Hof van Cassatie: Arrest van 15 Februari 2016 (België). RG C.14.0448.F

Datum :
15-02-2016
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20160215-1
Rolnummer :
C.14.0448.F

Samenvatting :

Artikel 31, §1, eerste lid van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers bepaalt dat de activiteit die buiten de in de hoofdstukken I en II voorgeschreven regels, door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt uitgeoefend om door hen in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van derden die deze werknemers gebruiken en over hen enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt, verboden is; uit die bepaling die van openbare orde is, volgt dat de overeenkomst waarbij de werkgever werknemers ter beschikking van derden stelt, met miskenning van dat verbod, volstrekt nietig is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2016, nr. ...

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. C.14.0448.F

EUROPEAN SOCIETY FOR RADIOTHERAPY AND ONCOLOGY, ES-TRO afgekort, internationale vereniging zonder winstoogmerk,

Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie,

tegen

EQUAL-ESTRO, vennootschap naar Frans recht,

Mr. Michèle Grégoire, advocaat bij het Hof van Cassatie.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 9 april 2014.

De zaak is bij beschikking van 28 januari 2016 door de eerste voorzitter naar de derde kamer verwezen.

Advocaat-generaal Jean Marie Genicot heeft op 28 januari 2016 een conclusie neergelegd ter griffie.

Raadsheer Marie-Claire Ernotte heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Jean Marie Genicot heeft geconcludeerd.

(...)

II. BESLISSING VAN HET HOF

Eerste onderdeel

(...)

Tweede onderdeel

Het arrest oordeelt dat "de eiseres onterecht aanvoert dat zij, overeenkomstig de bepaling vervat in artikel 32, § 1, a), van de wet van 24 juli 1978 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, niets anders heeft gedaan dan sommige van haar werknemers ter beschikking stellen van de verweerster in het kader van de sa-menwerking tussen de ondernemingen van eenzelfde economische en financiële entiteit, aangezien de eiseres niet aantoont dat de voorwaarden voor die terbe-schikkingstelling vervuld waren".

In tegenstelling met wat het onderdeel onderstelt, steunt het arrest zijn beslissing om de vordering tot betaling van de eiseres te verwerpen niet op een schending van de voornoemde bepaling, maar op het feit dat de voorwaarden om van het af-wijkende stelsel te genieten niet vervuld zijn.

In zoverre mist het onderdeel feitelijke grondslag.

Voor het overige kan volgens artikel 6, Burgerlijk Wetboek, aan de wetten die de openbare orde en de goede zeden betreffen, door bijzondere overeenkomsten geen afbreuk worden gedaan en kan krachtens artikel 1131 van dat wetboek een verbin-tenis, aangegaan uit een ongeoorloofde oorzaak, geen gevolg hebben.

Artikel 31, § 1, eerste lid, van de voornoemde wet van 24 juli 1987 bepaalt dat de activiteit die buiten de in de hoofdstukken I en II voorgeschreven regels, door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon wordt uitgeoefend om door hen in dienst genomen werknemers ter beschikking te stellen van derden die deze werknemers gebruiken en over hen enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt, verboden is.

Uit die bepaling die van openbare orde is, volgt dat de overeenkomst waarbij de werkgever werknemers ter beschikking van derden stelt, met miskenning van dat verbod, volstrekt nietig is.

Het onderdeel dat in dit opzicht volledig uitgaat van het tegendeel, faalt naar recht.

Derde onderdeel

Krachtens artikel 31, Burgerlijk Wetboek, kan de verplichting uit een ongeoor-loofde oorzaak geen gevolg hebben.

Het algemeen rechtsbeginsel van de verrijking zonder oorzaak vereist dat er geen oorzaak is van de verarming of de verrijking.

Uit de samenhang van die bepalingen volgt dat, aangezien de overeenkomst uit een ongeoorloofde oorzaak geen gevolg kan hebben, de verrijking van diegene die de uitvoering ervan geniet, zonder oorzaak is. De rechter kan de vordering van de verarmde evenwel verwerpen wanneer hij feitelijk oordeelt dat aldus de preven-tieve rol van de sanctie voor de overeenkomst uit ongeoorloofde oorzaak in het gedrang komt of als de maatschappelijke orde vereist dat de verarmde zwaarder bestraft wordt.

Op grond van de overwegingen dat "de eiseres de betaling van de facturen voor het loon van werknemers die zij ongeoorloofd ter beschikking van de verweerster heeft gesteld, niet kan vorderen", dat die "ongeoorloofde terbeschikkingstelling van haar werknemers" op een "ongeoorloofde oorzaak" steunt en dat "de inwil-liging van de vordering die, in ondergeschikte orde, op de verrijking zonder oor-zaak steunt, de doeltreffendheid van de door de wet bepaalde sanctie teniet zou doen en kennelijk strijdig zou zijn met de doelstellingen van bescherming van de categorieën van werknemers bedoeld door de wetgever", kon het arrest naar recht beslissen dat die vordering niet gegrond is.

Het onderdeel kan niet worden aangenomen.

(...)

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres tot de kosten.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door afde-lingsvoorzitter Albert Fettweis, de raadsheren Didier Batselé, Martine Regout, Mireille Delange en Marie-Claire Ernotte, en in openbare terechtzitting van 15 fe-bruari 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Albert Fettweis, in aanwezig-heid van advocaat-generaal Jean Marie Genicot, met bijstand van griffier Fabienne Gobert.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Bart Wylleman en overge-schreven met assistentie van griffier Vanessa Van de Sijpe.

De griffier, De raadsheer,