Hof van Cassatie: Arrest (België). RG P.19.0529.N
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20200610-4
- Rolnummer :
- P.19.0529.N
Samenvatting :
Samenvatting 1
Arrest :
Nr. P.19.0529.N
1. P. M. K. L. J. V. H.,
inverdenkinggestelde,
2. C. A. J. K.,
inverdenkinggestelde,
eisers,
met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat bij de balie Gent,
tegen
1. THE BRIGHTONE GROUP sa, met zetel te 1931 Luxemburg (Groothertogdom Luxemburg), Avenue de la Liberté 41,
burgerlijke partij,
2. INVEST LENAVEL nv, met zetel te 2960 Brecht, Kleine Kasteeltjesweg 1,
burgerlijke partij,
3. DE KLEINE KASTEELTJES nv, met zetel te 2960 Brecht, Kleine Kasteeltjesweg 1,
burgerlijke partij,
4. DE KLEINE KASTEELTJES BRECHT vzw, met zetel te 2960 Brecht, Kleine Kasteeltjesweg 1,
burgerlijke partij,
5. MERLIJNTJE vzw, met zetel te 2960 Brecht, de Lalainglaan 11,
burgerlijke partij,
6. DE KLEINE KASTEELTJES TONGEREN vzw, met zetel te 2960 Brecht, Kleine Kasteeltjesweg 1,
burgerlijke partij,
7. Louis WOUTERS, met kantoor te 2018 Antwerpen, Jan Van Rijswijcklaan 1-3 en Cecile NOELMANS, met kantoor te 3700 Tongeren, Moerenstraat 33, in hun hoedanigheid van curator van het faillissement BUILDING PHASE 67 bv,
burgerlijke partij,
verweerders,
de verweersters 1 tot 6 met als raadsman mr. Frederiek Baudoncq, advocaat bij de balie Leuven, met kantoor te 3001 Leuven, Philipssite 5, waar deze verweersters woonplaats kiezen.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 26 april 2019.
De eisers voeren in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
Raadsheer Ilse Couwenberg heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Alain Winants heeft geconcludeerd.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Middel van niet-ontvankelijkheid
1. De verweersters 1 tot 6 voeren aan dat tegen de bestreden beslissing tot buitenvervolgingstelling voor de telastlegging B.II, tot verwijzing van de eisers naar het vonnisgerecht voor de telastleggingen A.I, A.II, B.I.a, B.I.b, B.I.c en D en tot het aanhouden van de kosten, geen ontvankelijk cassatieberoep kan worden ingesteld.
2. De beslissingen dat er voldoende bezwaren zijn om de eisers voor de telastleggingen A.I, A.II, B.I.a, B.I.b, B.I.c en D te verwijzen naar de correctionele rechtbank en tot het aanhouden van de kosten van de strafvordering zijn geen eindbeslissingen noch uitspraken in een der gevallen bepaald in artikel 420, tweede lid, Wetboek van Strafvordering.
In zoverre is het middel van niet-ontvankelijkheid gegrond.
3. De beslissing tot buitenvervolgingstelling voor de telastlegging B.II kan de eisers niet grieven zodat het cassatieberoep, in zoverre gericht tegen die beslissing, bij gebrek aan belang niet ontvankelijk is.
In zoverre is het middel van niet-ontvankelijkheid eveneens gegrond.
Middel
Eerste onderdeel
4. Het onderdeel voert schending aan van artikel 149 Grondwet: het arrest laat eisers' verzoek tot het toekennen van een rechtsplegingsvergoeding van 20.000,00 euro onbeantwoord.
Grond van niet-ontvankelijkheid
5. De verweersters 1 tot 6 voeren aan dat het onderdeel niet ontvankelijk is bij gebrek aan precisie aangezien het nalaat aan te duiden in welke akte hun onbeantwoord gebleven verzoek werd aangevoerd. Volgens de verweerders kan deze leemte niet worden aangevuld in de toelichting bij dit onderdeel.
6. De toelichting in een memorie in strafzaken vormt een geheel met het middel en kan de reeds geformuleerde grief preciseren.
7. Voor het overige vereist het onderzoek van de aangevoerde grond van niet-ontvankelijkheid een onderzoek naar de gegrondheid van het onderdeel.
De grond van niet-ontvankelijkheid wordt verworpen.
Gegrondheid
8. Alle procespartijen hebben het recht voor de onderzoeksgerechten conclusies te nemen. Uit de artikelen 127, 135 en 233 Wetboek van Strafvordering volgt dat de onderzoeksgerechten die de rechtspleging regelen, verplicht zijn daarop te antwoorden.
9. In strafzaken kan een conclusie ook mondeling worden genomen voor zover de vordering, exceptie of verweer een schriftelijke neerslag vindt in het proces-verbaal van de rechtszitting of in de rechterlijke beslissing.
10. Uit het proces-verbaal van de rechtszitting van 21 februari 2019 volgt dat de eisers het appelgerecht hebben verzocht om hen een rechtsplegingsvergoeding van 20.000,00 euro toe te kennen gelet op de complexiteit van de zaak.
Het arrest laat deze vordering onbeantwoord.
Het onderdeel is in zoverre gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het nalaat uitspraak te doen over de vordering van de eisers tot het toekennen van een rechtsplegingsvergoeding.
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.
Beveelt dat van dit arrest melding wordt gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.
Veroordeelt de eisers tot vier vijfden van de kosten van hun cassatieberoep.
Houdt de beslissing over de overige kosten aan en laat die over aan de rechter op verwijzing.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.
Bepaalt de kosten op 1.105,32 euro waarvan 227,30 euro is verschuldigd.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit raadsheer Filip Van Volsem, als waarnemend voorzitter, de raadsheren Antoine Lievens, Sidney Berneman, Ilse Couwenberg en Steven Van Overbeke, en op de openbare rechtszitting van 10 juni 2020 uitgesproken door waarnemend voorzitter Filip Van Volsem, in aanwezigheid van advocaat-generaal Alain Winants, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.