Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 13 Januari 2000 (België). RG 98548/952
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20000113-16
- Rolnummer :
- 98548/952
Samenvatting :
Samenvatting 1
Beslissing :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
(...)
Uit de stukken blijkt dat verzoekster op 27 december 1995 het slachtoffer werd van verkrachting. Zij werd hierbij gedrogeerd door middel van Benzodiazépine.
Bij vonnis dd. 6 mei 1997 van de correctionele rechtbank te ... werd Jehan C. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Op burgerlijke gebied werd hij veroordeeld tot betaling van een bedrag van 250.000 frank morele schadevergoeding en een provisionele vergoeding van 39.345 frank voor materiële schade. Dit vonnis bekwam kracht van gewijsde.
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
De kansen op verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande. Uit de onderzoeksverrichtingen blijkt immers dat de dader op 24 november 1997 geschrapt is uit het bevolkingsregister te Elsene en sindsdien onvindbaar is.
Verzoekster vraagt een hulp van 635.000 frank voor de schade die zij door deze feiten geleden heeft. Zij begroot haar schade als volgt : voor de morele schade 400.000 frank, voor het fysiek en psychisch lijden 200.000 frank, voor de medische kosten 30.000 frank en voor materiële schade 5.000 frank.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 32 en 33 van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
Alle feitelijke omstandigheden in acht genomen zoals die blijken uit het dossier en rekening houdend met de wettelijke voorschriften terzake, oordeelt de Commissie dat aan verzoekster een hulp mag worden toegekend, in billijkheid ex aequo et bono begroot op 500.000 frank.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augus-tus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk,
Kent de verzoekster een hulp toe van 500.000 frank.
Uit de stukken blijkt dat verzoekster op 27 december 1995 het slachtoffer werd van verkrachting. Zij werd hierbij gedrogeerd door middel van Benzodiazépine.
Bij vonnis dd. 6 mei 1997 van de correctionele rechtbank te ... werd Jehan C. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Op burgerlijke gebied werd hij veroordeeld tot betaling van een bedrag van 250.000 frank morele schadevergoeding en een provisionele vergoeding van 39.345 frank voor materiële schade. Dit vonnis bekwam kracht van gewijsde.
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
De kansen op verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande. Uit de onderzoeksverrichtingen blijkt immers dat de dader op 24 november 1997 geschrapt is uit het bevolkingsregister te Elsene en sindsdien onvindbaar is.
Verzoekster vraagt een hulp van 635.000 frank voor de schade die zij door deze feiten geleden heeft. Zij begroot haar schade als volgt : voor de morele schade 400.000 frank, voor het fysiek en psychisch lijden 200.000 frank, voor de medische kosten 30.000 frank en voor materiële schade 5.000 frank.
De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 32 en 33 van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.
Alle feitelijke omstandigheden in acht genomen zoals die blijken uit het dossier en rekening houdend met de wettelijke voorschriften terzake, oordeelt de Commissie dat aan verzoekster een hulp mag worden toegekend, in billijkheid ex aequo et bono begroot op 500.000 frank.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augus-tus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek ontvankelijk,
Kent de verzoekster een hulp toe van 500.000 frank.