Hof van Cassatie: Arrest van 18 December 2008 (België). RG C070424F-C070433F
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20081218-1
- Rolnummer :
- C070424F-C070433F
Samenvatting :
De huurder moet ten aanzien van de verhuurder of de in diens rechten getreden persoon aantonen dat noch hijzelf noch de personen voor wie hij krachtens artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek instaat, enige fout hebben begaan die de brand in het gehuurde pand, zoals deze zich heeft voorgedaan, mede heeft veroorzaakt.
Arrest :
Nr. C.07.0424.F
AXA BELGIUM, naamloze vennootschap,
Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie,
tegen
1. C. A.
2. ASSOCIATION DE PREVOYANCE ET D'ASSURANCES, naamloze vennootschap,
3. STAR MATIC, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
4. L.G.L., coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Nr. C.07.0433.F
L.G.L.,
Mr. François T'Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie,
tegen
1. ASSOCIATION DE PREVOYANCE ET D'ASSURANCES,
2. STAR MATIC,
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
De cassatieberoepen zijn gericht tegen het vonnis, op 30 maart 2007 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik.
Afdelingsvoorzitter Claude Parmentier heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
A. Tot staving van het onder het nummer C.07.0424.F op de algemene rol ingeschreven cassatieberoep voert de eiseres drie middelen aan:
...
Tweede middel
Geschonden wettelijke bepalingen
- de artikelen 1384, derde lid, en 1733 van het Burgerlijk Wetboek.
Aangevochten beslissingen
Het bestreden vonnis ontslaat de heer D. en de eerste verweerster van alle aansprakelijkheid voor de brand in het gehuurde pand, wijst bijgevolg de door de eiseres tegen hen en hun verzekeraar ingestelde rechtsvorderingen af en veroordeelt haar in haar hoedanigheid van verzekeraar van de vierde verweerster om verschillende vergoedingen te betalen en om laatstgenoemde te vrijwaren, op grond "dat (...) er geen voldoende aanwijzingen zijn om een fout ten laste te leggen aan de serveerster en om derhalve de heer (...) D. (en de eerste verweerster) aansprakelijk te stellen.
Die beslissing is gegrond op de gehele motivering van het vonnis die hier als volledig weergegeven wordt beschouwd, meer bepaald op de volgende motieven:
"Om zich van zijn contractuele aansprakelijkheid te bevrijden dient de huurder te bewijzen dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan (...); het ontbreken van schuld kan met name het gevolg zijn van de aansprakelijkheid van een derde ; en dan nog is vereist dat de huurder bewijst dat het hier geen derde betreft voor wie hij moet instaan (...);
De (eiseres) voert aan dat de huurders aansprakelijk zijn (...) op grond van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk de aansteller aansprakelijk is voor de fout van zijn aangestelde;
De enige aanwijzing van een fout aan de zijde van een aangestelde van de huurders is te vinden in de door de h. D. ten overstaan van de verbalisanten afgelegde verklaring dat ‘alles normaal was behalve dat ik vernam dat mijn serveerster (...) in de loop van de dag brandlucht had geroken die afkomstig was van de ijsblokjesmachine';
De serveerster zelf is niet ondervraagd;
Het precieze tijdstip van de dag waarop dat feit zich heeft voorgedaan is onbekend; het is mogelijk dat de serveerster een verdachte geur heeft opgemerkt in de ochtend, dat die geur snel en vanzelf verdwenen is, in welk geval de serveerster niet kan worden geacht een fout te hebben begaan; evenmin is bekend of en hoe de serveerster gereageerd heeft;
Er zijn dus geen voldoende aanwijzingen dat de serveerster enige schuld treft en dat derhalve de heer en mevrouw D-C. aansprakelijk zijn".
Grieven
Krachtens artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek staat het aan de huurder om ten aanzien van de verhuurder of diens indeplaatsgestelde te bewijzen dat de brand in het gehuurde pand buiten zijn schuld is ontstaan.
Bijgevolg dient de huurder niet alleen te bewijzen dat het gebrek van een zaak die hij niet onder zijn bewaring heeft, een oorzaak van de brand is, maar ook dat het de uitsluitende oorzaak ervan is, en, bijgevolg, dat noch hij noch de personen voor wie hij krachtens artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek moet instaan, een fout hebben begaan die de brand mede heeft doen ontstaan.
Het bestreden vonnis dat op de speciaal in de aanhef van het middel weergegeven gronden beslist, niet dat de aangestelde van de heer D. en de eerste verweerster geen enkele schuld treft, maar wel dat er geen voldoende aanwijzing is voor die schuld, schendt zowel artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek als artikel 1384, derde lid, van hetzelfde wetboek dat nergens afwijkt van eerstgenoemde bepaling wat betreft het door de huurder in geval van brand in het gehuurde pand te leveren bewijs.
Derde middel
Geschonden wettelijke bepaling
- artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Aangevochten beslissingen
Het bestreden vonnis beslist dat "de huurder D. de ijsblokjesmachine niet onder zijn bewaring had maar dat de machine in bewaring was gebleven bij de vierde verweerster, zodat zij aansprakelijk is op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek".
