We zijn erg blij om te zien dat u van ons platform houdt! Op hetzelfde moment, hebt u de limiet van gebruik bereikt... Schrijf u nu in om door te gaan.
(Uit de stukken blijkt dat de genaamde D. in een herberg te Aalst op 18 februari 1991 opzettelijke slagen of verwondingen toebracht aan V.D.B. en aan zijn dochter W. en dat hij hoofdens die feiten bij verstekvonnis van de correctionele rechtbank te Dendermonde van ... 1993 strafrechtelijk werd veroordeeld. Aan de echtgenoten V.D.B.-V. werd een schadevergoeding toegekend van 627.540 frank, meer intresten en kosten. Voormeld vonnis heeft kracht van gewijsde bekomen. Luidens de bepalingen van artikel 31 van de wet van 1 augustus 1985 kunnen alleen zij die een ernstig lichamelijk letsel of nadeel voor de gezondheid hebben ondervonden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad, een hulp van de Staat vragen. De vraag van mevrouw V. is niet ontvankelijk terwijl aan de dochter W. akte wordt gegeven dat zij aan haar oorspronkelijk verzoek heeft verzaakt. Het verzoekschrift van de heer V.D.B. is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen van verhaal op de dader zijn quasi onbestaande. Artikel 32 van de wet bepaalt op een limitatieve wijze welke schade door de Commissie in aanmerking mag genomen worden. De esthetische schade is in principe uitgesloten evenals de gevraagde verplaatsingskosten. Een eventuele hulp wordt in billijkheid beoordeeld (art. 33). De gerechtsdeskundige heeft vastgesteld dat de verzoeker o.m. een hersencompressie had opgelopen en dat een schedelboring diende uitgevoerd te worden. Hij verbleef 17 dagen in het ziekenhuis en was gedurende zes maanden volledig arbeidsonbekwaam. Er is een blijvende invaliditeit van 10 %. Het door de verzoeker geleden loonverlies (106.704 frank) en de opleg geneeskundige kosten (14.386 frank) komt gerechtvaardigd voor. Alle omstandigheden in acht genomen en rekening houdend met de familiale situatie van de verzoeker, is de Commissie van oordeel dat hij aanspraak mag maken op een hulp tot beloop van het loonverlies, de opleg medische kosten en een vergoeding voor tijdelijke en blijvende werkongeschiktheid die ex aequo et bono bepaald wordt op 350.000 frank. OP DIE GRONDEN, De Commissie, Gelet op de artikelen 17, alinéa 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augustus 1985 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986, Stelt vast dat V.D.B. aan haar verzoek heeft verzaakt. Verklaart het verzoek, voor zoveel ingesteld door V.D.B. ontvankelijk, Kent hem een hulp toe van 471.090 frank min 10.000 frank (artikel 33 alinéa 2 van de wet) = 461.090 frank.)
De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.
Al geregistreerd? Nu inloggen