Hof van Cassatie: Arrest van 28 Mei 2002 (België). RG P020588N

Datum :
28-05-2002
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20020528-19
Rolnummer :
P020588N

Samenvatting :

De commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling mag bij haar oordeel of een veroordeelde zich wil of kan integreren in de maatschappij, alle gegevens betrekken die daartoe nuttig zijn en waarover tegenspraak kan worden gevoerd (1).

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Nr. P.02.0588.N
D. M. D., eiser, verzoeker tot voorwaardelijke invrijheidstelling,
met als raadsman Mr. Patrick Arnou, advocaat bij de balie te Kortrijk.
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing, op 3 april 2002 gewezen door de Commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Gent.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Ghislain Dhaeyer heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.
III. Cassatiemiddelen
Eiser stelt in een memorie vier middelen voor. Die memorie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
IV. Beslissing van het Hof
A. Onderzoek van de middelen
1. Eerste middel
Overwegende dat de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling bij haar oordeel of een veroordeelde zich wil of kan integreren in de maatschappij, alle gegevens mag betrekken die daartoe nuttig zijn en waarover tegenspraak kan worden gevoerd;
Dat het middel faalt naar recht;
2. Tweede middel
Overwegende dat de commissie van het reclasseringsplan geen uitlegging geeft, mitsdien de bewijskracht ervan niet miskent;
Dat het middel feitelijke grondslag mist;
3. Derde middel
Overwegende dat, anders dan het middel aanvoert, een verzoeker tot voorwaardelijke invrijheidstelling, de realiseerbaarheid van zijn reclasseringsplan aannemelijk moet maken;
Dat het middel faalt naar recht;
4. Vierde middel
Overwegende dat de commissie oordeelt dat eisers "huidige minimale reclasseringsplan niet aan de eisen van de wet" beantwoordt, dat het aan eiser staat dit in zijn plan te bewijzen en dat het niet de commissie is die hiervoor specifieke voorwaarden moet opleggen;
Dat het middel steunt op een verkeerde lezing van de bestreden beslissing;
Dat het middel feitelijke grondslag mist;
B. Ambtshalve onderzoek van de beslissing
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
OM DIE REDENEN,
HET HOF,
Verwerpt het cassatieberoep;
Veroordeelt eiser in de kosten.
Gezegde kosten begroot op de som van vijf euro eenendertig cent verschuldigd.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, voorzitter, en de raadsheren Ghislain Dhaeyer, Jean-Pierre Frère, Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt, en uitgesproken in openbare terechtzitting van achtentwintig mei tweeduizend en twee, door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.