Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 11 Maart 2004 (België). RG M3350-3056

Datum :
11-03-2004
Taal :
Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20040311-5
Rolnummer :
M3350-3056

Samenvatting :

Samenvatting 1

Beslissing :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
(...)
I. Feiten
Uit de stukken blijkt dat verzoeker het slachtoffer werd van een mafiabende die tot doel heeft personen van Indische nationaliteit, welke hier verblijven en over een inkomen beschikken, geld af te persen, dit om politieke redenen.
Verzoeker werd 2 steekwonden toegebracht in de borststreek, waarbij de tweede messteek toegebracht werd met de intentie te doden. De poging mislukte doordat verzoeker zich kon losrukken en zich vervolgens in zijn woning verschanste.
II. Vervolging
Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te d.d. 14 maart 2001 werden de genaamden X. Rupinderjit, S.
Surjit en X. Sukhbir elk veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van 3 jaar. Op burgerlijk gebied werden de daders solidair veroordeeld tot betaling van een provisie van 50.000 frank aan verzoeker.
De zaak werd voor afhandeling op burgerrechtelijk gebied onbepaald uitgesteld.
Tegen alle beschikkingen van voormeld vonnis werd hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van het Hof van beroep te d.d. 16 oktober 2001 werd het bestreden vonnis in al zijn beschikkingen bevestigd en werd de zaak voor verdere afhandeling van de burgerlijke belangen terug naar de eerste rechter verwezen.
Dit arrest is in kracht van gewijsde getreden.
Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te d.d. 4 september 2002 werden de daders solidair veroordeeld om aan verzoeker het bedrag van Euro 4.457,12 te betalen, te vermeerderen met de vergoedende en de gerechtelijke intresten.
Dit bedrag is als volgt samengesteld:
- Materiële schade: 200,14 Euro;
- Lichamelijke schade: 1.428,34 Euro;
- Esthetische schade: 1.487,36 Euro;
- Economische waarde huishoudelijke arbeid: 780,75 Euro;
- Morele schade: 1.800,00 Euro.
Bij het bepalen van de morele schade hield de rechtbank rekening met de concrete omstandigheden van de zaak, onder meer het levensgevaar, de hospitalisatie en de stoutmoedigheid van de feiten.
Dit vonnis is in kracht van gewijsde getreden.
III. Schadeloosstelling en financiële situatie
De raadsmannen van de 3 daders lieten de raadsman van verzoeker weten dat recuperatie van de geleden schade bij hun cliënten onbestaande is.
Bij schrijven d.d. 12 juni 2003 verklaarde verzoeker dat hij geen verzekering had op het moment der feiten.
IV. Medische gevolgen
Dokter C. verklaarde, per schrijven d.d. 16 april 2003, verzoeker sedert geruime tijd in behandeling te hebben wegens verschillende chronische aandoeningen. Het zal volgens de geneesheer noodzakelijk zijn dat verzoeker in de toekomst van nabij medisch wordt gevolgd.
Bij attest d.d. 20 oktober 2003 verklaarde dokter C. dat verzoeker nog geregeld klaagt over diffuse pijnen ter hoogte van de thorax waarbij af en toe dient gebruik te worden gemaakt van pijnstillende middelen.
Dokter .C. stelt vervolgens dat tengevolge het accident verzoeker een belangrijke psychologische weerslag kent en daarbij slaapstoornissen en belangrijke ongemakken heeft.
V. Begroting van de schade door de verzoeker
Verzoeker begroot de door hem geleden schade als volgt:
- Morele schade: 2.500,00 Euro;
- Esthetische schade: 1.500,00 Euro;
- Psychisch lijden: 1.000,00 Euro;
- Tijdelijke invaliditeit: 2.000,00 Euro;
- Kosten van burgerlijke partijstelling en/of procedurekosten: 750,00 Euro;
- Materiële kosten: 500,00 Euro.
Verzoeker licht de gemaakte procedurekosten bij:
Grosse vonnissen en attest van niet-verhaal: 67,05 Euroo;
Grosse arrest en attest niet verhaal: 58,50 Euroo;
Verstuurde briefwisseling: 288,00 Euroo;
Genomen kopies: 12,50 Euroo;
Ereloon advocaat: 598,00 Euroo.
Gelet op zijn financiële situatie verklaart hij deze kosten te herleiden tot Euro 750,00.
VI. Beoordeling door de Commissie
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de daders zijn quasi onbestaande.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de eigenlijke gerechtskosten enerzijds en de erelonen en kostenstaten van de advocaten anderzijds. Erelonen van advocaten zijn niet opgenomen onder de post " kosten voor de burgerlijke partijstelling en/of procedurekosten " in de limitatieve lijst van artikel 32, ,§1 van de wet van 1 augustus 1985. De Commissie kan ze dan ook niet in aanmerking nemen.
Rekening houdend met de ernst van de feiten en de schade zoals zij blijkt uit het dossier meent de Commissie in billijkheid een hulp te kunnen toekennen.
VII. Begroting van de hulp door de Commissie
De hulp kan in billijkheid begroot worden op Euro 5.050,00.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 ,§ 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37bis van de wet van 1 augustus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 26 maart 2003 en 22 april 2003 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk,
Kent de verzoeker een hulp toe van Euro 5.050,00.
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 11 maart 2004.