Hof van Cassatie: Arrest (België). RG P.20.0560.N

Datum :
02-06-2020
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20200602-9
Rolnummer :
P.20.0560.N

Samenvatting :

Samenvatting 1

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. P.20.0560.N

M L M,

inverdenkinggestelde, aangehouden,

eiser,

met als raadsman mr. Philip De Cleene, advocaat bij de balie Antwerpen.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 19 mei 2020.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Raadsheer Eric Van Dooren heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Alain Winants heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

1. Het arrest verklaart eisers hoger beroep ontvankelijk.

In zoverre het cassatieberoep ook tegen die beslissing is gericht, is het bij gebrek aan belang niet ontvankelijk.

Eerste middel

2. Het middel voert schending aan van artikel 152 Wetboek van Strafvordering, alsmede miskenning van de geldende rechtspraak van het Hof van Cassatie houdende de vorm en inhoud van conclusies in strafzaken: ten onrechte heeft het appelgerecht een ter rechtszitting neergelegd stuk niet als een conclusie beschouwd omdat het geen handtekening draagt.

3. Alle procespartijen hebben het recht voor de onderzoeksgerechten conclusies te nemen. Uit de artikelen 23, 4°, en 30, § 3, derde lid, Voorlopige Hechteniswet volgt dat de onderzoeksgerechten op regelmatig neergelegde conclusies moeten antwoorden.

4. In de rechtspleging voor de onderzoeksgerechten moet de conclusie blijken uit een geschrift dat, ongeacht zijn benaming of vorm, tijdens het debat ter rechtszitting door een partij of zijn advocaat aan de rechter wordt voorgelegd, waarvan regelmatig is vastgesteld dat de rechter kennis ervan heeft genomen en waarin middelen tot staving van een eis, verweer of exceptie zijn aangevoerd.

5. Een geschrift dat blijkens de vermeldingen van de beslissing door een partij of zijn advocaat tijdens het debat aan het onderzoeksgerecht is overgelegd, dat door de voorzitter en de griffier voor gezien is getekend en waarin een middel wordt aangevoerd tot staving van een eis, verweer of exceptie, moet worden beschouwd als een schriftelijke conclusie, zelfs als het niet door de partij of haar advocaat is ondertekend.

6. Het arrest dat anders oordeelt, is niet naar recht verantwoord.

Het middel is in zoverre gegrond.

Overige grieven

7. De grieven die niet kunnen leiden tot ruimere cassatie of cassatie zonder verwijzing, behoeven geen antwoord.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest, behoudens in zoverre het eisers hoger beroep ontvankelijk verklaart.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.

Veroordeelt de eiser tot één tiende van de kosten.

Houdt de beslissing over de overige kosten aan en laat die over aan de rechter op verwijzing.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.

Bepaalt de kosten op 119,15 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit raadsheer Filip Van Volsem, als waarnemend voorzitter, de raadsheren Peter Hoet, Ilse Couwenberg, Eric Van Dooren en Steven Van Overbeke, en op de openbare rechtszitting van 2 juni 2020 uitgesproken door waarnemend voorzitter Filip Van Volsem, in aanwezigheid van advocaat-generaal Alain Winants, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.