Hof van Cassatie: Arrest van 6 September 1993 (België). RG 8332

Datum :
06-09-1993
Taal :
Frans Nederlands
Grootte :
2 pagina's
Sectie :
Rechtspraak
Bron :
Justel N-19930906-13
Rolnummer :
8332

Samenvatting :

Wanneer een opdrachtgever werken laat uitvoeren door een niet-geregistreerde aannemer en de bedragen die hij verschuldigd is met toepassing van art. 30bis, alinéa 3, eerste lid, Sociale-Zekerheidswet Werknemers 1969, niet aan de R.S.Z. stort, is de vordering van de Rijksdienst tot betaling van de bijslag als bepaald in het derde lid van dit art. 30bis, alinéa 3, geen burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf, als bedoeld in art. 26 V.T.Sv.

Arrest :

Voeg het document toe aan een map () om te beginnen met annoteren.
HET HOF; - Gelet op het bestreden arrest, op 26 maart 1992 door het Arbeidshof te Brussel op verwijzing gewezen;
Gelet op het arrest van het Hof van 4 december 1989;
Over het tweede middel, gesteld als volgt : " schending van artikelen 30bis, alinéa alinéa 1 en 3, eerste en derde lid, en 42 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (artikel 30bis ingevoegd en artikel 42 gewijzigd door de wet van 4 augustus 1978), en 3, 4, 26 en 28 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering (gewijzigd bij wet van 30 mei 1961),
doordat het arbeidshof in de bestreden beslissing met betrekking tot de terugvordering van 233 034 frank in toepassing van artikel 30bis, alinéa 3, derde lid van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, oordeelt dat de verjaring van de vordering niet was bereikt, op volgende gronden : "de niet naleving door (eiseres) van de door artikel 30bis, alinéa 3 opgelegde verplichting om "bij iedere betaling die hij of zij aan de medecontractant doet 15 % van het door hem of haar verschuldigd bedrag in te houden en door te storten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid" maakt een misdrijf uit, nu dergelijke nalatigheid wordt gesanctioneerd, onverminderd de toepassing van de sancties voorzien door artikel 35, 1ste lid, 3° van de Sociale Zekerheidswet. De door (verweerder) ingestelde vordering tegen (eiseres) is dan ook gelijkgesteld met een burgerlijke vordering voortspruitend uit een misdrijf welke krachtens artikel 26 van de voorafaande titel van het Wetboek van Strafvordering verjaart door verloop van 5 jaar te rekenen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd, zonder echter te kunnen verjaren vóór de strafvordering",
terwijl verweerder een bedrag vorderde van 233 034 frank om reden dat eiseres nagelaten zou hebben "te voldoen aan art. 30bis, alinéa 3, van de (...) Sociale Zekerheidswet, krachtens hetwelk zij ertoe verplicht was bij iedere betaling die zij aan haar medecontractant/niet geregistreerde aannemer deed, 15 % van het door haar verschuldigde bedrag (exclusief BTW) in te houden en door te storten bij (verweerder), uit hoofde waarvan zij aldus aan (verweerder) eveneens verschuldigd werd en is, een bijslag gelijk aan het dubbel van het te betalen bedrag hetzij terzake : 776 780 F. x 15 % x 2 = 233 034 F." (dagvaarding p. 2); overeenkomstig artikel 30bis, alinéa 3, eerste lid van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944, degene die een beroep doet op een niet-geregistreerde medecontractant voor de uitvoering van een krachtens alinéa 1 van deze wetsbepaling door de Koning omschreven werkzaamheid, inderdaad verplicht is bij iedere betaling aan de medecontractant, bepaalde inhoudingen te doen en door te storten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; de niet-naleving van deze verplichting aanleiding kan geven tot de bij artikel 35, eerste lid, 3° van de wet bedoelde straffen alsook tot het krachtens artikel 30bis, alinéa 3, derde lid, van deze verschuldigd zijn, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van een "bijslag", gelijk aan het dubbel van het te betalen bedrag; deze bijslag een burgerlijke sanctie vormt voor de niet-naleving van een sociaalrechtelijke verplichting die daarenboven strafrechtelijk wordt gesanctioneerd; de opvordering van deze bijslag, door verweerder, geenszins kan opgevat worden als, noch kan gelijkgesteld worden met een rechtsvordering tot herstel van schade door een misdrijf veroorzaakt, zoals bedoeld bij artikelen 3 en 4 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, waa
rop de verjaringstermijn bedoeld bij artikel 26 van deze wet zou toepasselijk zijn; de opvordering van de bijslag, bedoeld in artikel 30bis, alinéa 3, derde lid, van genoemde wet van 27 juni 1969, onderworpen is aan de verjaringstermijn bepaald bij artikel 42 van dezelfde wet, met name drie jaren; het arbeidshof vaststelt dat de laatste factuur van eiseres' niet-geregistreerde medecontractant dateerde van 12 juli 1983, terwijl de dagvaarding tussenkwam op 27 augustus 1986; zoadat het arbeidshof niet wettig kon oordelen dat de vordering inzake de bijslag wegens niet-inhouding en doorstorting van bedragen, ter gelegenheid van de betalingen van de niet-geregistreerde medecontractant, niet verjaard was (schending van alle in de aanhef van het middel aangehaalde wetsbepalingen)" :
Overwegende dat de bijslag, bedoeld in artikel 30bis, alinéa 3, derde lid, van de Sociale-Zekerheidswet van 27 juni 1969, een administratieve sanctie is, die rechtstreeks krachtens de wet toepasselijk is op degene die de in artikel 30bis, alinéa 3, eerste en tweede lid, bepaalde stortingen bij verweerder niet heeft verricht;
Dat, anders dan het arrest oordeelt, de rechtsvordering van verweerder tot betaling van die bijslag niet is gelijkgesteld met een burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf, als bedoeld in artikel 26 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering;
Dat het middel gegrond is;
Om die redenen, vernietigt het bestreden arrest, behoudens in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest; houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over; verwijst de aldus beperkte zaak naar het Arbeidshof te Antwerpen.