Hof van Cassatie: Arrest van 12 Juni 1990 (België). RG 3812
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-19900612-8
- Rolnummer :
- 3812
Samenvatting :
Wanneer een autovoertuig een ongeval heeft veroorzaakt en de bestuurder ervan niet is geïdentificeerd, levert de enkele omstandigheid dat het autovoertuig op het ogenblik van de feiten was toevertrouwd aan de beklaagde weliswaar een door de rechter te appreciëren bewijselement op om te oordelen of de beklaagde de bestuurder van het voertuig was doch geenszins een wettelijk vermoeden van schuld waarvan de beklaagde het tegenbewijs dient te leveren.
Arrest :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
HET HOF; - Gelet op het bestreden vonnis, op 28 juni 1989 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Brussel;
I. Op de voorziening van Philippe Godderie :
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de tegen hem ingestelde strafvordering :
Over het middel : schending van artikel 6.2. E.V.R.M. van 4 november 1950, goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955 (B.S. van 19 augustus 1955),
doordat het bestreden vonnis stelt dat er ten laste van eerste eiser een wettelijk vermoeden van schuld bestaat en eerste eiser aan dat vermoeden poogt te ontsnappen door te beweren dat de ten laste gelegde feiten door een ander gepleegd werden, en dat eerste eiser zijn beweringen door geen enkel gegeven kan staven,
terwijl, eerste onderdeel, er in hoofde van de betichte nooit een wettelijk vermoeden van schuld kan bestaan, maar integendeel elke betichte onschuldig wordt geacht totdat het bewijs zijner schuld wordt geleverd. Zulks wordt uitdrukkelijk gesteld in het E.V.R.M. De schuld wordt niet vermoed maar moet bewezen worden;
tweede onderdeel, het niet aan de betichte behoort de bewijzen zijner onschuld naar voren te brengen. De beklaagde hoeft niets te bewijzen. Hij moet vrijuit gaan wanneer zijn uitleg materieel mogelijk is en nergens tegengesproken wordt door de stukken van het dossier. Zulks is te dezen het geval daar waar de rechter nooit heeft gesteld dat de uitleg die eerste eiser heeft gegeven, onmogelijk was of in strijd met de gegevens van het strafdossier, zodat het bestreden vonnis de in het middel aangewende bepaling schendt :
Overwegende dat de appelrechters, na de feitelijke omstandigheden van het verkeersongeval te hebben opgesomd, vaststellen dat : 1. het in het ongeval betrokken voertuig op het ogenblik der feiten was toevertrouwd aan eiser, 2. dat eiser steeds heeft voorgehouden dat de sleutels uit zijn jaszak, die aan een kapstok hing in een door hem bezochte dancing, werden ontvreemd door een onbekend persoon, die zijn voertuig zonder zijn toelating heeft bestuurd en het ongeval heeft veroorzaakt, om nadien de sleutels terug in zijn jaszak te deponeren, 3. dat ten laste van eiser een wettelijk vermoeden van schuld bestaat en dat eiser aan dat vermoeden poogt te ontsnappen door te beweren dat de ten laste gelegde feiten door een ander werden gepleegd, 4. evenwel de door eiser aangehaalde feiten van alle geloofwaardigheid zijn ontbloot en door geen enkel gegeven kunnen worden gestaafd;
Overwegende dat de omstandigheid dat het bij het ongeval betrokken voertuig op het ogenblik van de feiten was toevertrouwd aan eiser weliswaar een door de rechter te appreciëren bewijselement oplevert doch geenszins een wettelijk vermoeden van schuld zoals door de appelrechters wordt vastgesteld;
Overwegende dat de appelrechters hun beslissing, nu zij deze laten stoelen op een niet bestaand wettelijk vermoeden van schuld waarvan eiser het tegenbewijs niet levert, niet naar recht verantwoorden;
Dat het middel in zoverre gegrond is;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de door verweerster tegen hem ingestelde civielrechtelijke vordering :
Overwegende dat de hierna uit te spreken vernietiging van de beslissing op de tegen eiser ingestelde strafrechtelijke vordering, de vernietiging meebrengt van de beslissing op de door verweerster tegen eiser ingestelde civielrechtelijke vordering, die het gevolg is van de eerstgenoemde beslissing :
II. Op de voorzieningen van Roland Godderie en Eliane Limbourg, civielrechtelijk aansprakelijke partijen :
Overwegende dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, niet blijkt dat de voorzieningen werden betekend aan verweerster en aan het openbaar ministerie :
Dat de voorzieningen niet ontvankelijk zijn;
Overwegende dat ten gevolge van de vernietiging van de beslissingen op de tegen eiser Philippe Godderie ingestelde strafvordering en civielrechtelijke vordering, de beslissingen waarbij de eisers Roland Godderie en Eliane Limbourg : 1. burgerrechtelijk aansprakelijk worden verklaard voor de aan de eiser Philippe Godderie, hun zoon, opgelegde geldboete en hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor de aan die zoon ten laste gelegde kosten van de strafvordering, 2. samen met de eiser Philippe Godderie solidair worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan verweerster, geen bestaansredenen meer hebben;
Om die redenen, vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het uitspraak doet over de tegen de eiser Philippe Godderie ingestelde strafvordering en civielrechtelijke vordering, behoudens wat de veroordeling van verweerster in de kosten van het door haar ingestelde hoofdberoep betreft; verwerpt de voorzieningen van Roland Godderie en Eliane Limbourg; stelt evenwel vast dat de ten laste van deze eisers uitgesproken beslissingen geen bestaansreden meer hebben; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis; veroordeelt de eisers Roland Godderie en Eliane Limbourg in de helft van de kosten; laat de overige kosten ten laste van de Staat; verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Leuven, zitting houdende in hoger beroep.
