Hof van Cassatie: Arrest van 1 Oktober 1991 (België). RG 5991
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-19911001-1
- Rolnummer :
- 5991
Samenvatting :
Een beslissing van de raadkamer die de vrijlating van de verdachte beveelt, dienst aan deze laatste niet te worden betekend.
Arrest :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
HET HOF; - Gelet op het bestreden arrest, op 20 september 1991 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling;
Over de vierde grief die hierop neerkomt dat "het openbaar ministerie de beschikking van de raadkamer diende te betekenen overeenkomstig de wet van 20 juli 1990" en "het Parket een foutieve betekening van de beslissing van de raadkamer van 5 september 1991 heeft gedaan aan (eiser) en een foutieve beslissing heeft medegedeeld", wat "bovendien een schending uitmaakt van de rechten van de verdediging en ten minste een laakbare handeling is";
Overwegende dat de wet betreffende de voorlopige hechtenis noch enige andere wetsbepaling vereisen dat een beslissing zoals te dezen inhoudende "dat verdachte onmiddellijk zal vrijgelaten worden zo hij niet aangehouden is om andere redenen", betekend zou worden aan eiser;
Dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, ook niet blijkt dat die beschikking betekend werd aan eiser;
Dat eiser niet aangeeft hoe de ontstentenis van betekening een miskenning zou uitmaken van zijn recht van verdediging;
Dat de grief niet kan worden aangenomen;
Over de vijfde grief die luidt als volgt : "Door de houding van het openbaar ministerie komen klaarblijkelijk nogmaals de rechten van de verdediging in het gevaar, daar het openbaar ministerie de redenen weigert vrij te geven (...) waarom de beschikking van de raadkamer zou moeten bestreden worden" doordat "de heer procureur-generaal een schriftelijke vordering heeft opgesteld van 10 september 1991 (...), waarin op geen enkele wijze een motivering gegeven wordt waarop er hoger beroep werd aangetekend tegen de beschikking van 5 september 1991";
Overwegende dat geen wetsbepaling het openbaar ministerie verplicht de redenen van het hoger beroep, weze het schriftelijk of voorafgaandelijk aan de terechtzitting, ter kennis te brengen van eiser, zoals evenmin is vereist dat de geschreven vordering van de procureur-generaal voor de terechtzitting aan de verdachte zou worden medegedeeld;
Dat eiser niet nader preciseert hoe zijn recht van verdediging hierbij zou zijn miskend;
Dat de grief mitsdien niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
Om die redenen, verwerpt de voorziening; veroordeelt eiser in de kosten.
Over de vierde grief die hierop neerkomt dat "het openbaar ministerie de beschikking van de raadkamer diende te betekenen overeenkomstig de wet van 20 juli 1990" en "het Parket een foutieve betekening van de beslissing van de raadkamer van 5 september 1991 heeft gedaan aan (eiser) en een foutieve beslissing heeft medegedeeld", wat "bovendien een schending uitmaakt van de rechten van de verdediging en ten minste een laakbare handeling is";
Overwegende dat de wet betreffende de voorlopige hechtenis noch enige andere wetsbepaling vereisen dat een beslissing zoals te dezen inhoudende "dat verdachte onmiddellijk zal vrijgelaten worden zo hij niet aangehouden is om andere redenen", betekend zou worden aan eiser;
Dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, ook niet blijkt dat die beschikking betekend werd aan eiser;
Dat eiser niet aangeeft hoe de ontstentenis van betekening een miskenning zou uitmaken van zijn recht van verdediging;
Dat de grief niet kan worden aangenomen;
Over de vijfde grief die luidt als volgt : "Door de houding van het openbaar ministerie komen klaarblijkelijk nogmaals de rechten van de verdediging in het gevaar, daar het openbaar ministerie de redenen weigert vrij te geven (...) waarom de beschikking van de raadkamer zou moeten bestreden worden" doordat "de heer procureur-generaal een schriftelijke vordering heeft opgesteld van 10 september 1991 (...), waarin op geen enkele wijze een motivering gegeven wordt waarop er hoger beroep werd aangetekend tegen de beschikking van 5 september 1991";
Overwegende dat geen wetsbepaling het openbaar ministerie verplicht de redenen van het hoger beroep, weze het schriftelijk of voorafgaandelijk aan de terechtzitting, ter kennis te brengen van eiser, zoals evenmin is vereist dat de geschreven vordering van de procureur-generaal voor de terechtzitting aan de verdachte zou worden medegedeeld;
Dat eiser niet nader preciseert hoe zijn recht van verdediging hierbij zou zijn miskend;
Dat de grief mitsdien niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
Om die redenen, verwerpt de voorziening; veroordeelt eiser in de kosten.