Hof van Cassatie: Arrest van 6 Maart 2018 (België). RG P.17.1279.N

Datum :
06-03-2018
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
1 pagina
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-20180306-6
Rolnummer :
P.17.1279.N

Samenvatting :

Samenvatting 1

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.

Nr. P.17.1279.N

PROCUREUR DES KONINGS BIJ DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG ANTWERPEN, afdeling Turnhout,

eiser,

tegen

ZOEFF vof, met zetel te 2260 Westerlo, Geneinde 100,

beklaagde,

verweerster.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, van 16 november 2017.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan.

Raadsheer Peter Hoet heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Luc Decreus heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Middelen in hun geheel

1. Het eerste middel voert aan dat de appelrechters hun rechtsmacht over-schrijden door eerst te beslissen dat de eerste rechter ten onrechte het verzet niet heeft ongedaan verklaard om vervolgens de gegrondheid van de strafvordering voor de feiten voorwerp van de telastlegging B te beoordelen.

Het tweede middel voert schending aan van artikel 187, § 9, tweede lid, Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis oordeelt ten onrechte dat deze bepaling ook van toepassing is wanneer het beroepen vonnis ten onrechte het verzet niet ongedaan heeft verklaard; de appelrechters die oordelen dat het verzet tegen het in eerste aanleg gewezen verstekvonnis door het beroepen vonnis op verzet onge-daan moest worden verklaard en dit verzet ongedaan verklaren, spreken zich ver-volgens ten onrechte uit over de grond van de zaak.

Het derde middel voert schending aan van de artikelen 203, 204 en 210 Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis kan, aangezien de door het openbaar mi-nisterie tegen het beroepen vonnis aangevoerde grieven betrekking hebben op het ten onrechte niet ongedaan verklaren van het verzet en de strafmaat, na de beslis-sing dat het verzet ten onrechte niet ongedaan is verklaard, de zaak voor wat be-treft de telastlegging B niet ten gronde beoordelen.

2. De appelrechter die ingevolge het hoger beroep van het openbaar ministerie het verzet dat de beklaagde voor de eerste rechter heeft ingesteld, voor het eerst in hoger beroep ongedaan verklaart, moet ingevolge de devolutieve werking van het hoger beroep over de grond van de zaak zelf beslissen binnen de grenzen bepaald door de verklaring van hoger beroep, de overeenkomstig artikel 204 Wetboek van Strafvordering bedoelde grieven en de door artikel 210, tweede lid, Wetboek van Strafvordering desgevallend aan te voeren ambtshalve middelen.

In zoverre de middelen uitgaan van een andere rechtsopvatting, falen zij naar recht.

3. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat:

- de verweerster bij verstekvonnis van 16 maart 2017 werd veroordeeld wegens de op 24 april 2016 gesitueerde telastlegging B;

- de verweerster tegen dit verstekvonnis op 28 april 2017 verzet heeft aangete-kend;

- het beroepen vonnis het verzet van verweerster ontvankelijk heeft verklaard en de verweerster voor de telastlegging B heeft veroordeeld;

- de eiser tegen alle beschikkingen van het beroepen vonnis hoger beroep heeft aangetekend en in het grievenformulier heeft aangegeven gegriefd te zijn door de beslissing het verzet niet ongedaan te verklaren, alsook wat betreft de be-slissing over de straftoemeting;

- het bestreden vonnis, na te hebben beslist dat de eerste rechter het verzet van de verweerster had moeten ongedaan verklaren, gelet op de door de eiser aan-gevoerde beroepsgrieven de strafmaat voor de telastlegging B heeft beoor-deeld.

4. De appelrechters spreken zich bijgevolg in overeenstemming met de devolu-tieve werking van het hoger beroep terecht uit over de strafmaat voor de telastleg-ging B.

In zoverre kan het middel niet worden aangenomen.

5. Voor het overige is het middel gericht tegen overtollige motieven en bijge-volg niet ontvankelijk.

Ambtshalve onderzoek

6. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Laat de kosten de ten laste van de Staat.

Bepaalt de kosten op 64,31 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samen-gesteld uit raadsheer Filip Van Volsem, als waarnemend voorzitter, de raadsheren Alain Bloch, Peter Hoet, Erwin Francis en Sidney Berneman, en op de openbare rechtszitting van 6 maart 2018 uitgesproken door waarnemend voorzitter Filip Van Volsem, in aanwezigheid van advocaat-generaal Luc Decreus, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

K. Vanden Bossche

S. Berneman E. Francis

P. Hoet A. Bloch F. Van Volsem