I. Op de voorziening van Philippe Godderie :
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de tegen hem ingestelde strafvordering :
Over het middel : schending van artikel 6.2. E.V.R.M. van 4 november 1950, goedgekeurd bij wet van 13 mei 1955 (B.S. van 19 augustus 1955),
doordat het bestreden vonnis stelt dat er ten laste van eerste eiser een wettelijk vermoeden van schuld bestaat en eerste eiser aan dat vermoeden poogt te ontsnappen door te beweren dat de ten laste gelegde feiten door een ander gepleegd werden, en dat eerste eiser zijn beweringen door geen enkel gegeven kan staven,
terwijl, eerste onderdeel, er in hoofde van de betichte nooit een wettelijk vermoeden van schuld kan bestaan, maar integendeel elke betichte onschuldig wordt geacht totdat het bewijs zijner schuld wordt geleverd. Zulks wordt uitdrukkelijk gesteld in het E.V.R.M. De schuld wordt niet vermoed maar moet bewezen worden;
tweede onderdeel, het niet aan de betichte behoort de bewijzen zijner onschuld naar voren te brengen. De beklaagde hoeft niets te bewijzen. Hij moet vrijuit gaan wanneer zijn uitleg materieel mogelijk is en nergens tegengesproken wordt door de stukken van het dossier. Zulks is te dezen het geval daar waar de rechter nooit heeft gesteld dat de uitleg die eerste eiser heeft gegeven, onmogelijk was of in strijd met de gegevens van het strafdossier, zodat het bestreden vonnis de in het middel aangewende bepaling schendt :
Overwegende dat de appelrechters, na de feitelijke omstandigheden van het verkeersongeval te hebben opgesomd, vaststellen dat : 1. het in het ongeval betrokken voertuig op het ogenblik der feiten was toevertrouwd aan eiser, 2. dat eiser steeds heeft voorgehouden dat de sleutels uit zijn jaszak, die aan een kapstok hing in een door hem bezochte dancing, werden ontvreemd door een onbekend persoon, die zijn voertuig zonder zijn toelating heeft bestuurd en het ongeval heeft veroorzaakt, om nadien de sleutels terug in zijn jaszak te deponeren, 3. dat ten laste van eiser een wettelijk vermoeden van schuld bestaat en dat eiser aan dat vermoeden poogt te ontsnappen door te beweren dat de ten laste gelegde feiten door een ander werden gepleegd, 4. evenwel de door eiser aangehaalde feiten van alle geloofwaardigheid zijn ontbloot en door geen enkel gegeven kunnen worden gestaafd;
Overwegende dat de omstandigheid dat het bij het ongeval betrokken voertuig op het ogenblik van de feiten was toevertrouwd aan eiser weliswaar een door de rechter te appreciëren bewijselement oplevert doch geenszins een wettelijk vermoeden van schuld zoals door de appelrechters wordt vastgesteld;
Overwegende dat de appelrechters hun beslissing, nu zij deze laten stoelen op een niet bestaand wettelijk vermoeden van schuld waarvan eiser het tegenbewijs niet levert, niet naar recht verantwoorden;
Dat het middel in zoverre gegrond is;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de door verweerster tegen hem ingestelde civielrechtelijke vordering :
Overwegende dat de hierna uit te spreken vernietiging van de beslissing op de tegen eiser ingestelde strafrechtelijke vordering, de vernietiging meebrengt van de beslissing op de door verweerster tegen eiser ingestelde civielrechtelijke vordering, die het gevolg is van de eerstgenoemde beslissing :
II. Op de voorzieningen van Roland Godderie en Eliane Limbourg, civielrechtelijk aansprakelijke partijen :
Overwegende dat uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, niet blijkt dat de voorzieningen werden betekend aan verweerster en aan het openbaar ministerie :
Dat de voorzieningen niet ontvankelijk zijn;
Overwegende dat ten gevolge van de vernietiging van de beslissingen op de tegen eiser Philippe Godderie ingestelde strafvordering en civielrechtelijke vordering, de beslissingen waarbij de eisers Roland Godderie en Eliane Limbourg : 1. burgerrechtelijk aansprakelijk worden verklaard voor de aan de eiser Philippe Godderie, hun zoon, opgelegde geldboete en hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor de aan die zoon ten laste gelegde kosten van de strafvordering, 2. samen met de eiser Philippe Godderie solidair worden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan verweerster, geen bestaansredenen meer hebben;
Om die redenen, vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het uitspraak doet over de tegen de eiser Philippe Godderie ingestelde strafvordering en civielrechtelijke vordering, behoudens wat de veroordeling van verweerster in de kosten van het door haar ingestelde hoofdberoep betreft; verwerpt de voorzieningen van Roland Godderie en Eliane Limbourg; stelt evenwel vast dat de ten laste van deze eisers uitgesproken beslissingen geen bestaansreden meer hebben; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis; veroordeelt de eisers Roland Godderie en Eliane Limbourg in de helft van de kosten; laat de overige kosten ten laste van de Staat; verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Leuven, zitting houdende in hoger beroep.