Hof van Cassatie: Arrest van 13 November 2002 (België). RG P020966F

Datum :
13-11-2002
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
3 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20021113-15
Rolnummer :
P020966F

Samenvatting :

De materiële schade die de getroffene lijdt t.g.v. blijvende arbeidsongeschiktheid, kan niet alleen bestaan in een vermindering van zijn waarde op de arbeidsmarkt, en, eventueel, in de noodzaak van een grotere krachtinspanning bij het volbrengen van zijn normale beroepswerkzaamheden, maar ook, in voorkomend geval, in de derving van bedrijfsinkomsten (1). (1) Zie Cass., 19 nov. 1997, A.R. P.97.0723.F, nr 488; 7 juni 2000, A.R. P.99.1520.F, nr 346; DE TEMMERMAN B., Invaliditeit, arbeidsongeschiktheid en inkomensverlies. Een bespreking, naar aanleiding van de nieuwe Indicatieve tabel, van het belang van deze begrippen voor de vaststelling en begroting van letselschade naar gemeen recht, in Tijdschrift voor Aansprakelijkheid en Verzekering in het Wegverkeer, 2002, nr 4, blz ...

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Nr. P.02.0966.F.-
I. 1. M. M.,
2. T. E.,
3. WAALS GEWEST,
Mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie,
II. SOLVAY et Cie, naamloze vennootschap,
rechtstreeks gedaagde partij,
Mr. Philippe Gérard, advocaat bij het Hof van Cassatie.
beide cassatieberoepen tegen
G. M., rechtstreeks dagende burgerlijke partij.
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 17 mei 2002 gewezen door het Hof van Beroep te Luik, correctionele kamer.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Francis Fischer heeft verslag uitgebracht.
Advocaat generaal Raymond Loop heeft geconcludeerd.
III. Cassatiemiddelen
De eisers stellen een middel voor, gesteld als volgt :
Geschonden wetsbepalingen
- de artikelen 1382 et 1383 van het Burgerlijk Wetboek.
Aangevochten beslissingen en redenen
De beslissing veroordeelt de eisers in solidum om aan verweerder, wegens een blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct., een totaalbedrag van 70.905,74 euro te betalen, plus de compensatoire interest tegen een rentevoet van 5 pct., met ingang van 1 januari 1991, en de gerechtelijke interest tot de volledige betaling ervan, op grond (bladzijden 3 en 5) :
"Dat uit de conclusie van de burgerlijke partij (= verweerder) blijkt dat die partij en haar zoon vóór het ongeval hadden beslist om 'de werkzaamheden van hun landbouwbedrijf onder te brengen in een naamloze vennootschap, om fiscale redenen en om problemen van opvolging te voorkomen', en 'hoewel dit voornemen door het ongeval vertraging opliep', de consorten G. het in werkelijkheid omzetten met de oprichting van de vennootschap in april 1990, en met het opzetten van de werkzaamheden in juni 1990 ;
Dat die omstandigheid door de andere partijen niet betwist wordt en dat, enerzijds, moet worden aangenomen dat de nieuwe structuur, als het ongeval zich niet had voorgedaan, daadwerkelijk tot stand was gekomen op 1 januari 1990 en dat, anderzijds, abstractie moet worden gemaakt van de meerwaarde van 6.000.000 BEF, afkomstig van de stopzetting, die in elk geval zou zijn verkregen en geen weerslag heeft op de raming van de mogelijke bedrijfsverliezen ;
Dat de oorspronkelijke letsels, brandwonden van de tweede graad in het aangezicht, aan de hals, linkerhand en pols, brandwonden van de derde graad aan beide billen en aan de achterkant vanaf de basis van beide onderbenen tot aan de knie en aan de binnenkant van de dijen, een inhalatiepneumopathie en een breuk van de wervel D12, de burgerlijke partij hebben genoodzaakt om, na de eerste ziekenhuisopname, nog wekenlang te blijven liggen, een jaar lang een drukverband te dragen, sessies kinesitherapie te volgen vóór en na de gedeeltelijke hervatting van het werk in juli 1990 (administratief werk, bewaking van de teelt), hem hebben belet om vóór februari 1991 op een tractor te blijven zitten en, daarna, meer dan twee uur te blijven zitten en onafgebroken verschillende balen te vervoeren ; dat hij daarenboven ook last had van angstaanvallen, nachtmerries en een schuldgevoel (ter herinnering, de graafmachine die op vraag van de consorten G. draineringswerken moest verrichten, had een ethyleenleiding doorgesneden, en daarbij is een persoon in het vuur omgekomen en zijn er twee ernstig verwond) ;
Dat de bovenvermelde gegevens aantonen dat M. G. niet de rol van bestuurder en landbouwer heeft kunnen vervullen van bij de oprichting van de vennootschap, wat hij wel had kunnen doen als het ongeval zich niet had voorgedaan, en dat hij die rol nooit zal vervullen ; dat hij zijn werkzaamheden slechts in beperkte mate zal kunnen hervatten en inkomensverlies zal lijden tot op de dag van zijn pensioen, op 1 januari 1996 ;
