Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer: Advies van 25 September 1992 (België). RG 12/92
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-19920925-5
- Rolnummer :
- 12/92
Samenvatting :
Samenvatting 1
Advies :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en, vooral, artikel 92;
Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd door de wet van 6 juli 1992 en, vooral de artikelen 72, § 1 en 73;
Gelet op de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en, vooral, artikel 46;
Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken, op 12 augustus 1992;
Brengt op 25 september 1992, het volgende advies uit :
1. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG :
Het huidige ontwerp van koninlijk besluit beoogt de regeling van een aantal bepalingen voor de registratie door de Nationale Bank van België, van de wanbetalingen met betrekking tot contracten van hypothecair krediet. In dat opzicht is het een uitvoeringsbesluit van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, maar eveneens een wijziging van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten.
De Commissie heeft de eerste versie van dit ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten reeds onderzocht, en bracht op 11 maart 1992 advies 3/92 uit. Naast het ontwerp waarvoor een adviesaanvraag is ingediend, bezorgt de aanvrager van het advies de Commissie de gewijzigde versie van het voorgaande ontwerp die momenteel aan het onderzoek van de Raad van State is onderworpen.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat voor advies aan de Commissie wordt voorgelegd, wil voornamelijk de informaties uitbreiden zoals dit al is voorzien in artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet die nodig zijn voor de werking van de centrale gegevensbank, door ze toe te voegen aan de informaties voorzien in toepassing van artikel 71 van de wet op het consumentenkrediet. Het bevat ook een reeks technische maatregelen die de nakoming moeten mogelijk maken van de verplichtingen voorgeschreven door artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet.
II. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP :
Met betrekking tot de inhoud van het ontwerp van koninklijk besluit werden de volgende opmerkingen geformuleerd :
De Commissie is van oordeel dat de uitbreiding van de informaties wel degelijk overeenstemt met de finaliteit waarvoor de centrale gegevensbank werd opgericht en dat de verwerkte informaties relevant zijn ten opzichte van de vereisten van de werking ervan.
Het dispositief van het huidige ontwerp is tevens een wijziging van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van de wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten. De Commissie stelt met genoegen vast dat een groot aantal opmerkingen van haar advies 3/92 van 11 maart 1992 in aanmerking werd genomen. Met andere opmerkingen werd daarentegen geen rekening gehouden. Ze is dus zo vrij om daarop terug te komen, en is zich ervan bewust dat de opmerkingen niet alleen zouden moeten gelden voor het ontwerp van koninklijk besluit dat aan haar werd voorgelegd, maar eveneens voor het ontwerp van koninklijk besluit dat erdoor wordt gewijzigd. De Commissie benadrukt nogmaals dat het noodzakelijk is geen discriminatie in te voeren door de vermelding van gegevens aangaande de taal, het geslacht en de nationaliteit. Zij is van oordeel dat de vermelding van taal en geslacht als relevant kan worden beschouwd, indien ze strikt beperkt blijft tot het gebruik ervan in de relatie tussen de centrale bank en de betrokkene. Ze kan het daarentegen niet eens zijn met de opname van de nationaliteitsvermelding, zelfs indien deze vermelding gebeurt op basis van het al dan niet behoren tot de Europese Gemeenschappen; deze opname houdt bij de verwerking uitgevoerd door of vertrekkend van de centrale bank immers het risico in op discriminatie.
De Commissie neemt er akte van dat de centrale bank zich ertoe verbindt niet enkel in code-taal aan de consumenten te antwoorden, maar eveneens zo dat alle informaties duidelijk worden weergegeven.
Tenslotte betreurt de Commissie dat artikel 4, lid 1 van het ontwerp van koninklijk besluit dat aan haar wordt voorgelegd, niet meer expliciet is met betrekking tot de beginselen inzake raadpleging. Zij is van oordeel dat de bepaling van artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet beter zouden worden nageleefd indien een aantal bepalingen was voorzien in termen van een verbinding tot het behouden van de vertrouwelijkheid uit hoofde van de personen vermeld in artikel 46, lid 3, 1° tot 3°. Ze is eveneens van mening dat had moeten worden voorzien dat de begunstigde instellingen, vermeld in hetzelfde art. 46, lid 3, 1° tot 3°, verplicht zijn om op beperkende wijze de personen aan te duiden die toegang hebben tot de centrale bank en er zich, via technische of organisatorische middelen van te verzekeren dat die personen de vertrouwelijkheid en de niet-mededeling aan andere personen dan diegenen die werden aangeduid, naleven, en dat de gegevens van de bank waartoe ze toegang hebben enkel worden gebruikt voor de in de wet beschreven doeleinden.
OM DEZE REDENEN,
Geeft de Commissie, onder voorbehoud van de hierboven vermelde opmerkingen, een gunstig advies over het ontwerp van koninklijk besluit dat haar werd voorgelegd.
Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en, vooral, artikel 92;
Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd door de wet van 6 juli 1992 en, vooral de artikelen 72, § 1 en 73;
Gelet op de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en, vooral, artikel 46;
Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken, op 12 augustus 1992;
Brengt op 25 september 1992, het volgende advies uit :
1. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG :
Het huidige ontwerp van koninlijk besluit beoogt de regeling van een aantal bepalingen voor de registratie door de Nationale Bank van België, van de wanbetalingen met betrekking tot contracten van hypothecair krediet. In dat opzicht is het een uitvoeringsbesluit van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, maar eveneens een wijziging van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten.
De Commissie heeft de eerste versie van dit ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten reeds onderzocht, en bracht op 11 maart 1992 advies 3/92 uit. Naast het ontwerp waarvoor een adviesaanvraag is ingediend, bezorgt de aanvrager van het advies de Commissie de gewijzigde versie van het voorgaande ontwerp die momenteel aan het onderzoek van de Raad van State is onderworpen.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat voor advies aan de Commissie wordt voorgelegd, wil voornamelijk de informaties uitbreiden zoals dit al is voorzien in artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet die nodig zijn voor de werking van de centrale gegevensbank, door ze toe te voegen aan de informaties voorzien in toepassing van artikel 71 van de wet op het consumentenkrediet. Het bevat ook een reeks technische maatregelen die de nakoming moeten mogelijk maken van de verplichtingen voorgeschreven door artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet.
II. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP :
Met betrekking tot de inhoud van het ontwerp van koninklijk besluit werden de volgende opmerkingen geformuleerd :
De Commissie is van oordeel dat de uitbreiding van de informaties wel degelijk overeenstemt met de finaliteit waarvoor de centrale gegevensbank werd opgericht en dat de verwerkte informaties relevant zijn ten opzichte van de vereisten van de werking ervan.
Het dispositief van het huidige ontwerp is tevens een wijziging van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van de wanbetalingen inzake consumentenkredietovereenkomsten. De Commissie stelt met genoegen vast dat een groot aantal opmerkingen van haar advies 3/92 van 11 maart 1992 in aanmerking werd genomen. Met andere opmerkingen werd daarentegen geen rekening gehouden. Ze is dus zo vrij om daarop terug te komen, en is zich ervan bewust dat de opmerkingen niet alleen zouden moeten gelden voor het ontwerp van koninklijk besluit dat aan haar werd voorgelegd, maar eveneens voor het ontwerp van koninklijk besluit dat erdoor wordt gewijzigd. De Commissie benadrukt nogmaals dat het noodzakelijk is geen discriminatie in te voeren door de vermelding van gegevens aangaande de taal, het geslacht en de nationaliteit. Zij is van oordeel dat de vermelding van taal en geslacht als relevant kan worden beschouwd, indien ze strikt beperkt blijft tot het gebruik ervan in de relatie tussen de centrale bank en de betrokkene. Ze kan het daarentegen niet eens zijn met de opname van de nationaliteitsvermelding, zelfs indien deze vermelding gebeurt op basis van het al dan niet behoren tot de Europese Gemeenschappen; deze opname houdt bij de verwerking uitgevoerd door of vertrekkend van de centrale bank immers het risico in op discriminatie.
De Commissie neemt er akte van dat de centrale bank zich ertoe verbindt niet enkel in code-taal aan de consumenten te antwoorden, maar eveneens zo dat alle informaties duidelijk worden weergegeven.
Tenslotte betreurt de Commissie dat artikel 4, lid 1 van het ontwerp van koninklijk besluit dat aan haar wordt voorgelegd, niet meer expliciet is met betrekking tot de beginselen inzake raadpleging. Zij is van oordeel dat de bepaling van artikel 46 van de wet op het hypothecair krediet beter zouden worden nageleefd indien een aantal bepalingen was voorzien in termen van een verbinding tot het behouden van de vertrouwelijkheid uit hoofde van de personen vermeld in artikel 46, lid 3, 1° tot 3°. Ze is eveneens van mening dat had moeten worden voorzien dat de begunstigde instellingen, vermeld in hetzelfde art. 46, lid 3, 1° tot 3°, verplicht zijn om op beperkende wijze de personen aan te duiden die toegang hebben tot de centrale bank en er zich, via technische of organisatorische middelen van te verzekeren dat die personen de vertrouwelijkheid en de niet-mededeling aan andere personen dan diegenen die werden aangeduid, naleven, en dat de gegevens van de bank waartoe ze toegang hebben enkel worden gebruikt voor de in de wet beschreven doeleinden.
OM DEZE REDENEN,
Geeft de Commissie, onder voorbehoud van de hierboven vermelde opmerkingen, een gunstig advies over het ontwerp van koninklijk besluit dat haar werd voorgelegd.