Wanneer de raadkamer bij aanneming van verzachtende omstandigheden een beklaagde naar de correctionele rechtbank heeft verwezen, in hoofdzaak als dader van een bij de artikelen 510 en 513, lid 2, van het Strafwetboek omschreven misdaad en subsidiair als medeplichtige aan dit misdadig feit, en het hof van beroep zich terecht onbevoegd heeft verklaard omdat de in de hoofdtelastlegging omschreven misdaad door het onderzoeksgerecht niet wettelijk kon worden gecorrectionaliseerd, wordt door het Hof, indien beide beslissingen in kracht van gewijsde, zijn gegaan, het rechtsgebied geregeld, de beschikking van de raadkamer vernietigd, behalve in zover ze beslist dat het misdadig feit, waarvoor de beklaagde als medeplichtige wordt aangemerkt, geen aanleiding kan geven tot de toepassing van correctionele straffen, en de zaak naar de kamer van inbeschuldigingstelling verwezen.
Arrest :
De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.