Hof van Cassatie: Arrest (België). RG P.20.0022.N
- Sectie :
- Rechtspraak
- Bron :
- Justel N-20200630-1
- Rolnummer :
- P.20.0022.N
Samenvatting :
Samenvatting 1
Arrest :
Nr. P.20.0022.N
D. J. P. V. W.,
beklaagde,
eiser,
met als raadsman mr. Kristof Driesen, advocaat bij de balie Limburg, met kantoor te 3770 Riemst (Millen), Zevenbunderstraat 20a, waar de eiser woonplaats kiest.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, van 21 november 2019.
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
Raadsheer Steven Van Overbeke heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Bart De Smet heeft geconcludeerd.
II. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Middel
1. Het middel voert schending aan van artikel 6.1 EVRM, artikel 149 Grondwet en artikel 67bis Wegverkeerswet: de appelrechters oordelen niet naar recht dat de eiser niet het tegenbewijs levert dat hij niet de bestuurder was van het voertuig op het ogenblik van de overtredingen, die werden vastgesteld door een automatisch werkend toestel; de eiser werd verhinderd om via een bijkomend onderzoek de foto's van de inbreuken bij te brengen alsook een verklaring van zijn dochter, die met het voertuig reed op het ogenblik van de feiten, zodat zijn recht van verdediging niet werd gewaarborgd; de eiser kon zich pas eerst in hoger beroep verweren daar de zaak in eerste aanleg bij verstek werd behandeld; het is niet bewezen dat de eiser geen antwoordformulieren zou hebben opgestuurd naar de desbetreffende diensten.
2. In zoverre het middel niet verduidelijkt hoe en waarom het bestreden vonnis artikel 149 Grondwet schendt, is het bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk.
3. Het staat aan de titularis van de nummerplaat de bewijzen voor te leggen die van aard zijn het in artikel 67bis Wegverkeerswet bepaalde vermoeden te weer-leggen. De rechter beoordeelt onaantastbaar de bewijswaarde van die gegevens zonder dat hij ertoe gehouden is om bijkomende bewijsgegevens te verzoeken wanneer hij oordeelt dat de voorgelegde gegevens onvoldoende zijn. Dit levert geen niet-toegelaten omkering van de bewijslast noch miskenning van het recht van verdediging op. De omstandigheid dat de zaak eerst in hoger beroep op tegenspraak werd behandeld, doet hieraan geen afbreuk.
In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht.
4. Voor het overige verplicht het middel het Hof tot een onderzoek van feiten, waarvoor het geen bevoegdheid heeft, en is het niet ontvankelijk.
Ambtshalve middel
Geschonden wettelijke bepalingen
- artikel 69bis Wegverkeerswet;
- artikel 4 van de Wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, hierna Wet Technische Eisen Voertuigen.
5. Artikel 69bis Wegverkeerswet dat in afwijking van artikel 40 Strafwetboek een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig bepaalt als ver-vangende straf, geldt enkel voor inbreuken op de Wegverkeerswet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
6. Het bestreden vonnis veroordeelt de eiser voor de telastleggingen C en F, zijnde inbreuken op artikel 4 Wet Technische Eisen Voertuigen, tot een geldboete en tot een vervangend rijverbod van 30 dagen. Door de eiser voor die feiten te veroordelen tot een vervangend rijverbod in plaats van tot een vervangende gevangenisstraf schendt het bestreden vonnis de voormelde wetsbepalingen.
Omvang van de cassatie
7. De vernietiging van de beslissing tot het opleggen van een vervangend rij-verbod voor de feiten van de telastleggingen C en F, laat de beslissing over de schuld en de geldboete onaangetast.
Ambtshalve onderzoek voor het overige
8. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het de eiser voor de telastleggingen C en F veroordeelt tot een vervangend rijverbod.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige.
Veroordeelt de eiser tot negen tienden van de kosten.
Houdt de beslissing over de overige kosten aan en laat die over aan de rechter op verwijzing.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de correctionele rechtbank Limburg, rechtszitting houdend in hoger beroep.
Bepaalt de kosten op 140,15 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit raadsheer Filip Van Volsem, als waarnemend voorzitter, de raadsheren Peter Hoet, Sidney Berneman, Ilse Couwenberg en Steven Van Overbeke, en op de openbare rechtszitting van 30 juni 2020 uitgesproken door waarnemend voorzitter Filip Van Volsem, in aanwezigheid van advocaat-generaal Bart De Smet, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.