Hof van Cassatie: Arrest van 11 Januari 2001 (België). RG C000721Fv

Datum :
11-01-2001
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20010111-10
Rolnummer :
C000721Fv

Samenvatting :

Het verzoekschrift tot onttrekking van de zaak aan de rechter wegens gewettigde verdenking, dat gericht is tegen het Brussels Instituut voor Milieubeheer, terwijl dit geen gerecht in de zin van de wet is wanneer het de procedure inzet om een administratieve geldboete op te leggen als bedoeld in Ord.Br.H.G. 25 maart 1999, is kennelijk niet ontvankelijk (1).

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Nr. C.00.0721.F
SOBELAIR, naamloze vennootschap,
Mr. Marc Godfroid, advocaat bij de balie te Brussel.
HET HOF,
Gehoord het verslag van raadsheer Storck en op conclusie van advocaat-generaal Henkes;
Gelet op het met redenen omklede en ondertekende verzoekschrift van Meester Marc Godfroid, advocaat bij de balie te Brussel, dat op 22 december 2000 ter griffie van het Hof is neergelegd en waarin verzoekster vraagt dat de procedure waarbij het Brussels Instituut voor Milieubeheer haar een administratieve geldboete wil opleggen, wegens gewettigde verdenking aan die instelling wordt onttrokken;
Overwegende dat verzoekster, ingevolge artikel 38, eerste lid, van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu, op 17 november 2000 door de leidend ambtenaar van het Brussels Instituut voor Milieubeheer verzocht werd haar verweermiddelen voor te dragen tegen de telastlegging van overtreding van de artikelen 32 en 33 van die ordonnantie op grond waarvan voornoemd ambtenaar haar een administratieve geldboete kan opleggen;
Overwegende dat artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, dat bekrachtigd is bij artikel 41 van de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen, bepaalt dat voornoemd instituut een instelling van openbaar nut met rechtspersoonlijkheid is;
Overwegende dat het Instituut, luidens artikel 2, § 1, eerste lid, van dat besluit wordt vertegenwoordigd en beheerd door de Executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;
Dat het dagelijks bestuur, overeenkomstig artikel 2, § 2, van voornoemd besluit, waargenomen wordt door een leidend ambtenaar en een adjunct-leidend ambtenaar die door de Executieve worden benoemd;
Overwegende dat het Brussels Instituut voor Milieubeheer, ook wanneer het de opdracht vervult die haar bij artikel 38 van de voornoemde ordonnantie van 25 maart 1999 van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad is toegewezen, geen gerecht is als bedoeld in artikel 650 van het Gerechtelijk Wetboek waarop verzoekster haar verzoek grondt;
Dat het verzoek kennelijk niet ontvankelijk is;
OM DIE REDENEN,
Wijst het verzoek af;
Veroordeelt eiseres in de kosten.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Verheyden, de raadsheren Parmentier, Echement, Storck, Mathieu, en in openbare terechtzitting van elf januari tweeduizend en een uitgesproken door afdelingsvoorzitter Verheyden, in aanwezigheid van advocaat-generaal Henkes, met bijstand van griffier Massart.
Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Bourgeois en overgeschreven met assistentie van griffier Van Geem.