Dat het uiteindelijk bedrag, rekening houdend met de rentevoet van de marginale belasting ter waarde van 28, 24 pct., als volgt moet worden berekend :
tijdens de periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid :
1990 : 1.396.019-219.468 = 1.176.551 : 40, 3399 = 29.165, 94 EUR 28, 24 pct. = 20.929,48 EUR
tijdens de definitieve arbeidsongeschiktheid ;
1991 : 1.396.019-600.597 = 795.422 : 40, 3399 = 19, 718 EUR 28, 24 pct. = 14.149, 64 EUR ;
1992 : 1.396.019-581.170 = 814.849 : 40, 3399 = 20.199, 58 EUR 28, 24 pct. = 14.495, 22 EUR ;
1993 : 1.396.019-595.623 = 800.396 : 40, 3399 = 19.841, 30 EUR 28, 24 pct. = 14.237, 40 EUR ;
1994 : 1.396.019-604.081 = 791.938 : 40, 3399 = 19.631, 63 EUR 28, 24 pct. = 14.087, 66 EUR ;
1995 : 1.396.019-612.656 = 783.363 : 40, 3399 = 19.419, 06 28, 24 pct. = 13.935, 12 EUR ;
dus een totaalbedrag van 91.835, 22 EUR.
Grieven
Uit de voormelde grieven blijkt dat het arrest de schade ten gevolge van verweerders gedeeltelijke blijvende arbeidsongeschiktheid (10 pct.) bepaalt op grond van het (vermeende) inkomensverlies dat verweerder zal lijden tot hij de pensioenleeftijd bereikt.
Welnu, de materiële schade ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid, in tegenstelling tot de schade ten gevolge van een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, bestaat niet in de derving van bedrijfsinkomsten maar in de aantasting, door de blijvende arbeidsongeschikt-heid, van de waarde van de getroffene op de arbeidsmarkt.
Het arrest bepaalt het totaalbedrag van de vergoeding die aan verweerder verschuldigd is ten gevolge van een blijvende arbeidsongeschiktheid van 10 pct. op grond van "een inkomensverlies tot (...) 1 januari 1996", en kent aan laatstgenoemde bijgevolg een vergoeding toe die de werkelijk geleden schade te boven gaat of die in elk geval niet is bepaald volgens het wettelijk criterium van de aantasting van de waarde op de arbeidsmarkt.
IV. Beslissing van het Hof
A. In zoverre de cassatieberoepen gericht zijn tegen de beslissing over verweerders tijdelijke arbeidsongeschiktheid :
Overwegende dat de eisers geen enkel middel aanvoeren ;
B. In zoverre de cassatieberoepen gericht zijn tegen de beslissing over verweerders blijvende arbeidsongeschiktheid :
Over het middel :
Overwegende dat de getroffene van een schade, in de regel, recht heeft op de volledige vergoeding van de geleden schade ; dat de rechter in feite oordeelt over het bestaan en de omvang van de door een onrechtmatige daad veroorzaakte schade, alsook over het bedrag van de vergoeding die de voormelde schade volledig herstelt ;
Overwegende dat de materiële schade die de getroffene lijdt ten gevolge van blijvende arbeidsongeschiktheid, niet alleen kan bestaan in een vermindering van zijn waarde op de arbeidsmarkt, en, eventueel, in de noodzaak van een grotere krachtinspanning bij het volbrengen van zijn normale beroepswerkzaamheden, maar ook, in voorkomend geval, in de derving van bedrijfsinkomsten ;
Overwegende dat het middel, volgens hetwelk de materiële schade ten gevolge van een dergelijke arbeidsongeschiktheid niet kan bestaan in een derving van bedrijfsinkomsten, faalt naar recht ;
C. In zoverre de cassatieberoepen gericht zijn tegen de beslissing over het verlies van de exploitatie van de grond waar het ongeval heeft plaatsgevonden ;
Overwegende dat het arrest aan verweerder akte verleent van het feit dat hij "afziet van elke vordering voor het verlies van de teeltmogelijkheden op het veld waar het ongeval heeft plaatsgevonden" :
Dat de cassatieberoepen, bij gemis aan belang, niet ontvankelijk zijn ;
OM DIE REDENEN,
HET HOF
Verwerpt de cassatieberoepen ;
Veroordeelt elke eiser in de kosten van zijn cassatieberoep.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door raadsheer Francis Fischer, waarnemend voorzitter, de raadsheren Jean de Codt, Paul Mathieu, Albert Fettweis en Christine Matray, en in openbare terechtzitting van dertien november tweeduizend en twee uitgesproken door raadsheer Francis Fischer, waarnemend voorzitter, in aanwezigheid van advocaat-generaal Raymond Loop, met bijstand van eerstaanwezend adjunct-griffier Fabienne Gobert.
Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Francis Fischer en overgeschreven met assistentie van eerstaanwezend adjunct-griffier Paul Van den Abbeel.
De eerstaanwezend adjunct-griffier, De raadsheer,