Hof van Cassatie: Arrest van 22 Juni 2011 (België). RG P.11.1059.F

Datum :
22-06-2011
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20110622-1
Rolnummer :
P.11.1059.F

Samenvatting :

De wet hecht aan een huiszoeking in verband met diefstallen geen wettigheidsvermoeden waardoor het bevel van een onderzoeksrechter overtollig zou worden.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. P.11.1059.F

A. B.,

Mr. Luc Balaes, advocaat bij de balie te Luik.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Luik, kamer van inbeschuldigingstelling, van 7 juni 2011.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

Afdelingsvoorzitter ridder Jean de Codt heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Raymond Loop heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

1. De eiser heeft een conclusie neergelegd waarin hij aanvoert dat het feit dat het eventuele bevel tot huiszoeking niet in het dossier stak, hem verhinderde de wettigheid van de rechtspleging na te gaan en de uitoefening van het recht van verdediging belette.

2. Het arrest vermeldt, enerzijds, dat de aanwijzingen voor het bezit van verdovende middelen, met name cannabisplanten, die ten laste van de eiser in aanmerking zijn genomen, werden ontdekt bij een huiszoeking in verband met diefstallen, anderzijds, dat de politieagenten meedelen dat zij op wettige wijze het pand zijn binnengetreden, dat die huiszoeking geacht wordt op wettige wijze te zijn verricht en dat een beschikking tot huiszoeking overtollig is, en ten slotte, dat artikel 7, § 2, van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van verdovende middelen de speurders in staat stelt om zonder bevel de plaatsen binnen te dringen waar met name verdovende middelen worden vervaardigd.

3. De wet hecht aan een huiszoeking in verband met diefstallen geen wettigheidsvermoeden waardoor het bevel van een onderzoeksrechter overtollig zou worden.

Ofschoon artikel 6bis van de wet van 24 februari 1921 de officieren van gerechtelijke politie toestaat te allen tijde zonder bevel de lokalen te bezoeken welke dienen voor het vervaardigen van verdovende middelen, blijft het vereist dat zij van tevoren over een ernstige aanwijzing beschikken dat daar dergelijke stoffen kunnen aanwezig zijn, wat het arrest niet vaststelt.

Uit het feit dat een bewijs dat op onregelmatige wijze is verkregen niet noodzakelijk moet worden geweerd, volgt niet dat de rechter een onderzoekshandeling wettig kan verklaren die, eventueel, onwettig zou zijn.

De door de eiser bekritiseerde redengeving verantwoordt de beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Laat de kosten ten laste van de Staat.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Luik, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.

Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter ridder Jean de Codt, als voorzitter, de raadsheren Benoît Dejemeppe, Pierre Cornelis, Gustave Steffens en Françoise Roggen, en in openbare rechtszitting van 22 juni 2011 uitgesproken door afdelingsvoorzitter ridder Jean de Codt, in aanwezigheid van advocaat-generaal Raymond Loop, met bijstand van griffier Fabienne Gobert.

Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Etienne Goethals en overgeschreven met assistentie van afgevaardigd griffier Véronique Kosynsky.

De afgevaardigd griffier, De afdelingsvoorzitter,