Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016

Datum :
03-05-2016
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
4 pagina's
Sectie :
Regelgeving
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Subdomein :
Fiscal Discipline

Samenvatting :

Inkomstenbelasting - Personenbelasting - Dividend - Roerende Voorheffing - Verzaking - Liquidatiebonus - Moedermaatschappij - Moeder-Dochterrichtlij

Originele tekst :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016
Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016
Document date : 03/05/2016
Keywords : personenbelasting / dividend / roerend voorheffing / liquidatiebonus / belastingontwijking
Document language : NL
Name : Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016
Version : 1

Voorafgaande beslissing nr. 2016.176 dd. 03.05.2016

 

Inkomstenbelasting

Personenbelasting

Dividend

Roerende Voorheffing

Verzaking

Liquidatiebonus

Moedermaatschappij

Moeder-Dochterrichtlijn

 

Samenvatting

De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing van artikel 106, §5 KB/WIB92 van toepassing zal zijn op de dividenden en liquidatieboni toegekend/betaald door X aan Y onder voorbehoud van de voorwaarde van een houdperiode van één jaar en het vervullen van de formaliteiten voorzien in artikel 117, §4 KB/WIB 92;

De keuze voor de holdingstructuur waarbij de aandelen X worden aangehouden door Y, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van inkomstenbelastingen, en dat de uitkeringen van dividenden en liquidatieboni door X aan Y derhalve niet onder de toepassing van artikel 344, §1 WIB92 vallen.

 

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvrager, Y wenst bevestiging te bekomen dat :

- de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing van artikel 106, §5 KB/WIB92 van toepassing zal zijn op de dividenden en liquidatieboni toegekend/betaald door X aan Y in land A onder voorbehoud van de voorwaarde van een houdperiode van één jaar en het vervullen van de formaliteiten voorzien in artikel 117, §4 KB/WIB92;

- de keuze voor de holdingstructuur waarbij de aandelen X worden verworven door Y, verantwoord is door andere motieven dan het ontwijken van inkomstenbelastingen, en dat de uitkeringen van dividenden en liquidatieboni door X aan Y. derhalve niet onder de toepassing van artikel 344, §1 WIB92 vallen.

 

II. Beslissing

2. Y heeft, middels een inbreng vanwege haar moeder Q t% van de aandelen in de Belgische vennootschap X verworven. Samen met een andere vennootschap houden deze 100 % van de aandelen van de Belgische vennootschap X.

3. De aandelen Y worden op haar beurt aangehouden door Z. De ultieme aandeelhouder van deze is F gevestigd in land L.

4. In de toekomst worden dividenduitkeringen voorzien evenals eventuele liquidatieboni.

II.A. Verzaking inning roerende voorheffing

5. Ingevolge artikel 106, §5 KB/WIB92, wordt er voorzien in een verzakking aan de inning van de roerende voorheffing voor dividenduitkeringen, inbegrepen liquidatieboni, onder volgende voorwaarden :

- de moedermaatschappij is gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unie of in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, op voorwaarde dat deze overeenkomst of enig ander verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten;

- de moedermaatschappij heeft een van de rechtsvormen die in de bijlage van de richtlijn van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten, gewijzigd door de richtlijn van de Raad van 22 december 2003 (2003/123/EG) worden genoemd of een gelijksoortige rechtsvorm als deze in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten;

- de moedermaatschappij wordt, volgens de fiscale wetgeving van de Staat waar ze is gevestigd en de overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting die deze Staat heeft gesloten met derde Staten, beschouwd haar woonplaats te hebben in deze Staat;

- de moedermaatschappij is onderworpen aan de vennootschapsbelasting of aan een gelijksoortige belasting als de vennootschapsbelasting zonder te genieten van een belastingstelsel dat afwijkt van het gemeen recht;

- de moedermaatschappij heeft of zal op het moment van de toekenning of betaalbaarstelling van het dividend gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar, een minimumparticipatie houden van 10% van het kapitaal van de Belgische dochteronderneming, schuldenaar van het dividend (artikel 106, § 6bis van het KB/WIB92).

6. Met betrekking tot de criteria in hoofde van de moedermaatschappij kan gesteld worden dat Y gevestigd is in land A, een lidstaat van de Europese Unie. Y is een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar het recht van land A, een vorm die in de bijlage bij de Moeder-Dochter Richtlijn wordt vermeld.

7. Bovendien dient Y te worden beschouwd als inwoner van land A voor belastingdoeleinden en wel om volgende redenen:

- de vennootschap is opgericht naar het recht van land A en de maatschappelijke zetel is gevestigd in land A;

- de vennootschap wordt beschouwd een fiscaal inwoner van land A te zijn, onderworpen aan het normale belastingregime en –tarief van het gemeen recht van land A;

- de vennootschap is niet tezelfdertijd fiscaal inwoner van een ander land dan land A;

- de boekhouding van de vennootschap wordt gehouden in land A, zijnde het land waar de vennootschap gevestigd is, en alle documenten van de vennootschap worden gearchiveerd en bewaard op de maatschappelijke zetel;

