Hof van Cassatie: Arrest van 20 Januari 2009 (België). RG P.08.1785.N
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20090120-8
- Rolnummer :
- P.08.1785.N
Samenvatting :
Wanneer het Hof bij de behandeling van een cassatieberoep geen kennis had van het neerleggen van een verzoekschrift door de eiser in cassatie en alzo heeft nagelaten de middelen ingeroepen in dat verzoekschrift te beantwoorden zodat de eiser, door omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, verstoken werd van het recht op een arrest dat op die middelen antwoordt, trekt het Hof zijn vorig arrest in en doet het opnieuw uitspraak over de zaak (1). (1) Zie Cass., 7 juni 1995, AR P.95.0521.F, A.C., 1995, nr 282.
Arrest :
Nr. P.08.1785.N
PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE,
verzoeker tot intrekking,
in de zaak nr. P. 08.0713.N
KJCD TRANS bvba, met zetel te 2030 Antwerpen (Ekeren), Ferdinand Verbieststraat 59,
beklaagde en civielrechtelijk aansprakelijke partij,
eiseres,
met als raadsman mr. Vincent De Donder, advocaat bij de balie te Dendermonde.
I. VOORWERP VAN DE RECHTSPLEGING
De vordering van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie strekt tot intrekking van het arrest van de tweede kamer van het Hof van 14 oktober 2008 in de zaak die is ingeschreven op de algemene rol nummer P.08.0713.N.
Dit arrest is gewezen op het cassatieberoep van de oorspronkelijke eiseres tegen het vonnis in hoger beroep van de Correctionele Rechtbank te Mechelen van 9 april 2008, op verwijzing gewezen ingevolge arrest van het Hof van 18 december 2007.
II. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Afdelingsvoorzitter Edward Forrier heeft verslag uitgebracht.
Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.
III. VORDERING
De vordering van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie luidt als volgt:
"De ondergetekende procureur-generaal heeft de eer te vertogen dat het Hof op 14 oktober 2008 een arrest heeft gewezen (AR P.08.0713.N) dat het cassatieberoep van bvba KJCD TRANS, met zetel te 2030 Antwerpen, Ferdinand Verbieststraat 59, beklaagde, eiseres, tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Mechelen van 9 april 2008 op verwijzing gewezen, verwerpt.
Voornoemd arrest stelt vast dat de eiseres geen middel aanvoert. Evenwel blijkt uit de bij deze vordering gevoegde stukken dat namens de eiseres op 6 mei 2008 ter griffie van de correctionele rechtbank te Mechelen een verzoekschrift houdende middelen tot cassatie werd neergelegd.
Het Hof dat bij de behandeling van de zaak geen kennis had van het neerleggen van dit verzoekschrift, heeft nagelaten de middelen ingeroepen in het verzoekschrift te beantwoorden, zodat eiseres, door omstandigheden van haar wil onafhankelijk, verstoken werd van haar recht op een arrest dat op die middelen antwoordt.
Derhalve is er grond tot intrekking van het bedoeld arrest van 14 oktober 2008.
Om die reden,
vordert de ondergetekende procureur-generaal dat het aan het Hof behage zijn arrest AR P.08.0713.N van 14 oktober 2008 in te trekken, en opnieuw te statueren over de voorziening van eiseres."
IV. CASSATIEMIDDELEN
De oorspronkelijke eiseres voert in een verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.
V. BESLISSING VAN HET HOF
Vordering tot intrekking
1. De vordering van de procureur-generaal dient om de redenen die zij vermeldt, aangenomen te worden.
Eerste middel
2. Het middel voert schending aan van artikel 155 Gerechtelijk Wetboek: niettegenstaande in beginsel de arbeidsauditeur de openbare rechtsvordering met betrekking tot de telastleggingen L en M moest uitoefenen, is dit geschied door de procureur des Konings zonder dat daarbij samenloop of samenhang werd aangenomen.
3. Artikel 155 Gerechtelijk Wetboek bepaalt:
"Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 138, derde tot vijfde lid, wordt de strafvordering wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, voor de politierechtbanken en voor de rechtbanken van eerste aanleg uitgeoefend door de leden van het arbeidsauditoraat en voor de hoven van beroep door de leden van het arbeidsauditoraat-generaal.
In geval van samenloop of samenhang van genoemde overtredingen met een of meer overtredingen van andere wetsbepalingen die niet tot de bevoegdheid behoren van de arbeidsgerechten, wijst de procureur-generaal het parket van de procureur des Konings of het arbeidsauditoraat aan, en, in voorkomend geval, het parket-generaal of het arbeidsauditoraat-generaal dat bevoegd is om de strafvordering uit te oefenen, onverminderd de toepassing van artikel 149."
4. Het staat slechts de procureur-generaal de magistraat aan te wijzen die bij toepassing van artikel 155, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek de strafvordering uitoefent. Deze aanwijzing blijkt uit het optreden zelf van de magistraat van het openbaar ministerie. Het komt de rechter niet toe deze aanwijzing te onderzoeken.
Het middel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.
Tweede middel
5. Het middel voert schending aan van artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer: het staat vast dat de telastleggingen L en M te Antwerpen werden gepleegd, terwijl voormeld artikel enkel de overtredingen in het buitenland begaan, beoogt.
6. Voormeld artikel 18, § 1, bepaalt in zijn te dezen toepasselijke versie, dat de op het grondgebied van een ander land begane overtredingen worden vastgesteld en strafbaar zijn overeenkomstig de vigerende wetten en reglementen. Zij worden bestraft op basis van artikel 2 van de wet van 18 februari 1969 of van artikel 4 van de wet van 21 juni 1985, naargelang werd gefraudeerd in verband met het gebruik van het controleapparaat of met de technische karakteristieken ervan.
7. Anders dan waarvan het middel uitgaat, sluit voormelde bepaling, zoals ze van toepassing was op het ogenblik van de feiten, niet uit dat zij ook van toepassing is op overtredingen in België begaan.
Het middel faalt naar recht.
Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering
8. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.
Dictum
Het Hof,
Trekt het arrest van de tweede kamer van het Hof van 14 oktober 2008 in de zaak P.08.0713.N in.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van dit arrest en van het bestreden vonnis in hoger beroep van de Correctionele Rechtbank te Mechelen van 9 april 2008.
Laat de kosten van de intrekking ten laste van de Staat.
Begroot deze kosten op nul euro.
Opnieuw wijzende,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de oorspronkelijke eiseres in de kosten van haar cassatieberoep.
Begroot de kosten op 69,66 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, en de raadsheren Luc Huybrechts, Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt en Koen Mestdagh, en op de openbare rechtszitting van 20 januari 2009 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.