Bijgevolg verwerpt het de rechtsvorderingen die de eiseres in haar hoedanigheid van in de rechten van de verhuurders getreden persoon had ingesteld en veroordeelt haar in haar hoedanigheid van verzekeraar van de vierde verweerster om deze te vrijwaren en om verschillende vergoedingen te betalen aan de tweede en de derde verweerster.
Die beslissing is gegrond op de gehele motivering van het vonnis die hier als volledig weergegeven wordt beschouwd, en inzonderheid op de volgende motieven:
"De hoedanigheid van bewaarder wordt betwist, aangezien de (vierde verweerster) aanvoert dat het echtpaar D-C. die machine in bewaring gekregen had.
De bewaarder van een zaak is de persoon die voor eigen rekening in feite gebruikt maakt van die zaak, deze behoudt of het genot ervan heeft met de macht tot uitoefening van toezicht, bewaring en leiding. Het begrip bewaring moet worden bepaald met inachtneming van de feiten. Op grond van een onderzoek van de concrete toedracht van de zaak moet worden bepaald welke rechtssubjecten op het tijdstip waarop de schade zich voordeed, het gebruik, de bewaring of het genot van de zaak hadden met de macht tot toezicht, bewaring en leiding. Bewaring veronderstelt dus de macht om de intellectuele leiding te hebben over de zaak, alsook de macht om toezicht te houden op het gebruik of de bediening ervan. De bewaarder moet bij machte zijn initiatieven te nemen ten aanzien van die zaak, zonder dat dit hem [...] door anderen wordt betwist, omdat het zijn taak is te bepalen waarvoor de zaak dient.
Te dezen moet worden nagegaan of de heer D., enerzijds, en de (vierde verweerster), anderzijds, aan de voorwaarden voldoen om bewaarder te kunnen zijn.
De tussen de (vierde verweerster) en de heer D. gesloten overeenkomst, ‘overeenkomst van bewaargeving' genaamd, bepaalt dat ‘de vennootschap de eigenaar van het geleende materieel is en blijft. De klant verbindt zich ertoe het materieel als goed huisvader te gebruiken en hij mag het materieel niet zonder de toestemming van de vennootschap verplaatsen (...). De klant verbindt zich ertoe om uitsluitend op zijn kosten te zorgen voor het behoud, de goede werking en het onderhoud van het geleende materieel. De herstellingen en het onderhoud vallen ten laste van de vennootschap'.
De beschikking over de zaak, het gebruik of het genot ervan zijn op zich evenwel geen voldoende redenen om tot het bestaan van bewaring in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek te besluiten. Daaruit volgt dat de omstandigheid alleen dat een rechtssubject bij overeenkomst het gebruik, het genot of het bezit van een zaak verkrijgt, niet terzake doet. Zelfs als een partij zich tegenover haar medecontractant kan beroepen op een contractueel recht op het gebruik, het genot of het bezit van de zaak, dan nog toont zulks niet met voldoende zekerheid aan dat die partij op het ogenblik van de feiten de feitelijke macht over die zaak bezat en de mogelijkheid had om over die zaak toezicht, bewaring en leiding uit te oefenen. Het feit dat de heer D. ten deze krachtens de met de (vierde verweerster) ondertekende overeenkomst het gebruik, het genot en het bezit van de ijsblokjesmachine had, betekende daarom nog niet dat hij de macht en de mogelijkheid had om er het toezicht en het recht van bewaring en leiding over uit te oefenen. Krachtens diezelfde overeenkomst mocht hij trouwens de machine niet verplaatsen en bleef de (vierde verweerster) verder instaan voor de herstellingen en het onderhoud, wat bewijst dat de heer D. niet de bewaarder ervan was, aangezien hij niet de macht had om de zaak in intellectueel opzicht te leiden en het gebruik en de bediening ervan te controleren.
(...) Het is bewezen dat de (vierde verweerster) bewaarder van de zaak was, zodat (zij) aansprakelijk (...) is op grond van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek".
Grieven
Het begrip bewaring van een zaak in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek vereist niet dat de betrokkene voldoende kennis bezit om de gebreken te herstellen maar dat er tussen hem en de zaak een rechtsverhouding bestaat, zoals die onder meer van eigenaar; het is nodig maar voldoende dat hij de zaak voor zijn eigen rekening gebruikt of het genot ervan heeft of haar bewaart met de macht om er toezicht, leiding en controle op uit te oefenen.
