Hof van Cassatie: Arrest van 25 Oktober 1999 (België). RG S980112N

Datum :
25-10-1999
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19991025-4
Rolnummer :
S980112N

Samenvatting :

De dwaling kan onder bepaalde omstandigheden door de rechter als onoverkomelijk worden beschouwd maar slechts wanneer uit die omstandigheden valt af te leiden dat degene die zich erop beroept heeft gehandeld zoals ieder redelijk en voorzichtig persoon.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 5 februari 1998 door het Arbeidshof te Brussel gewezen;
Over het middel, gesteld als volgt: schending van de artikelen 30bis, inzonderheid § 1 en § 2, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zowel voor als na zijn wijziging bij wet van 6 juli 1989, 20 en 21 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1978 tot uitvoering van ondermeer artikel 30bis van voormelde wet, 71 van het Strafwetboek en van het algemeen rechtsbeginsel dat dwaling een rechtvaardigingsgrond oplevert wanneer zij onoverkomelijk is;
doordat het bestreden arrest, met vernietiging van het beroepen vonnis, de beschikkingen aangaande de verjaring van eisers vordering uitgezonderd, de oorspronkelijke vordering van eiser ontvankelijk doch ongegrond verklaart, eiser veroordeelt tot de kosten van eerste aanleg en hoger beroep, zulks op de volgende gronden:
"(verweerster) deed in 1987 beroep op een niet-geregistreerde aannemer de heer Borrenberghs voor het uitvoeren van (...) onroerende werken" (arrest, p. 2, voorgaanden, tweede alinea);
In casu is de aannemer geregistreerd en bleef hij het registratienummer vermelden na de intrekking van de registratie" (arrest, p. 7, tweede alinea);
De feitelijke omstandigheden in casu zijn identiek met de fiscale zaak nl. (verweerster) was het slachtoffer van oneerlijke praktijken van de aannemer die geregistreerd was maar zijn registratie verloor in de loop van de maand november 1986 doch hiervan gewag bleef maken op zijn handelspapieren en briefwisseling en er wordt niet betwist dat (verweerster) in handelsrelatie was met de aannemer toen deze geregistreerd was en dat de aannemer (verweerster) in de waan liet door middel van valse stukken dat deze situatie ongewijzigd was, zodat (verweerster) zich in een geval van onoverkomelijke dwaling bevond toen zij op die gronden haar commerciële relatie met de aannemer instand hield.
De sanctie van artikel 30bis, § 1, van voormelde wet kan aan (verweerster) niet worden opgelegd gezien zij in onoverkomelijke dwaling is gebracht." (arrest, p. 7, vierde en vijfde alinea);
terwijl, luidens artikel 30bis, § 1, van de RSZ-wet, eenieder die voor de uitvoering van de door de Koning te bepalen werkzaamheden een beroep doet op iemand die niet geregistreerd is als aannemer voor de toepassing van dit artikel hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de bijdragen voor sociale zekerheid, de bijdrageopslagen en verwijlintresten die door zijn medecontractant verschuldigd zijn aan eiser;
artikel 30bis, § 2, tweede lid, RSZ-wet voorschrijft dat de beslissingen aangaande de registratie als aannemer en de schrapping ervan in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd;
de artikelen 20 en 21 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1978, uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 30bis RSZ-wet, de publikatie en de publiciteit van de registratie van de aannemers verder regelen;
uit voormelde bepalingen volgt dat indien de medecontractant als niet-geregistreerde aannemer in zijn facturen valselijk heeft aangegeven dat hij geregistreerd was, dit feit voor degene die op zijn diensten een beroep heeft gedaan geen onoverkomelijke dwaling vertegenwoordigt daar hij zich diende in te lichten met de middelen die door de wettelijke bepalingen te zijner beschikking werden gesteld;
de onoverwinnelijke dwaling immers de absolute onmogelijkheid veronderstelt voor de opdrachtgever om het valse karakter van de vermeldingen in de facturen van de aannemer te achterhalen;
het feit dat sinds lange tijd een handelsrelatie bestaat tussen aannemer en opdrachtgever laatstgenoemde niet vrijstelt van het nazicht van de beslissingen aangaande de registratie van aannemers telkens wanneer een nieuwe overeenkomst betreffende de uitvoering van onroerende werken wordt afgesloten;
zodat het bestreden arrest bijgevolg, door eisers vordering gesteund op artikel 30bis, § 1, RSZ-wet, ongegrond te verklaren om reden dat verweerster in onoverkomelijke dwaling is gebracht, zijn beslissing niet naar recht heeft verantwoord (schending van de artikelen 30bis, § 1 en § 2, RSZ-wet, 20 en 21 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1978, 71 van het Strafwetboek en van het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk dwaling een rechtvaardigingsgrond oplevert wanneer zij onoverkomelijk is):
Overwegende dat de dwaling onder bepaalde omstandigheden door de rechter als onoverkomelijk kan worden beschouwd, maar slechts wanneer uit die omstandigheden af te leiden valt dat degene die zich erop beroept, heeft gehandeld zoals ieder redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld;
Overwegende dat het arrest vaststelt dat:
1. verweerster het slachtoffer was van oneerlijke praktijken van de aannemer Borrenberghs die geregistreerd was maar zijn registratie verloor en er toch bleef melding van maken op zijn handelspapieren en briefwisseling;
2. niet wordt betwist dat verweerster in handelsrelatie was met die aannemer toen die geregistreerd was;
3. die aannemer verweerster in de waan liet door middel van valse stukken dat deze situatie ongewijzigd was;
Dat het op grond daarvan oordeelt dat verweerster zich in een geval van onoverkomelijke dwaling bevond;
Overwegende dat het arrest met de voormelde vaststellingen niet uitsluit dat verweerster ernaar kon informeren of de aannemer al dan niet geregistreerd was toen hij de werken voor haar uitvoerde;
Dat het arrest aldus op grond van de feiten die het aangeeft niet kon beslissen dat verweerster zich in een geval van onoverkomelijke dwaling bevond;
Dat het aldus het algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk dwaling een rechtvaardigingsgrond oplevert wanneer zij onoverkomelijk is, schendt;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest;
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Antwerpen.