Arbeidsrechtbank: Vonnis van 28 Juni 1974 (Antwerpen). RG 19209

Datum :
28-06-1974
Taal :
Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19740628-1
Rolnummer :
19209

Samenvatting :

Artikel 56 bis van de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag voor werknemers (K.B. 19 december 1939) legt geen bepaalde bewijsvormen op en het bewijs van de loopbaan (van de overleden vader) mag dus geleverd worden met alle rechtsmiddelen _ ("Bij gebreke aan tegenstellige aanduidingen (sic) in de teksten oordeelt de Commissie dat het bewijs door alle rechtsmiddelen mag verleend (sic) worden, getuigen inbegrepen." _ Commissie van Advies inzake Betwiste Zaken, 132.2514, not. 13.4.48, Doc. Gezinsbijslag R.K.W., 1969, p. 309) _ bijgevolg ook met vermoedens. Dit vermoeden _ dat de loopbaan van de vader voldeed aan de wettelijke vereisten van artikel 56 bis kan gehaald worden uit het niet betwiste feit dat de R.K.W. voorheen reeds de wezenbijslag uitkeerde. De vraag of klacht die niet met een ter post aangetekende brief werd ingediend, mag geacht worden de verjaring te stuiten, indien de datum van deze vraag of klacht niet wordt betwist, en, ingeval van betwisting, indien die datum kan bewezen worden. ( Commissie van Advies inzake Betwiste Zaken, 1326171, not. 12.2.1963 en 19.3.1963, die het voorwerp uitmaakten van de Omzendbrief nr. 731 van 9.3.1964 van de R.K.W. _ Doc. Gezinsbijslag R.K.W., 1969, p. 549).

Vonnis :

De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.