Hof van Cassatie: Arrest van 5 Januari 2000 (België). RG P991085F

Datum :
05-01-2000
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20000105-5
Rolnummer :
P991085F

Samenvatting :

Het middel dat kritiek oefent op de feitelijke beoordeling van de bodemrechter, is niet ontvankelijk, evenmin als het middel dat, voor het onderzoek ervan, een onderzoek vereist van feitelijke gegevens, waarvoor het Hof niet bevoegd is.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 14 juni 1999 gewezen door het Hof van Beroep te Luik;
I. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de door verweerster tegen eiser ingestelde civielrechtelijke vordering;
Over het eerste middel :
Overwegende dat eiser de appèlrechters verwijt dat ze twee niet in de inventaris opgenomen stukken hebben geciteerd en aldus, enerzijds, de bewijskracht ervan hebben miskend en, anderzijds, zijn recht van verdediging hebben geschonden;
Overwegende evenwel dat de vermelding van een stuk onder een niet in de inventaris opgenomen dossiernummer een loutere verschrijving is en noch de bewijskracht van die akte miskent noch het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging schendt, wanneer het stuk, zelfs onder een andere verwijzing, in het dossier is geklasseerd en geïnventariseerd, en de partijen daarover vrij tegenspraak hebben kunnen voeren;
Overwegende dat te dezen uit de gedingstukken blijkt dat de litigieuze stukken aan de partijen zijn voorgelegd en dat daarover een debat is gevoerd voor de bodemrechter;
Overwegende dat het eerste stuk immers door eiser zelf op bladzijde 13 van het verzoekschrift met zijn cassatiemiddelen wordt omschreven als een van Interpol Marokko afkomstig faxbericht waarin wordt vermeld dat zijn voertuig op 2 februari 1992 in dat land is binnengekomen; dat eiser dienaangaande verwijst naar de bladzijden 15, 18 en 19 van de syntheseconclusie die hij op de zitting van 10 mei 1999 van het hof van beroep heeft neergelegd;
Overwegende dat ook het tweede stuk door eiser is beschreven; dat hij het op bladzijde 3 van zijn verzoekschrift omschrijft als een proces-verbaal van het op 26 mei 1992 afgenomen verhoor van André Detilloux dat in map 61 steekt onder het nummer 3; dat voornoemd stuk tevens wordt besproken op bladzijde 6 van de conclusie die verweerster op de terechtzitting van 3 mei 1999 van het hof van beroep heeft ingediend;
Dat derhalve het middel niet kan worden aangenomen;
Over het tweede middel :
Overwegende dat uit de omstandigheid alleen dat de bodemrechter een verzoek tot getuigenverhoor verwerpt wegens de tijd die sinds de feiten is verstreken, niet volgt dat degene die daarom verzoekt buiten de bij artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gewaarborgde redelijke termijn is berecht;
Overwegende voor het overige dat de bodemrechter in feite en onder het voorbehoud van de eerbiediging van het recht van verdediging oordeelt of er een aanvullend onderzoek moet worden verricht en, inzonderheid, of er een getuige ten gunste moet worden verhoord om tot zijn overtuiging te komen;
Dat het hof van beroep zich te dezen niet ertoe beperkt heeft dat verzoek af te wijzen, maar op bladzijde 13 en 14 van het arrest de feitelijke gegevens heeft gepreciseerd op grond waarvan het de telastlegging bewezen verklaard heeft en zich een overtuiging gevormd heeft waardoor volgens het hof de gevorderde onderzoeksmaatregel niet dienstig is voor de ontdekking van de waarheid;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
Over het derde middel :
Wat het eerste onderdeel betreft :
Overwegende dat in strafzaken, wanneer de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, de bodemrechter de bewijswaarde van de gegevens waarop hij zijn overtuiging grondt en waarover de partijen vrij tegenspraak hebben kunnen voeren beoordeelt in feite; dat het hem onder meer vrij staat om geen geloof te hechten aan bepaalde verklaringen maar wel aan andere, om een bekentenis te splitsen volgens zijn innerlijke overtuiging, om de draagwijdte van de verklaringen van een medebeklaagde te beoordelen en om acht te slaan op alle, hem regelmatig voorgelegde gegevens die volgens hem afdoende vermoedens van schuld opleveren, zelfs als andere gegevens in de zaak op het tegendeel wijzen;
Overwegende dat het onderdeel, in zoverre het kritiek oefent op die feitelijke beoordeling van de appèlrechters of het middel, voor het onderzoek ervan, een onderzoek vereist van feitelijke gegevens waarvoor het Hof niet bevoegd is, niet ontvankelijk is;
Overwegende voor het overige dat het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging de rechter niet verplicht om de denkwijze waardoor hij tot zijn overtuiging is gekomen aan de tegenspraak van de partijen te onderwerpen;
Dat het onderdeel dienaangaande faalt naar recht;
Overwegende ten slotte dat de appèlrechters op grond van de in het middel weergegeven redenen de andere of ermee strijdige gegevens die eiser aanvoerde niet als doorslaggevend hebben aangemerkt; dat zij aldus hebben geantwoord op zijn conclusie en hun beslissing regelmatig met redenen hebben omkleed;
Dat het onderdeel in dat opzicht feitelijke grondslag mist;
OM DIE REDENEN,
Verwerpt de voorziening;
Veroordeelt eiser in de kosten.