Hof van Cassatie: Arrest van 18 September 1991 (België). RG 9365
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-19910918-9
- Rolnummer :
- 9365
Samenvatting :
De rechter voldoet niet aan de bijzondere motiveringsverplichting van art. 195, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, wanneer hij de beklaagde veroordeelt tot de geldboete en de ontzetting, die krachtens art. 84 Strafwetboek benevens de gevangenisstraf mogen worden uitgesproken, als hij niet vermeldt waarom hij die facultatieve straffen uitspreekt.
Arrest :
Voeg het document toe aan een map
()
om te beginnen met annoteren.
HET HOF; - Gelet op de bestreden beschikking, op 5 april 1991 gewezen door de raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Luik en gelet op het op 12 juli 1991 door het Hof van Beroep te Luik gewezen arrest;
I. ...
II. Op de voorziening van 18 juli 1991 tegen het arrest van het Hof van Beroep te Luik :
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de tegen eiser ingestelde vordering :
Over het middel : schending van artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering,
doordat het arrest, bij de uitspraak over de vervolgingen die tegen eiser waren ingesteld wegens poging tot doden van zijn echtgenote (telastlegging A) en het zonder wettige reden en zonder machtiging dragen van een verweerwapen (telastlegging B), a. hem met bevestiging van het bestreden vonnis een gevangenisstraf van 8 jaar en een geldboete van 200 frank oplegt, b. hem bovendien voor een duur van 5 jaar ontzet van de in artikel 31, 1°, 3° tot 6°, van het Strafwetboek opgesomde rechten, op grond dat "(het) voor de bepaling van de strafmaat de volgende gegevens, met uitsluiting van die welke in het vonnis a quo vermeld zijn, in aanmerking neemt :
- de zwaarwichtigheid van de feiten, - de persoonlijkheid van de beklaagde, zoals die blijkt uit het dossier, en met de precisering dat het hof (van beroep) toepassing maakt van de wet van 9 januari 1991 betreffende de uitwissing van veroordelingen, - het betrekkelijke gevaar dat (eiser) oplevert",
terwijl artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechter nauwkeurig, maar op een wijze die beknopt mag zijn, de redenen vermeldt waarom hij, als de wet hem daartoe vrije beoordeling overlaat, dergelijke straf of dergelijke maatregel uitspreekt, en bovendien de strafmaat rechtvaardigt voor elke uitgesproken straf of maatregel; artikel 84 van het Strafwetboek bepaalt dat schuldigen wier criminele straf tot gevangenisstraf wordt verminderd, kunnen worden veroordeeld tot geldboete van zesentwintig frank tot duizend frank; dat zij voor ten minste vijf jaar en ten hoogste tien jaar kunnen worden veroordeeld tot ontzetting van alle rechten of een deel van de rechten, in artikel 31 van het Strafwetboek genoemd; het arrest nergens de redenen aangeeft waarom het eiser, benevens de gevangenisstraf, ook een geldboete oplegt en hem ontzet van sommige, in artikel 31 van het Strafwetboek opgesomde rechten, ofschoon het luidens artikel 84 van het Strafwetboek niet verplicht is die straffen uit te spreken; het a fortiori de strafmaat niet rechtvaardigt voor de geldboete (schending van artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering) :
ç Overwegende dat het arrest nergens vermeldt waarom het eiser veroordeelt tot een geldboete en tot de ontzetting, die het krachtens artikel 84 van het Strafwetboek mag uitspreken naast de gevangenisstraf;
Dat het middel gegrond is;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissingen op de door de verweerders tegen eiser ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen :
Overwegende dat de hierna op de niet beperkte voorziening van eiser, beklaagde, uitgesproken vernietiging van de op de strafvordering gewezen beslissing vernietiging meebrengt van de beslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen, die het gevolg zijn van de eerstgenoemde beslissing;
Om die redenen, verwerpt de voorziening tegen de op 5 april 1991 gewezen beschikking van de raadkamer; vernietigt het bestreden arrest; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest; veroordeelt eiser in de kosten van de voorziening tegen de beschikking van de raadkamer; laat de kosten van de voorziening tegen het arrest van het Hof van Beroep te Luik ten laste van de Staat; verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Bergen.
I. ...
II. Op de voorziening van 18 juli 1991 tegen het arrest van het Hof van Beroep te Luik :
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de tegen eiser ingestelde vordering :
Over het middel : schending van artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering,
doordat het arrest, bij de uitspraak over de vervolgingen die tegen eiser waren ingesteld wegens poging tot doden van zijn echtgenote (telastlegging A) en het zonder wettige reden en zonder machtiging dragen van een verweerwapen (telastlegging B), a. hem met bevestiging van het bestreden vonnis een gevangenisstraf van 8 jaar en een geldboete van 200 frank oplegt, b. hem bovendien voor een duur van 5 jaar ontzet van de in artikel 31, 1°, 3° tot 6°, van het Strafwetboek opgesomde rechten, op grond dat "(het) voor de bepaling van de strafmaat de volgende gegevens, met uitsluiting van die welke in het vonnis a quo vermeld zijn, in aanmerking neemt :
- de zwaarwichtigheid van de feiten, - de persoonlijkheid van de beklaagde, zoals die blijkt uit het dossier, en met de precisering dat het hof (van beroep) toepassing maakt van de wet van 9 januari 1991 betreffende de uitwissing van veroordelingen, - het betrekkelijke gevaar dat (eiser) oplevert",
terwijl artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechter nauwkeurig, maar op een wijze die beknopt mag zijn, de redenen vermeldt waarom hij, als de wet hem daartoe vrije beoordeling overlaat, dergelijke straf of dergelijke maatregel uitspreekt, en bovendien de strafmaat rechtvaardigt voor elke uitgesproken straf of maatregel; artikel 84 van het Strafwetboek bepaalt dat schuldigen wier criminele straf tot gevangenisstraf wordt verminderd, kunnen worden veroordeeld tot geldboete van zesentwintig frank tot duizend frank; dat zij voor ten minste vijf jaar en ten hoogste tien jaar kunnen worden veroordeeld tot ontzetting van alle rechten of een deel van de rechten, in artikel 31 van het Strafwetboek genoemd; het arrest nergens de redenen aangeeft waarom het eiser, benevens de gevangenisstraf, ook een geldboete oplegt en hem ontzet van sommige, in artikel 31 van het Strafwetboek opgesomde rechten, ofschoon het luidens artikel 84 van het Strafwetboek niet verplicht is die straffen uit te spreken; het a fortiori de strafmaat niet rechtvaardigt voor de geldboete (schending van artikel 195, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering) :
ç Overwegende dat het arrest nergens vermeldt waarom het eiser veroordeelt tot een geldboete en tot de ontzetting, die het krachtens artikel 84 van het Strafwetboek mag uitspreken naast de gevangenisstraf;
Dat het middel gegrond is;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissingen op de door de verweerders tegen eiser ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen :
Overwegende dat de hierna op de niet beperkte voorziening van eiser, beklaagde, uitgesproken vernietiging van de op de strafvordering gewezen beslissing vernietiging meebrengt van de beslissing op de tegen hem ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen, die het gevolg zijn van de eerstgenoemde beslissing;
Om die redenen, verwerpt de voorziening tegen de op 5 april 1991 gewezen beschikking van de raadkamer; vernietigt het bestreden arrest; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest; veroordeelt eiser in de kosten van de voorziening tegen de beschikking van de raadkamer; laat de kosten van de voorziening tegen het arrest van het Hof van Beroep te Luik ten laste van de Staat; verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Bergen.