Hof van Cassatie: Arrest van 15 April 2011 (België). RG C.10.0206.N

Datum :
15-04-2011
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20110415-2
Rolnummer :
C.10.0206.N

Samenvatting :

De nalatenschap, en in het bijzonder de erfgenamen die de nalatenschap alsnog aanvaarden, zijn gebonden door de handelingen die de curator over een onbeheerde nalatenschap wettig heeft verricht; een door die curator geformuleerd aanbod tot verkoop van een welbepaald goed tegen een welbepaalde prijs bindt de nalatenschap waarvoor de curator als vertegenwoordiger optrad, gedurende de in het aanbod gepreciseerde termijn, of bij gebreke daaraan, gedurende een redelijke termijn, zonder dat de omstandigheid dat de opdracht van de curator nadien werd beëindigd, tot gevolg heeft dat een door hem namens de nalatenschap geldig geformuleerd aanbod vervalt.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. C.10.0206.N

C. V.,

eiseres,

vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 149, bus 20, waar de eiseres woonplaats kiest,

tegen

1. F. W.,

2. A. W.,

verweerders,

vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Quatre Brasstraat 6, waar de verweerders woonplaats kiezen,

en in aanwezigheid van

1. D. V.,

2. D. V.,

partijen opgeroepen in bindendverklaring van het arrest.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 15 oktober 2009.

Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Eerste onderdeel

1. De appelrechters oordelen dat:

- de eiseres zich op 29 maart 2000 - dit is na beëindiging van het mandaat van de curator - niet meer geldig akkoord kon verklaren met het aanbod van de curator ten aanzien van de curator zelf en dit diende te doen ten aanzien van de verweerders;

- er bijgevolg geen rechtsgeldige overeenkomst tot verkoop van de aandelen tot stand gekomen is tussen de eiseres en de curator.

De appelrechters geven aldus te kennen dat de beëindiging van de opdracht van de curator een einde maakt aan zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid, zodat aanvaardingen niet meer aan de voormalige curator kunnen worden gericht, zelfs zo het oorspronkelijke aanbod van hem is uitgegaan.

2. Anders dan het onderdeel aanvoert, vereisen de appelrechters niet het akkoord van diegene van wie het aanbod uitging of in wiens naam het werd gedaan met de aanvaarding van het aanbod.

Het onderdeel mist feitelijke grondslag.

Tweede onderdeel

3. Krachtens artikel 813, eerste lid, Burgerlijk Wetboek is de door de rechtbank van eerste aanleg aangewezen curator gehouden de staat van de nalatenschap door een boedelbeschrijving te doen vaststellen.

Krachtens het tweede lid beheert de curator de nalatenschap en zijn de bepalingen van de afdeling III van hoofdstuk IV betreffende de tegeldemaking van het actief en de betaling van het passief door de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam, van toepassing op de afdeling IV met als opschrift "Onbeheerde nalatenschappen".

Hieruit volgt dat de nalatenschap, en in het bijzonder de erfgenamen die de nalatenschap alsnog aanvaarden, gebonden zijn door de handelingen die de curator wettig heeft verricht.

4. Een door de curator geformuleerd aanbod tot verkoop van een welbepaald goed tegen een bepaalde prijs bindt de nalatenschap waarvoor de curator als vertegenwoordiger optrad, gedurende de in het aanbod gepreciseerde termijn, of bij gebreke daarvan, gedurende een redelijke termijn.

De omstandigheid dat de opdracht van de curator nadien werd beëindigd, heeft niet tot gevolg dat een door hem namens de nalatenschap rechtsgeldig geformuleerd aanbod vervalt.

5. Op grond van de artikelen 1101, 1108 en 1134 Burgerlijk Wetboek volstaat in beginsel de aanvaarding van het aanbod door de bestemmeling ervan om de overeenkomst tot stand te brengen.

Zijn partijen of hun vertegenwoordigers in de tijd of in de ruimte van elkaar verwijderd, dan wordt de overeenkomst geacht tot stand te komen op het tijdstip en de plaats waarop de aanbieder van de aanvaarding door de wederpartij kennis neemt of daarvan redelijkerwijze kennis had kunnen nemen.

De omstandigheid dat de contractspartij die het aanbod van de curator aanvaardt, die aanvaarding verkeerdelijk richt aan de niet langer bevoegde curator, belet niet dat er een overeenkomst tot stand komt met de nalatenschap indien de personen die de nalatenschap op dat moment vertegenwoordigen van de aanvaarding kennis hebben genomen of hiervan redelijkerwijze kennis konden nemen.

6. De appelrechters stellen vast dat:

- de curator van de onbeheerde nalatenschap van Frans Wallays op 15 december 1999 360 aandelen van Frans Wallays bvba te koop aanbood;

- het mandaat van de curator over de onbeheerde nalatenschap op 31 januari 2000 beëindigd was, hetgeen het vonnis van 22 mei 2001 vaststelt, waartegen geen rechtsmiddel werd aangewend;

- de aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving door de verweerders werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 februari 2000;

- de eiseres in haar verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst van 6 april 2000 ten aanzien van de verweerders enkel vermeldde dat zij inmiddels met de curator tot een overeenkomst was gekomen betreffende de overdracht van de 360 aandelen in Frans Wallays bvba behorende tot de nalatenschap en belang had bij de naleving van die overeenkomst door de verweerders.

7. De appelrechters beslissen dat:

- de eiseres zich derhalve op 29 maart 2000 - dit is na de beëindiging van het mandaat van de curator - niet meer geldig akkoord kon verklaren met het aanbod van de curator ten aanzien van de curator zelf en dit diende te doen ten aanzien van de verweerders;

- het verzoekschrift alleen verwijst naar een reeds tot stand gekomen overeenkomst met de curator;

- er geen sprake is van een aanvaarding ten aanzien van de verweerders.

8. De appelrechters miskennen de verbindende kracht van de overeenkomst, daar zij het noodzakelijk achten dat de aanvaarding rechtstreeks dient te worden gericht aan diegenen die na het ontslag van de curator bevoegd waren om de nalatenschap te vertegenwoordigen, en er geen overeenkomst tot stand kwam ondanks de kennisname van de aanvaarding door de wettelijke vertegen-woordigers.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verklaart het arrest bindend voor de tot bindendverklaring opgeroepen partijen.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, en de raadsheren Eric Dirix, Eric Stassijns, Beatrijs Deconinck en Alain Smetryns, en in openbare rechtszitting van 15 april 2011 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.