Hof van Cassatie: Arrest van 22 Mei 2018 (België). RG P.17.1025.N

Datum :
22-05-2018
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20180522-4
Rolnummer :
P.17.1025.N

Samenvatting :

Samenvatting 1

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. P.17.1025.N

E A M K,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Bram Casier, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8200 Brugge (Sint-Michiels), 't Kloosterhof 17, waar de eiser woonplaats kiest.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, cor-rectionele kamer, van 22 september 2017.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, één middel aan.

Raadsheer Alain Bloch heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht Alain Winants heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

1. Het arrest ontslaat de eiser van rechtsvervolging voor verschillende onder-delen van de telastleggingen A.1.a.1, A.1.a.2 en A.1.c en voor de telastleggingen C.1 en C.2 in de mate dat die zijn gesteund op de onderdelen van de telastleggin-gen A.1.a.1, A.1.a.2 en A.1.c waarvoor ontslag van rechtsvervolging wordt ver-leend.

In zoverre tegen die beslissingen gericht, is het cassatieberoep bij gebrek aan be-lang niet ontvankelijk.

Middel

2. Het middel voert schending aan van de artikelen 12, tweede lid, en 14 Grondwet, alsook miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van de legaliteit in strafzaken: de eiser wordt onder meer vervolgd (telastlegging A) om zich anders dan op de voorgeschreven wijze te hebben ontdaan van afgedankte voertuigen; ar-tikel 1.2.1, § 3, 7°, Vlarema definieert het begrip "afgedankt voertuig" met ver-wijzing naar richtlijn 2007/46/EG die geen wet is in de zin van artikel 14 Grond-wet; het arrest oordeelt dat die bepaling voldoende duidelijk is en de eiser kan we-ten wat met dat constitutief bestanddeel van het misdrijf wordt bedoeld; het ver-werpt aldus de door de eiser opgeworpen exceptie van onwettigheid zonder vast te stellen dat de regel die het ten laste gelegde feit als misdrijf omschrijft en een straf bepaalt uitgaat van een democratisch verkozen beraadslagende vergadering.

3. Het legaliteitsbeginsel in strafzaken, zoals gewaarborgd door de artike-len 12, tweede lid, en 14 Grondwet, vereist dat de bevoegde regelgever een straf-baarstelling zo opstelt dat die bepaling op zichzelf gelezen of in de context met andere bepalingen op voldoende precieze wijze de als strafbaar gestelde gedraging en de toepasselijke straffen omschrijft, zodat de draagwijdte ervan redelijk voor-zienbaar is. Aan de vereiste van de redelijke voorzienbaarheid is voldaan als het voor de persoon op wie de strafbepaling van toepassing is, mogelijk is om op grond van die bepaling de handelingen en verzuimen te kennen die zijn strafrech-telijke aansprakelijkheid meebrengen.

Het legaliteitsbeginsel verzet zich niet ertegen dat bij de omschrijving van straf-baar gedrag de bevoegde regelgever gebruik maakt van begrippen zoals die in een richtlijn van de Europese Unie worden omschreven. Een dergelijke verwijzing en dit ongeacht of die richtlijn in het interne recht is omgezet, doet als dusdanig geen afbreuk aan de redelijke voorzienbaarheid.

In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.

4. Het arrest oordeelt onder meer dat:

- artikel 1.2.1, § 3, 7°, Vlarema, zoals van toepassing op het ogenblik van de feiten en op de datum van het arrest, verwijst voor wat onder het begrip voer-tuig wordt verstaan onder meer naar voertuigen die onder de categorie M1 of N1 vallen, vermeld in de richtlijn 2007/46/EG van het Europees parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd;

- de legaliteit van een strafbepaling vereist dat ze voldoende toegankelijk is en op zichzelf of in context met andere bepalingen gelezen op voldoende precieze wijze de als strafbaar gestelde gedraging omschrijft, zodat de draagwijdte ervan redelijk voorzienbaar is. Aan de vereiste van de redelijke voorzienbaar-heid is voldaan als het voor de persoon op wie de strafbepaling toepasselijk is, mogelijk is om op grond van de strafbepaling de handelingen en verzuimen te kennen die zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen;

- de bevoegdheid die aan de afdeling wetgeving van de Raad van State is toege-kend louter adviserend is, het onderzoek door die afdeling enkel is gericht op het technisch-juridisch aspect van een ontwerp of voorstel, het advies de be-voegdheid van de gestelde overheden ongemoeid laat en het nalaten van het volgen van dit advies niet de onwettigheid meebrengt van het in strijd met het advies uitgevaardigde reglementair besluit;

- het feit dat de Europese richtlijn 2007/46/EG in de Belgische rechtsorde geen directe werking heeft en geen wet is in de zin van artikel 14 Grondwet niet met zich meebrengt dat door de verwijzing ernaar in artikel 1.2.1, § 3, 7°, Vlarema het legaliteitsbeginsel is miskend: deze bepaling laat de eiser, die professioneel garagehouder-hersteller, handelaar in tweedehandsvoertuigen en carrossier-hersteller is, voldoende toe te weten wat onder een voertuig bedoeld in het Ma-terialendecreet moet worden verstaan, zodat hij kan weten wat met dit constitutief bestanddeel van het misdrijf van de telastlegging A wordt bedoeld.

Aldus verantwoordt het arrest naar recht de verwerping van de door de eiser aan-gevoerde onwettigheidsexceptie.

In zoverre kan het middel niet worden aangenomen.

Ambtshalve onderzoek

5. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser tot de kosten.

Bepaalt de kosten op 130,41 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samen-gesteld uit raadsheer Filip Van Volsem, als waarnemend voorzitter, de raadsheren Alain Bloch, Peter Hoet, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 22 mei 2018 uitgesproken door waarnemend voorzitter Filip Van Volsem, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Alain Winants, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

K. Vanden Bossche E. Francis A. Lievens

P. Hoet A. Bloch F. Van Volsem