Het bestreden vonnis dat de huurders ten aanzien van de verhuurders ontslaat van alle aansprakelijkheid voor de brand in het gehuurde pand, stelt vast dat de huurder D. zich ertoe verbonden heeft "het materieel als goed huisvader te gebruiken" en "om uitsluitend op zijn kosten te zorgen voor het behoud, de goede werking en het onderhoud van het geleende materieel", dat hij "wel degelijk het gebruik, het genot en het bezit van de ijsblokjesmachine had", en dat niet vaststelt dat de vierde verweerster, die eigenares van de ijsblokjesmachine was gebleven, deze voor haar eigen rekening gebruikte, maar alleen dat het geleende materieel niet zonder haar toestemming mocht worden verplaatst en dat de huurder D. zich ertoe verbonden had dat de herstellingen en het onderhoud door haar en "uitsluitend op kosten" van de heer D. zouden geschieden, kon hieruit niet afleiden dat laatstgenoemd,e en de eerste verweerster, "niet de bewaarder ervan was" maar dat het de vierde verweerster was die deze hoedanigheid had behouden. Het schendt derhalve artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
...
III. BESLISSING VAN HET HOF
De cassatieberoepen zijn tegen hetzelfde vonnis gericht. Er bestaat grond tot voeging.
A. Het cassatieberoep dat onder het nummer C.07.0424.F op de algemene rol is ingeschreven:
Eerste middel:
...
Tweede middel
Krachtens artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek dient de huurder ten aanzien van de verhuurder of de in diens rechten getreden persoon aan te tonen dat de brand in het gehuurde pand buiten zijn schuld is ontstaan.
Bijgevolg dient hij ten aanzien van laatstgenoemde aan te tonen dat noch hij zelf noch de personen voor wie hij krachtens artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek instaat, enige fout hebben begaan die de brand mede heeft veroorzaakt.
Op de in het middel weergegeven gronden beslist het bestreden vonnis dat er geen voldoende aanwijzingen bestaan dat de aangestelde van de heer D. schuldig zou zijn aan het ontstaan van de brand en ontslaat het bijgevolg de eerste verweerster en de heer D. van alle aansprakelijkheid.
Zodoende ontslaat het de eerste verweerster en de heer D. in strijd met de wet van de verplichting om ten aanzien van de eiseres die optreedt in de hoedanigheid van degene die in de rechten van de verhuurder getreden is, te bewijzen dat hun aangestelde geen enkele schuld treft.
Het middel is gegrond.
Derde middel
De bewaarder van een zaak in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is degene die deze zaak voor eigen rekening gebruikt of het genot ervan heeft of die de zaak bewaart met de macht om er het toezicht, de leiding en de controle op uit te oefenen.
De rechter beslist op onaantastbare wijze in feite wie de bewaarder van de zaak is in de zin van artikel 1384, eerste lid, mits hij het wettelijk begrip bewaarder van de zaak niet miskent.
Het bestreden vonnis stelt vast dat de heer D. op 4 april 2001 met de vierde verweerster een overeenkomst heeft gesloten waarbij een ijsblokjesmachine ter beschikking werd gesteld, dat die machine onder de roestvrije gootsteen van de bar stond en dat zij zowel oorsprong als oorzaak van de schade is. Het wijst erop dat de heer D. blijkens de bewoordingen van het contract van bewaargeving zich ertoe verbond het materieel als goed huisvader te gebruiken en uitsluitend op zijn kosten te zorgen voor het behoud, de goede werking en het onderhoud van het geleende materieel, en het beslist dat de heer D., ten gevolge van de met de vierde verweerster gesloten overeenkomst, het gebruik, het genot en het bezit had van de ijsblokjesmachine.
Het beslist dat de heer D. niet de bewaarder van de zaak was om de enige redenen dat krachtens de overeenkomst hij de machine niet mocht verplaatsen, enerzijds, en de vierde verweerster verder bleef instaan voor de herstellingen en het onderhoud, anderzijds.
Aldus verantwoordt het bestreden vonnis niet naar recht zijn beslissing dat niet de heer D. maar de vierde verweerster de ijsblokjesmachine onder haar bewaring had.
Het middel is gegrond.
...
Dictum
Het Hof,
Voegt de zaken die op de algemene rol ingeschreven zijn onder de nummers C.07.0424.F en C.07.0433.F .
Vernietigt het bestreden vonnis, behalve in zoverre dat vonnis het principaal en incidenteel hoger beroep, de rechtsvorderingen tot gedwongen tussenkomst, de tussenvordering en de rechtsvorderingen tot vrijwaring ontvankelijk verklaart, de uitspraak aanhoudt en uitspraak doet over de rechtsvorderingen van de naamloze vennootschap Axa Belgium en de vennootschap Starmatic tegen meester D..
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.
Houdt de kosten van elk cassatieberoep aan voor uitspraak daaromtrent door de feitenrechter.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hoei, zitting houdende in hoger beroep.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Claude Parmentier, de raadsheren Didier Batselé, Albert Fettweis, Benoît Dejemeppe en Martine Regout, en in openbare terechtzitting van 18 december 2008 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Claude Parmentier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Thierry Werquin, met bijstand van griffier Marie-Jeanne Massart.
Vertaling opgemaakt onder toezicht van voorzitter Ivan Verougstraete en overgeschreven met assistentie van griffier Philippe Van Geem.
De griffier, De voorzitter,