Daar de in artikel 25, alinéa 1, 3°, van de gecoördineerde wetten betreffende de inkomstenbelastingen bedoelde winstgevende betrekking moet blijken uit een geheel van verrichtingen die onder andere voldoende talrijk zijn en met elkaar verband houden, is het beschikkende gedeelte van een rrest niet wettelijk gerechtvaardigd door het hof van beroep dat beslist, dat uit dergelijke betrekking voortvloeit het geheel of een gedeelte van de baten, opgebracht zowel door verrichtingen van koop en verkoop van gronden in een streek als door gelijkaardige verrichtingen betreffende gronden in een andere streek, wanneer het arrest eensdeels geen passend antwoord verstrekt op de conclusie van de belastingschuldige, waarbij deze betoogde dat de verrichtingen betreffende de eerste streek omwille van de door hem opgegeven nauwkeurige omstandigheden niet konden leiden tot deze winstgevende betrekking, en anderdeels niet vaststelt dat de verrichtingen betreffende gronden in de tweede streek, ongeacht die van de eerste, dit geheel van verrichtingen opgeleverd heeft.
De geconsolideerde versie van deze tekst is niet beschikbaar.
Al geregistreerd? Nu inloggen