Hof van Cassatie: Arrest van 31 Oktober 2001 (België). RG P011162F

Datum :
31-10-2001
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20011031-10
Rolnummer :
P011162F

Samenvatting :

Een verzuimsdelict wordt verondersteld gepleegd te zijn op de plaats waar de niet nageleefde verbintenis uitgevoerd moet worden.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
Nr. P.01.1162.F A D M M, F, beklaagde, Mr. Françoise Moreau, advocaat bij de balie te Brussel, tegen D S F D, burgerlijke partij.
HET HOF, Gehoord het verslag van raadsheer Close en op de conclusie van advocaat-generaal Loop ;
Gelet op het bestreden arrest, op 28 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Brussel ;
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissingen op de strafvordering, met name :
1. die welke de periode beperkt waarbinnen de misdrijven zijn gepleegd en eiseres vrijspreekt van de feiten die hierin niet begrepen zijn :
Overwegende dat de voorziening, bij gebrek aan belang, niet ontvankelijk is ;
2. die welke eiseres voor het overige veroordeelt :
Over het eerste middel :
Overwegende dat de appèlrechters beslissen dat "de feiten van de aan (eiseres) verweten telastlegging een verzuimsdelict opleveren dat geacht wordt te zijn gepleegd op de plaats waar de verbintenis uitgevoerd moest worden, met name in België" ;
Dat het middel, in zoverre het kritiek uitoefent op een feitelijke beoordeling van de bodemrechters, niet ontvankelijk is ;
Dat het middel, in zoverre het de schending aanvoert van artikel 4 van het Strafwetboek, dat betrekking heeft op het misdrijf dat gepleegd is buiten het grondgebied, uit een onjuiste lezing van het arrest voortvloeit en bijgevolg feitelijke grondslag mist ;
Overwegende dat, voor het overige, een verzuimsdelict geacht wordt gepleegd te zijn op de plaats waar de niet nageleefde verbintenis uitgevoerd moet worden, zodat het arrest zijn beslissing naar recht verantwoordt dat het wanbedrijf "niet-afgifte van een kind" met name gepleegd wordt op de plaats waar de rechterlijke beslissing waarop het steunt, de vader of moeder van het minderjarige kind verplicht dat kind af te geven aan degenen die het recht hebben het op te eisen ;
Dat het middel, wat dat betreft, faalt naar recht ;
Over het derde middel :
Overwegende dat het arrest, op de conclusie waarin eiseres de chronologie van de feiten aanvoerde, alsook het geweld waaronder zij heeft geleden en haar poging om de band tussen de kinderen en hun vader te herstellen, antwoordt dat de door de eerste rechter opgelegde gevangenisstraffen en geldboete "rekening houden met het nadeel dat (eiseres) berokkend heeft, zowel aan het psychologisch evenwicht van haar twee kinderen als aan de burgerlijke partij, die aldus beroofd werd van de gevoelsband die deze met de kinderen had" en "dat zij rekening houden met het feit dat (eiseres) geen wil heeft getoond om zich te beteren, alsook met de lange duur van de periode waarin de misdrijven zijn gepleegd" ; dat, aldus, de appèlrechters, door het strijdige of ander verweer van eiseres als niet doorslaggevend te verwerpen, de conclusie beantwoorden en de beslissing regelmatig met redenen omkleden ;
Dat het middel feitelijke grondslag mist ;
Over het tweede middel :
Overwegende dat hoofdstuk IV van titel VII van boek II van het Strafwetboek, dat onder meer artikel 369bis bevat, is opgeheven door artikel 51 van de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen ; dat, luidens artikel 31 van die wet, hoofdstuk III van titel VIII van boek II van dat wetboek, dat betrekking had op het tweegevecht, is vervangen door een nieuw hoofdstuk III, genaamd "Aantasting van de persoon van minderjarigen, van onbekwamen en van het gezin", waarbij artikel 432 met name voorziet in het niet-afgeven van een minderjarig kind, misdrijf dat vroeger op dezelfde wijze strafbaar was gesteld door het oude artikel 369bis van datzelfde wetboek ;
Overwegende dat de appèlrechters de voormelde bepaling toepassen met de nummering van de voormelde wet van 28 november 2000, die van kracht was op het ogenblik van hun beslissing ;
Dat het middel, dat het arrest verwijt melding te maken van artikel 432 van het Strafwetboek, faalt naar recht ;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen ;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing die uitspraak doet over de burgerlijke rechtsvordering van verweerder :
Overwegende dat eiseres geen bijzonder middel aanvoert ;
OM DIE REDENEN, Verwerpt de voorziening ;
Veroordeelt eiseres in de kosten.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Lahousse, de raadsheren Fischer, de Codt, Close, Fettweis, en in openbare terechtzitting van eenendertig oktober tweeduizend en een uitgesproken door afdelingsvoorzitter Lahousse, in aanwezigheid van advocaat-generaal Loop, met bijstand van griffier Pigeolet Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Frère en overgeschreven met assistentie van eerstaanwezend adjunct-griffier Van den Abbeel.
De eerstaanwezend adjunct-griffier, De raadsheer,