- de Raad van Bestuur is als enige bevoegd de belangrijke beslissingen te nemen in het kader van het bestuur van de vennootschap. De vennootschap heeft meerdere bestuurders. Meer dan de helft van de bestuurders zijn fiscaal inwoner van land A. De bestuurders beschikken uiteraard over voldoende kwalificaties om hun bestuurdersmandaat te vervullen;

- alle vergaderingen van de Raad van Bestuur worden in land A gehouden, met fysieke aanwezigheid van de bestuurders. Er zal op de raden van bestuur steeds een meerderheid van bestuurders aanwezig zijn, die fiscaal inwoner zijn van land A. Alle algemene vergaderingen zullen eveneens in land A worden gehouden. Gelet op het feit dat de vennootschap zich enkel toelegt op holdingactiviteiten (en dus bijvoorbeeld geen financieringsactiviteiten), stelt de vennootschap momenteel geen personeel te werk en huurt zij tevens geen afzonderlijke kantoorruimte;

- de vennootschap beschikt over een bankrekening in land A voor haar dagelijkse activiteiten. Enkel de bestuurders hebben handtekeningsbevoegdheid met betrekking tot deze bankrekening;

- de vennootschap zal al haar aangifteverplichtingen (fiscale en andere) in land A vervullen;

- de vennootschap zal in land A beschikken over kantoorruimte om de vergaderingen van de raad van bestuur te houden en om haar activiteiten te faciliteren.

8. Y dient derhalve te worden beschouwd als fiscaal inwoner van land A en is geen fiscaal inwoner van een andere Staat.

9. Y is normaal onderworpen aan de vennootschapsbelasting in land A zonder te genieten van een belastingstelsel dat afwijkt van het gemeen recht.

10. Y is in casu de juridische eigenaar van t% van de aandelen van X en zal kunnen genieten van het usus, fructus en abusus met betrekking tot deze aandelen. Zo zal zij de ontvangen dividenden in eigen naam en voor eigen rekening verwerken in de eigen resultatenrekening en bij haar belastbare basis voegen. Noch de aandeelhouder van Y, noch de aandeelhouder van de grootmoeder hebben een onmiddellijk recht ten aanzien van de schuldenaar van de dividenden, X. Y zal vrij kunnen beschikken over de dividendinkomsten met een discretionaire beslissingsbevoegdheid over het gebruik van deze fondsen zowel vanuit juridisch perspectief als in werkelijkheid.

11. Tot slot zal Y, of verbindt zij zich ertoe om, op moment van de uitkering van de dividenden en liquidatieboni, een minimumparticipatie van 10% in het kapitaal aan (te) houden van de vennootschap X en dit gedurende een ononderbroken periode van 1 jaar.

12. X is een Belgische vennootschap die normaal onderworpen is aan de Belgische vennootschapsbelasting. Bijgevolg kunnen de dividenden / liquidatieboni die door X worden toegekend / betaald, genieten van een verzaking aan de inning van roerende voorheffing in toepassing van artikel 106, § 5 KB/WIB92 indien de hoger genoemde criteria in hoofde van de buitenlandse moedervennootschap, Y, zijn vervuld.

13. Aangezien alle voorwaarden vervuld zullen zijn zoals opgelegd door artikel 106, §5 KB/WIB92, dient er te worden verzaakt aan de inning van de roerende voorheffing.

II.B. Iet-toepassing van artikel 344, §1 WIB92

14. In de voorliggende situatie, zijn er economische motieven voor de keuze van de hoger omschreven holdingstructuur. Zo worden de investeringen in continentaal Europa in de regel aangehouden middels houdstervennootschappen in land A. De investeringen worden telkens ondergebracht in een afzonderlijke holdingstructuur in land A. Toekomstige investeringen zullen in principe ook worden gedaan middels houdstervennootschappen in land A, zodanig dat het investeringsbeleid van F consistent blijft.

15. Binnen het investeringsbeleid van F wenst men te vermijden dat economische en andere risico’s verbonden aan specifieke projecten geconcentreerd worden in eenzelfde vennootschap, wat nefast kan zijn om potentiële investeerders voor een welbepaald project aan te trekken en aldus een toekomstige exit uit het project door F te faciliteren. Bovendien vereenvoudigt de houdsterstructuur waarbij één project per vennootschap wordt aangehouden de opvolging en rapportering van iedere investering afzonderlijk.

16. Het aanhouden van verschillende investeringen door dezelfde houdstervennootschap zou tevens het bekomen van externe financiering kunnen bemoeilijken. Om dit te vermijden en aldus de risico’s verbonden aan verschillende projecten van elkaar af te schermen (hetgeen een gangbare marktpraktijk is voor dergelijke projecten), en vermits de oorspronkelijke aandeelhouder S nog andere projecten aanhoudt, werd een ander project ondergebracht in een afzonderlijke houdstervennootschap in land A.

17. De inbreng, door S, van de aandelen X in Y, en het gebruik van Y als houdstervennootschap, heeft in geen geval tot doel belastingen te ontwijken.

18. Immers, indien F door middel van een vennootschap van land L, zou investeren in X, zou er evenmin roerende voorheffing verschuldigd zijn op de dividenden uitgekeerd aan deze vennootschap, gelet op de bepalingen van artikel 106, §5 KB/WIB92.