van de maatregel oorspronkelijk op 50 miljoen euro geraamd. Omdat het Rekenhof erop wees dat de maatregel bijkomende fiscale ontvangsten kon opleveren, heeft de regering de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing opgetrokken tot 80 procent. De maatregel beoogde immers geen begrotingsvoordeel. Als uit de praktijk blijkt dat het percentage te hoog is, dan kan het zoals afgesproken worden aangepast. Hoeveel personen onder het nieuw statuur voor sportbeoefenaars vallen, weet ik niet, omdat daarover geen statistieken bestaan. Dat kan ook moeilijk as de nieuwe et nog maar sinds 1 januari van kracht is. Het nieuwe belastingregime voorziet in een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing van 80 procent voor bezoldigingen van sportbeoefenaars die op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd, niet de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt. De vrijstelling geldt ook voor oudere sporters als de helft van deze vrijstelling wordt besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars die minstens 12 jaar zijn en de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de vrijstelling wordt gevraagd. De bedragen die niet binnen de gestelde termijn werden beteed, moeten in de Schatkist worden gestort, verhoogd met nalatigheidintrest. Ik ben bereid de nieuwe wet grondig te evalueren op het ogenblik dat ze een redelijke tijd van toepassing is. voor die tijd zou ik geen vragen meer willen krijgen. CONCLUSIE (van de heer Van Biesen) Ik denk dat het toch belangrijk is dat de vraag gesteld werd. Op die manier kunnen de vele misvattingen over het nieuwe statuut de werd uit worden geholpen. De sportvakbond voert een stevige hetze. Spelers verklaren tegen de wet te zijn, zonder dat ze weten wat erin staat. Het is nu duidelijk dat de Kamer achter deze wet blijft staan en ze ook zal uitvoeren. Aan geïnteresseerden wil ik graag een aantal simulatiemodellen meegeven waarmee kan worden aangetoond dat de nieuwe wet in het belang van de sporters is. CONCLUSIE (van de heer Doomst) Op dit ogenblik heerst er onzekerheid bij de spelers, dus is het goed dat er een positief signaal komt. WEDERVRAAG (van de heer Devlies) Het is een zeer goede en doordachte wet die spelers en clubs ten goede komt. Het optrekken van 70 procent naar 80 procent is echter wel heel snel gebeurd en het is niet helemaal duidelijk waarom. WEDERANTWOORD (van de heer Reynders) De oorspronkelijke raming bedroeg 50 miljoen euro, maar het Rekenhof verklaarde dat het veel minder zou kosten, dus besliste de regering om het percentage op te trekken naar 80 procent. WEDERVRAAG (van de heer Devlies) Het was niet op die basis dat de discussie in de commissie gevoerd is. De 70 procent was een compromis. WEDERANTWOORD (van de heer Reynders) Er was een verlaging tot 60 procent mogelijk wanneer het meer zou kosten dan de raming of een verhoging tot 80 procent wanneer het minder zou kosten dan de raming. Het Rekenhof zei dat het minder zou kosten, dus konden we verhogen naar 80 procent. WEDERVRAAG (van de heer Devlies) Het ging vooral over de gelijkheid van binnenlandse en buitenlandse spelers en over de jeugdwerking die gestimuleerd moest worden. WEDERANTWOORD (van de heer Reynders) Het ging vooral over het voordeel voor de clubs. Na de evaluatie van het Rekenhof kon ik niet anders dan deze beslissing te nemen. WEDERANTWOORD (van de voorzitter) De collega's hebben er goed aan gedaan de vraag te stellen. Natuurlijk mag men niet dulden dat personen die blijkbaar op het misbruik van het oude systeem teerden, een rookgordijn optrekken rond het nieuwe systeem dat precies werd ontwikkeld om dat misbruik tegen te gaan. WEDERANTWOORD (van de heer Reynders) Ik heb verscheidene managers, die vooral met clubs over de aan- en verkoop van buitenlandse spelers onderhandelen, horen zeggen dat het systeem negatieve gevolgen voor henzelf zou kunnen hebben. Dat was ook de bedoeling. Ik blijf ervan overtuigd dat het een goede tekst is, die wellicht nog kan worden verbeterd. Daarom stel ik voor vanaf volgend jaar hoorzittingen te organiseren. We moeten de dingen minstens één seizoen lang op hun beloop laten. Zo kunnen we nagaan of al dan niet meer geld gaat naar de opleiding van jonge spelers en het inzetten van die jonge spelers in de clubs. CONCLUSIE (van de heer Devlies) Voor de clubs is het een goede maatregel, maar de vraag blijft of we niet iets te ver zijn gegaan. CONCLUSIE (van de voorzitter) Het is goed dat de commissie vandaag herhaalt dat zij achter deze wet staat. CONCLUSIE (van de heer Bogaert) Het statuut van de voetballers is alleszins beter dan dat van de grensarbeiders. |
|||||||